Omzetbelasting, toepassing integratieheffing; intrekking goedkeuring

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2013

Omzetbelasting, toepassing integratieheffing; intrekking goedkeuring

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Met dit besluit wordt het besluit van 30 november 1994, nr. VB 94/3619 per 1 januari 2010 ingetrokken. Tevens bevat dit besluit een overgangsregeling voor onroerende zaken waarvan de realisatie is gestart per 31 december 2009 en voor het beheer en onderhoud van bepaalde woningen indien daarvoor op die datum een overeenkomst is gesloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Bij besluit van 30 november 1994, nr. VB 94/3619 (hierna mededeling 26) is een goedkeurende regeling getroffen voor het achterwege laten van de zogenoemde integratieheffing (artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 [hierna: Wet OB]). Toepassing van deze regeling is mogelijk voor woningcorporaties, gemeentelijke woningbedrijven, pensioenfondsen en dergelijke instellingen, alsmede ziekenhuizen en bejaardentehuizen die aan de in mededeling 26 genoemde voorwaarden voldoen

Mededeling 26 wordt met ingang van 1 januari 2010 ingetrokken. In verband daarmee kom ik tot de volgende overgangsregeling.

2. Overgangsregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De goedkeurende regeling blijft tot 1 januari 2014 van toepassing voor onroerende zaken waarvan de bestemming voor bedrijfsdoeleinden (als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel b, Wet OB) vóór die datum heeft plaatsgevonden. Hierbij geldt als voorwaarde dat vóór 31 december 2009 een aanvang is gemaakt met de realisatie van deze zaken. Hiervan is sprake indien met het oog op de realisatie van de onroerende zaken kosten zijn gemaakt die rechtstreeks en objectief aantoonbaar zijn toe te rekenen aan die realisatie dan wel indien voor de realisatie van deze onroerende zaken contractueel vastgelegde verplichtingen zijn aangegaan. Het louter in bezit hebben of verkrijgen van grond, zonder dat sprake is van zo’n rechtstreekse en aantoonbare relatie, is onvoldoende voor toepassing van de overgangsregeling.

In § 4 van mededeling 26 is een faciliteit getroffen voor het beheer en/of onderhoud van woningen. Ook voor de onder deze paragraaf te rangschikken werkzaamheden geldt dat per 31 december 2009 lopende contracten worden geëerbiedigd tot uiterlijk 1 januari 2014.

Ter voorkoming van misverstanden merk ik het volgende op. Als een onroerende zaak onderdeel uitmaakt van een méér onroerende zaken omvattend project (bijvoorbeeld een woonwijk), wordt de toepassing van de overgangsregeling per onroerende zaak getoetst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 december 2009

De

staatssecretaris

van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven