§ 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 19-10-2019]
Artikel 1
[Regeling vervallen per 19-10-2019]
Deze verordening verstaat onder:
productschap: Productschap Diervoeder;
secretaris: secretaris van het productschap;
ondernemer: natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het productschap
is ingesteld;
landbouwhuisdieren: dieren, behorend tot soorten die normaal door de mens worden gevoederd
en gehouden, en die worden gegeten dan wel waarvan de producten worden geconsumeerd
of een andere bestemming hebben (inclusief pelsdieren);
mengvoeders: mengsels van voedermiddelen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd
voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;
voedermiddelen: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat,
vers of verduurzaamd en de afgeleide producten van hun industriële verwerking, alsmede
organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om
te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na bewerking, voor
de bereiding van mengvoeders dan wel als dragers in voormengsels;
kunstmelkvoeders: mengvoeders die in droge staat of na oplossing in een bepaalde hoeveelheid
vloeistof kunnen dienen voor de voeding van jonge dieren in aanvulling op of in plaats
van de postcolostrale melk of voor de voeding van vleeskalveren;
huisdiervoeders: diervoeders, in de vorm van voedermiddelen of van mengvoeders, kennelijk
als zodanig bestemd voor de voeding van honden en katten;
droge voeders: huisdiervoeders met een vochtgehalte van 14% of minder;
halfvochtige voeders (semi-moist):
vochtige voeders (moist): huisdiervoeders met een vochtgehalte van 60% of meer;
vochtrijke voedermiddelen: voedermiddelen met een vochtgehalte van meer dan 15%;
droge voedermiddelen: voedermiddelen met een vochtgehalte van 15% en minder;
handelaar in voedermiddelen: de ondernemer die voedermiddelen in het verkeer brengt,
verkoopt of aflevert voor zover deze niet door hemzelf zijn geproduceerd;
gedroogde voedergewassen: de voedergewassen die minder dan 15% vocht bevatten en zijn
opgenomen in de bijlage;
toevoegingsmiddelen: Stoffen, micro-organismen en preparaten die geen voedermiddelen
nog voormengsels zijn en die opzettelijk aan diervoeder of water worden toegevoegd
met name met het oog op een of meer van de volgende functies. Het toevoegmiddel moet
(a) de eigenschappen van het diervoeder gunstig beïnvloeden, (b) de eigenschappen
van dierlijke producten gunstig beïnvloeden, (c) de kleuren van siervissen en –vogels
gunstig beïnvloeden, (d) voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren, (e) het milieu-effect
van de dierlijke productie gunstig beïnvloeden, (f) de dierlijke productie, prestaties
of welzijn gunstig beïnvloeden, met name door in te werken op de maag- en darmflora
of op de verteerbaarheid van diervoeders, of (g) een coccidiostatische of histomonostatische
werking teweeg brengen.