Uitzondering op bovenstaande procedure
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
De Dienst Uitvoering Onderwijs neemt verzoeken tot ruiling van een bewijs van toelating
dat is verkregen via decentrale selectie niet in behandeling, omdat dat niet zou stroken
met de gronden waarop het instellingsbestuur tot een dergelijke toelating heeft besloten.
Als de ruiling niet lukt, heeft de gegadigde twee mogelijkheden:
-
− hij besluit toch de opleiding te gaan volgen aan de instelling waaraan hij is geplaatst.
De gegadigde moet zich dan tijdig inschrijven aan deze instelling. Dit om te voorkomen
dat de geldigheid van het bewijs van toelating verloopt terwijl de gegadigde wacht
op ruiling.
-
− hij ziet af van het volgen van de opleiding aan de instelling die niet zijn eerste
voorkeur heeft. Hij levert zijn bewijs van toelating in gelijktijdig met het verzoek
om ruiling.
Het verzoek tot ruiling blijft gedurende de lotingprocedure in portefeuille, zolang
de ruiling nog niet tot stand is gekomen.
Overigens moet de kans dat verzoeken tot ruiling kunnen worden gekoppeld, niet al
te groot worden ingeschat. Bij de verdeling van de plaatsen over de instellingen is
immers al zo veel mogelijk rekening gehouden met de eerste voorkeur. Gegadigden doen
er dan ook verstandig aan, gebruik te maken van hun bewijs van toelating.
De aanstaande studenten worden van deze regeling op de hoogte gebracht door de brochure
‘Alles over opleidingen met een numerus fixus’. Deze brochure wordt begin mei aan
alle aanstaande studenten gestuurd, die zich hebben aangemeld voor een opleiding waarvoor
geloot moet worden.
Deze beleidsregel treedt op 1 januari 2010 in werking en vervalt uiterlijk op 1 januari
2014.
Met ingang van 1 januari 2010 worden de beleidsregel ‘Ruilen van bewijzen van toelating’ en de beleidsregel ‘Ruilen van bewijzen van toelating 2005’ ingetrokken.