Uitvoeringsbesluit Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit van 7 januari 2009, houdende bepalingen ter uitvoering van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Uitvoeringsbesluit Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 3 november 2008, nr. C/2008027300, directie juridische zaken, sector wet- en regelgeving;

Gelet op de artikelen 1, tweede lid, en 10, derde lid, van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 3 december 2008, nr. W07.08.0476/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 31 december 2008, nr. C2008033279;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 2 Onder het aanwenden van geweld wordt mede verstaan:

    • a. het dreigen met geweld;

    • b. het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen.

§ 2. Uiterlijke kentekenen van kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen

Artikel 2

  • 1 Een kustwachtschip voert duidelijk kenbaar de volgende uiterlijke kentekenen:

    • a. het logo van de Kustwacht, dat op de romp wordt aangebracht;

    • b. de belettering «Coast Guard».

  • 2 Een kustwachtluchtvaartuig voert duidelijk kenbaar de Koninkrijksvlag.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen die kenbaar in gebruik zijn bij de krijgsmacht van het Koninkrijk.

§ 3. Algemene geweldbepalingen

Artikel 3

Het gebruik van een geweldmiddel ter uitvoering van de taken van de Kustwacht is uitsluitend toegestaan aan de commandant, onderscheidenlijk aan een aangewezen opvarende:

  • a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, en

  • b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend.

Artikel 4

Indien de aangewezen opvarende onder leiding van een ter plaatse aanwezige commandant optreedt, gebruikt hij geen geweld dan na een vooraf gegeven uitdrukkelijke last van deze commandant. De commandant geeft daarbij aan van welk geweldmiddel gebruik wordt gemaakt.

Artikel 5

  • 1 Tenzij de omstandigheden dit niet toelaten, gaat aan het gebruik van geweld een duidelijke waarschuwing vooraf.

  • 2 Indien het gebruik van geweld bestaat in het gericht schieten met een vuurwapen op een persoon, kan de waarschuwing zo nodig worden vervangen door een waarschuwingsschot.

  • 3 Een waarschuwingsschot wordt op een zodanige wijze gegeven dat gevaar voor personen of zaken zoveel mogelijk wordt vermeden.

Artikel 6

De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, mag naast het gebruik van fysiek geweld uitsluitend gebruik maken van de volgende geweldmiddelen:

  • a. een vuurwapen;

  • b. een vuurwapen als slag- of stootwapen;

  • c. een hulpmiddel voor het afgeven van niet-penetrerende munitie;

  • d. een wapenstok;

  • e. handboeien;

  • f. pepperspray.

Artikel 7

Bij gebruik van fysiek geweld dan wel een geweldmiddel wordt in verhouding tot het beoogde doel de meest lichte vorm van geweld gebruikt en worden de daaraan verbonden risico’s zo veel mogelijk beperkt.

Artikel 8

  • 1 De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, die geweld heeft aangewend, waaronder begrepen het geven van een waarschuwingsschot, meldt de feiten en omstandigheden dienaangaande, alsmede de gevolgen hiervan, onverwijld aan een door de directeur van de Kustwacht aangewezen functionaris.

  • 2 De melding, bedoeld in het eerste lid, wordt door de daar bedoelde functionaris terstond vastgelegd in een schriftelijk rapport. De functionaris doet het rapport onverwijld toekomen aan de directeur van de Kustwacht.

  • 3 De directeur van de Kustwacht brengt het rapport, zo nodig vergezeld van zijn kanttekeningen, onverwijld ter kennis van de officier van justitie ter standplaats waarbinnen het geweld is aangewend, indien:

    • a. de gevolgen van het aanwenden van geweld daartoe naar het oordeel van de directeur van de Kustwacht aanleiding geven;

    • b. het aanwenden van geweld lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis dan wel de dood heeft veroorzaakt; of

    • c. gebruik is gemaakt van een vuurwapen en daarmee één of meer schoten zijn gelost.

§ 4. Vuurwapens

Artikel 9

  • 1 Het gebruik van een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur is slechts geoorloofd:

    • a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat die persoon een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dat tegen personen zal gebruiken dan wel ander levensbedreigend geweld tegen personen zal gebruiken;

    • b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken en die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het plegen van een ernstig misdrijf, dat bovendien moet worden aangemerkt als een grove aantasting van de rechtsorde.

  • 2 Onder het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onder b, worden mede begrepen poging tot en deelneming aan het misdrijf.

Artikel 10

Bij gebruik van een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur wordt het volgende in acht genomen:

  • a. zwaar lichamelijk letsel of erger wordt zo veel mogelijk voorkomen;

  • b. zo mogelijk wordt op de benen geschoten;

  • c. risico’s voor derden worden zo veel mogelijk vermeden.

Artikel 11

De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, mag slechts uit voorzorg een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur ter hand nemen indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een situatie als bedoeld in artikel 9 ontstaat, waarin hij bevoegd is het vuurwapen te gebruiken. Zodra blijkt dat een dergelijke situatie zich niet voordoet, wordt het ter hand nemen van het vuurwapen beëindigd.

Artikel 12

  • 1 Het gebruik van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur is slechts geoorloofd tegen personen, vervoermiddelen, vaartuigen en luchtvaartuigen, waarin of waarop zich personen bevinden in een situatie waarin sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf.

  • 2 Een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur mag slechts ter hand worden genomen:

    • a. ten behoeve van de opleiding; of

    • b. voor het verrichten van een aanhouding van een persoon van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken.

  • 3 Het ter hand nemen van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur in het geval, bedoeld in het tweede lid, onder b, is slechts toegestaan na toestemming van de officier van justitie of, indien diens optreden niet kan worden afgewacht, van de officier van piket bij de Kustwacht.

Artikel 13

  • 1 De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd om boordvuurwapens op een vaartuig te richten indien door de gezagvoerder van dat vaartuig niet terstond aan een vordering als bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt voldaan.

  • 2 De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd om met behulp van een of meer hem ter beschikking staande vuurwapens schoten voor de boeg af te geven, dan wel gericht te vuren op niet-vitale delen van een vaartuig indien:

  • 3 Bij toepassing van het tweede lid:

    • a. wordt niet-explosieve munitie gebruikt;

    • b. wordt niet geschoten over land of over andere vaartuigen;

    • c. worden niet meer schoten afgegeven dan strikt noodzakelijk is.

  • 4 Aan het afgeven van schoten, bedoeld in het tweede lid, gaat een duidelijke waarschuwing vooraf, met vermelding van het tijdstip en, voor zover van toepassing, de delen van het vaartuig waarop zal worden geschoten. Deze waarschuwing blijft slechts achterwege, wanneer de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.

  • 5 Na iedere waarschuwing wordt de aan boord van het vaartuig aanwezige bemanning een redelijke tijd gegeven zich van de aangewezen delen van het vaartuig te verwijderen.

  • 6 De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is uitsluitend bevoegd om gericht op vitale delen van het vaartuig of op zijn bemanning te vuren indien van de zijde van een aangeroepen of gepraaide vaartuig geweld wordt gebruikt waardoor de veiligheid van de commandant of de opvarenden onmiddellijk en in ernstige mate wordt bedreigd.

§ 5. Niet-penetrerende munitie

Artikel 14

Paragraaf 4 is niet van toepassing op het gebruik en het ter hand nemen van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie.

Artikel 15

Het gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie is slechts geoorloofd:

  • a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken; of

  • b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken.

Artikel 16

De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht met een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie zal schieten, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat geschoten zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft slechts achterwege, wanneer de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.

Artikel 17

De artikelen 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing indien de niet-penetrerende munitie wordt afgegeven met een ander hulpmiddel dan een vuurwapen.

§ 6. Handboeien

Artikel 18

  • 1 De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd tot het dragen van handboeien.

  • 2 De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd tot het aanleggen van handboeien bij personen die zijn aangehouden in geval van ontdekking op heterdaad, indien de aangehouden personen zich trachten te onttrekken aan hun aanhouding of indien zij een gevaar vormen voor zijn leven of veiligheid of die van anderen en die onttrekking onderscheidenlijk dat gevaar niet op een andere wijze kan worden voorkomen.

§ 7. Pepperspray

Artikel 19

  • 1 Het gebruik van pepperspray is slechts geoorloofd:

    • a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken;

    • b. om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;

    • c. ter verdediging tegen of voor het onder controle brengen van agressieve dieren.

  • 2 Pepperspray wordt niet gebruikt tegen:

    • a. personen die zichtbaar jonger dan 12 of ouder dan 65 jaar zijn;

    • b. vrouwen die zichtbaar zwanger zijn;

    • c. personen voor wie dit gebruik als gevolg van een zichtbare ademhalings- of andere ernstige gezondheidsstoornis onevenredig schadelijk kan zijn;

    • d. groepen personen.

  • 3 Bij gebruik van pepperspray wordt niet op de mond gericht.

Artikel 20

De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht pepperspray tegen een persoon zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat pepperspray gebruikt zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.

Artikel 21

Pepperspray wordt tegen een persoon per geval ten hoogste twee maal voor de duur van niet langer dan ongeveer een seconde gebruikt en op een afstand van ten minste een meter.

§ 8. Slotbepalingen

Artikel 23

Met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst treden in werking:

Artikel 24

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 januari 2009

Beatrix

De Minister van Defensie

,

E. van Middelkoop

Uitgegeven de twaalfde maart 2009

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven