Subsidieregeling sterktes in innovatie

[Regeling vervallen per 20-08-2014.]
Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 01-01-2009 t/m 28-02-2009

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2008, nr. WJZ/8187136, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten op het terrein van sterktes in innovatie (Subsidieregeling sterktes in innovatie)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • geïndustrialiseerde landen: Canada, Japan, Singapore en de Verenigde Staten van Amerika;

  • innovatie: technologische innovatie, met inbegrip van niet-technologische aspecten voor zover ze dienstbaar zijn aan technologische innovatie;

  • innovatieproject: een samenhangend geheel van activiteiten, dat is gericht op innovatie voor Nederland en een bijdrage kan leveren aan duurzame economische groei in Nederland;

  • innovatiesamenwerkingsverband: een samenwerkingsverband waarvan de activiteiten bestaan uit de uitvoering van een innovatieproject;

  • minister: de Minister van Economische Zaken;

  • opkomende markt: Brazilië, China, India, Indonesië, Maleisië, Thailand, Zuid-Afrika, Zuid-Korea.

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 Als rapport als bedoeld in artikel 12, vierde lid, wordt aangewezen een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen van een externe accountant inzake de actueel gebruikte methode voor berekening van de personeelskosten en indirecte kosten dat is opgesteld in het kader van verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2013) (PbEU L 391) en, indien de subsidie-ontvanger daarover beschikt, een afschrift van de goedkeuring door de Europese Commissie van dat rapport.

Artikel 1.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De vaste opslag voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt 50 procent van de loonkosten.

Artikel 1.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).

Hoofdstuk 2. Internationaal innoveren

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • EUREKA-innovatieproject: een innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een internationaal innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een EUREKA-label;

  • geïndustrialiseerde landen innovatieproject: een innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een internationaal innovatiesamenwerkingsverband en een samenwerkingsverband betreft met een van de geïndustrialiseerde landen;

  • internationaal innovatiesamenwerkingsverband: een samenwerkingsverband waarbij ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde ondernemer is en ten minste één van de partijen een ondernemer of onderzoeksorganisatie is die is gevestigd in een opkomende markt, een geïndustrialiseerd land of een land dat deelneemt aan het EUREKA-programma;

  • opkomende markten innovatieproject: een innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een internationaal innovatiesamenwerkingsverband en een samenwerkingsverband betreft met een van de opkomende markten.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een internationaal innovatiesamenwerkingsverband dat een EUREKA-innovatieproject, een geïndustrialiseerde landen innovatieproject of een opkomende markten innovatieproject uitvoert.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een ondernemer.

Artikel 2.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten van een innovatieproject voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten van een innovatieproject voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten van een innovatieproject voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onder b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 2.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, komen kosten slechts voor subsidie in aanmerking voor zover ze na aanvang van een EUREKA-innovatieproject, een geïndustrialiseerde landen innovatieproject of een opkomende markten innovatieproject zijn gemaakt of, indien indiening van de aanvraag tot verlening van subsidie plaatsvindt na aanvang van een innovatieproject, voor zover ze na de indiening van die aanvraag zijn gemaakt.

Artikel 2.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 2.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijftien leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 2.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien van het innovatieproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • b. afkomstig van een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een onderzoeksorganisatie betreft.

Artikel 2.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. een innovatieproject meer bijdraagt aan technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

    • b. de bijdrage aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van een innovatieproject, de nieuwheid van een samenwerkingsverband en de betrokkenheid van onderzoeksorganisaties groter zijn;

    • c. de projectresultaten meer economische waarde creëren voor Nederland;

    • d. meer wordt aangesloten bij de doelstellingen van de deelnemende ondernemingen en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten uitgebreider zijn.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 2.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies brengen de subsidie-ontvangers gezamenlijk steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het innovatieproject met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de beschikking tot subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.

Artikel 2.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatieonderzoek van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de dag waarop subsidie wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 3. IOP’s

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • IOP: een op innovatie gericht onderzoeksprogramma als bedoeld in artikel 3.7 met als zwaartepunt fundamenteel onderzoek en bestaande uit een samenhangend geheel van onderzoeksprojecten welke door publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en ondernemers worden uitgevoerd;

  • IOP-project: een onderzoeksproject passend binnen een innovatiegericht onderzoeksprogramma, bestaande uit een voor Nederland nieuw, planmatig en met elkaar samenhangend geheel van activiteiten op het terrein van fundamenteel onderzoek of een combinatie van fundamenteel onderzoek met industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

  • IOP-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband van publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en ondernemers, waaronder ten minste een in Nederland gevestigde publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie en ten minste twee in Nederland gevestigde ondernemers.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een IOP-samenwerkingsverband dat een IOP-project uitvoert dat past in een IOP.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Een aanvraag wordt niet ingediend dan nadat daarover namens de commissie, genoemd in artikel 3.9, aan de aanvrager advies is uitgebracht op basis van een vooraanmelding.

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De subsidie bedraagt voorts:

    • a. een forfaitaire bijdrage van € 7.000 per onderzoeker in geval van een stage van een onderzoeker in het buitenland van minimaal drie maanden;

    • b. 50 procent van de kosten van octrooiaanvragen van publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en MKB-ondernemers, tot een maximum van € 8.000 per octrooi.

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Als IOP’s zijn de volgende onderzoeksprogramma’s aangewezen:

  • a. genomics;

  • b. elektromagnetische vermogenstechniek (EMVT);

  • c. precisietechnologie;

  • d. integrale productcreatie en -realisatie (IPCR);

  • e. mens-machine interactie (MMI);

  • f. self healing materials;

  • g. generieke communicatie;

  • h. oppervlaktetechnologie;

  • i. beeldverwerking;

  • j. photonic devices.

Artikel 3.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste twaalf leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 3.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. van het onderzoek onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • b. er een aanzienlijke kans is dat de uitvoering of het resultaat van het onderzoek zal leiden tot een ernstige aantasting van milieu of leefomgeving.

Artikel 3.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. de bijdrage aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van een IOP groter is;

    • b. het IOP-project meer voldoet aan kwaliteit en innovativiteit;

    • c. het IOP-project meer mogelijkheden bevat voor economisch perspectief van de voorziene resultaten van het project;

    • d. het IOP-project een bijdrage kan leveren aan duurzame ontwikkeling.

  • 2 Voor de rangschikking weegt het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde criterium mee voor 3/9, het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde criterium voor 3/9, het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde criterium voor 2/9 en het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde criterium voor 1/9.

Artikel 3.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan de evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde IOP-project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 3.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies brengt een subsidie-ontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het IOP-project met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan, de bij de beschikking tot subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten, van de aangevraagde en overgedragen IE-rechten en over de toepassing van de resultaten van het IOP-project.

Artikel 3.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger draagt, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister, met betrekking tot de resultaten van het onderzoek, zorg voor:

    • a. de verwerving en de tenaamstelling op eigen naam van rechten van intellectuele eigendom op de resultaten die daarvoor in aanmerking komen;

    • b. de instandhouding en exploitatie van de rechten, bedoeld in onderdeel a;

    • c. de instandhouding en exploitatie van overige daarvoor in aanmerking komende kennis die uit het onderzoek wordt gegenereerd.

  • 2 Indien de subsidie-ontvanger niet zelf de in het eerste lid, onder a, bedoelde rechten benut, draagt hij deze over aan één of meer deelnemers in het IOP-project.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde deelnemers geen interesse hebben in de in het eerste lid, onder a, bedoelde rechten kan de subsidie-ontvanger, alleen na voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister en behoudens de situatie dat de minister bij de subsidieverlening een verplichting heeft opgelegd met betrekking tot het geven van bekendheid aan het onderzoek en de resultaten ervan, ter beschikking stellen aan derden:

    • a. rechten van intellectuele eigendom op de resultaten van het onderzoek;

    • b. aanspraken op een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het onderzoek;

    • c. rechten die voortvloeien uit een aanvraag om een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het onderzoek.

  • 4 De subsidie-ontvanger belast, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister, de in het derde lid bedoelde rechten en aanspraken niet met een zekerheidsrecht ten behoeve van een derde.

  • 5 De minister kan aan een ontheffing als bedoeld in het eerste, derde of vierde lid voorschriften verbinden.

Artikel 3.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Hoofdstuk 4. Life Sciences & Health

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen Life Sciences & Health

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • ETB-samenwerkingsverband: een internationaal samenwerkingverband dat een LSH-project uitvoert en:

    • a. dat uit minimaal twee MKB-ondernemers bestaat waarbij de ene in Nederland is gevestigd en de andere deelneemt aan het Euro Trans Bio netwerk,

    • b. waarin de inbreng van de MKB-ondernemers gezamenlijk minimaal 50 procent van de totale subsidiabele kosten van het LSH-project bedraagt,

    • c. waarin de inbreng van één land of samenwerkingspartner niet hoger is dan 70 procent van de subsidiabele kosten van het LSH-project en

    • d. waarvan de projectcoördinator een MKB-ondernemer is;

  • internationaal MKB-samenwerkingsverband: een internationaal samenwerkingverband dat een LSH-project uitvoert en:

    • a. dat bestaat uit minimaal twee deelnemers waarbij de ene in Nederland is gevestigd als MKB-ondernemer en de andere in een land, genoemd in bijlage 4.1;

    • b. waarin de inbreng van één land of samenwerkingspartner niet hoger is dan 70 procent van de subsidiabele kosten van het LSH-project en

    • c. waarvan de projectcoördinator een MKB-ondernemer is.

  • LSH-project: een internationaal innovatieproject op het gebied van:

    • a. geneesmiddelenontwikkeling,

    • b. ontwikkeling van medische technologie welke leidt tot specifieke behandelmethodes of diagnostiek of

    • c. ontwikkeling van biomedische materialen of producten gebaseerd op deze materialen, dat past binnen bijlage 4.2.

§ 2. Subsidie aan ETB-samenwerkingsverbanden

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een ETB-samenwerkingsverband dat een LSH-project uitvoert.

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een MKB-ondernemer.

Artikel 4.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 4.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste twee en ten hoogste vijf leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. niet ten minste 35 procent van de op grond van dit hoofdstuk subsidiabele kosten ten laste komen van deelnemende MKB-ondernemers;

  • b. het ETB-samenwerkingsverband na indiening van de aanvraag niet meer voldoet aan artikel 4.1 of de financiering van het totale project onvoldoende blijkt;

  • c. van het LSH-project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 4.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. meer wordt bijgedragen aan technologische of wetenschappelijke vernieuwing of aan wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

    • b. het economische en sociale perspectief van het LSH-project groter is;

    • c. de internationale samenwerking binnen het project doelmatiger en doeltreffender is;

    • d. de beschikbaarheid van de benodigde menskracht, de financiële draagkracht en faciliteiten zoals laboratoria en gespecialiseerde apparatuur meer is aangetoond.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 4.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem mag worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 3. Subsidie aan internationale MKB-samenwerkingsverbanden

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een internationaal MKB-samenwerkingsverband dat een LSH-project uitvoert.

Artikel 4.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een MKB-ondernemer.

Artikel 4.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 4.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 4.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste twee en ten hoogste vijf leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 4.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. niet ten minste 35 procent van de op grond van dit hoofdstuk subsidiabele kosten ten laste komen van deelnemende MKB-ondernemers;

  • b. het internationaal MKB-samenwerkingsverband na indiening van de aanvraag niet meer voldoet aan artikel 4.1 of de financiering van het totale project onvoldoende blijkt;

  • c. van het LSH-project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 4.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. meer wordt bijgedragen aan technologische of wetenschappelijke vernieuwing of aan wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

    • b. het economische en sociale perspectief van het LSH-project groter is;

    • c. de internationale samenwerking binnen het project doelmatiger en doeltreffender is;

    • d. de beschikbaarheid van de benodigde menskracht, de financiële draagkracht en faciliteiten zoals laboratoria en gespecialiseerde apparatuur meer is aangetoond.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 4.19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem mag worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 5. Food & Nutrition Delta

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen Food & Nutrition Delta

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • FND-haalbaarheidsproject: een samenstel van activiteiten, dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een FND-innovatieproject;

  • FND-innovatieproject: een innovatieproject, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, dat past binnen bijlage 5.1;

  • FND-MKB-innovatieproject: een FND-innovatieproject, uitgevoerd door een FND-MKB-samenwerkingsverband;

  • FND-MKB-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een FND-MKB-innovatieproject;

  • FND-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, opgericht ten behoeve van de uitvoering van een FND-innovatieproject, dat bestaat uit ten minste twee niet in een groep verbonden partijen, waarbij ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde ondernemer is en een andere partij ofwel een ondernemer ofwel een onderzoeksorganisatie is.

§ 2. FND-haalbaarheidsprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-ondernemer die een FND-haalbaarheidsproject uitvoert.

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 5.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. het FND-innovatieproject waarop het FND-haalbaarheidsproject betrekking heeft technisch onvoldoende risicovol is;

  • b. van het FND-haalbaarheidsproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • c. het FND-haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten.

Artikel 5.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Een subsidie-ontvanger is verplicht bekendheid aan het project en de resultaten ervan te geven.

Artikel 5.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 3. FND-innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer, in een FND-samenwerkingsverband dat een FND-innovatieproject uitvoert.

Artikel 5.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een ondernemer die deelneemt aan het FND-MKB-samenwerkingsverband.

Artikel 5.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een FND-innovatieproject:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages genoemd in het eerste lid, onder b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 5.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 5.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 5.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien van het FND-innovatieproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 5.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate het FND-innovatieproject meer bijdraagt aan:

    • a. de technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

    • b. het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het samenwerkingsverband en de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;

    • c. de kwaliteit van de technologische samenwerking, tenminste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de mate van toereikendheid van de capaciteiten van de deelnemers en de mate van de kwaliteit van de projectorganisatie;

    • d. de verbetering van de ecologische of sociale prestaties van een deelnemer in een samenwerkingsverband, dan wel van de ecologische of sociale aspecten van de samenleving, waarbij onder verbetering van de sociale prestaties of van de sociale aspecten mede verstaan wordt: het realiseren van een bijdrage aan de volksgezondheid.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 5.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Een subsidie-ontvanger is verplicht bekendheid aan het project en de resultaten ervan te geven.

Artikel 5.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 4. FND-MKB-innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een FND-MKB-samenwerkingsverband dat een FND-MKB-innovatieproject uitvoert.

Artikel 5.20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een ondernemer die deelneemt aan het FND-MKB-samenwerkingsverband.

Artikel 5.21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een FND-MKB-innovatieproject:

    • a. 35 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 25 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages genoemd in het eerste lid, onderdeel a en b, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 5.22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 5.24

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien het FND-MKB-innovatieproject niet voldoende bijdraagt aan:

  • a. de technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

  • b. het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het samenwerkingsverband en de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;

  • c. de kwaliteit van de technologische samenwerking, tenminste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de mate van toereikendheid van de capaciteiten van de deelnemers en de mate van de kwaliteit van de projectorganisatie;

  • d. de verbetering van de ecologische of sociale prestaties van een deelnemer in een samenwerkingsverband, dan wel van de ecologische of sociale aspecten van de samenleving, waarbij onder verbetering van de sociale prestaties of van de sociale aspecten mede verstaan wordt: het realiseren van een bijdrage aan de volksgezondheid.

Artikel 5.25

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 6. HTAS-innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen HTAS-innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • HTAS-doorbraakproject: een samenhangend geheel van activiteiten,al dan niet opgesplitst in opeenvolgende deelprojecten, dat de strategische hoofddoelen van het innovatieprogramma High Tech Automotive Systems (HTAS) zoals genoemd in bijlage 6.1 haalbaar kan maken, en is gericht op de in de roadmap van HTAS benoemde prioriteiten zoals genoemd in bijlage 6.2, waarbij het gaat om een in internationaal perspectief nog niet gerealiseerde integrale technologie of innovatieve integratie van technieken;

  • HTAS-doorbraaksamenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit tenminste één MKB-ondernemer en tenminste één onderzoeksorganisatie en dat voor gezamenlijke rekening en risico een HTAS-doorbraakproject uitvoert;

  • HTAS-internationaal innovatieproject: een innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een HTAS- internationaal innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een Eureka-label of betreffende een samenwerkingsverband met Canada, Japan, Singapore of de Verenigde Staten van Amerika of een samenwerkingsverband op basis van een bilaterale samenwerkingsovereenkomst en dat bijdraagt aan en past binnen de doelstellingen en focusgebieden van het HTAS-programma zoals genoemd in bijlage 6.1;

  • HTAS- internationaal innovatiesamenwerkingsverband: een internationaal innovatiesamenwerkingsverband waarbij:

    • 1°. ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde ondernemer is die een HTAS-internationaal innovatieproject uitvoert, en

    • 2°. ten minste één van de partijen die deelnemen aan het HTAS-internationaal innovatiesamenwerkingsverband gevestigd is in een staat die deelneemt aan het Eureka-programma, in Canada, Japan, Singapore of de Verenigde Staten van Amerika of in een staat die deelneemt aan een bilaterale samenwerkingsovereenkomst en een HTAS-internationaal innovatieproject uitvoert.

§ 2. HTAS-doorbraakprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een HTAS-doorbraaksamenwerkingsverband dat een HTAS-doorbraakproject uitvoert.

Artikel 6.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een deelnemer in het HTAS-doorbraaksamenwerkingsverband.

Artikel 6.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een HTAS-doorbraakproject:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 6.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 6.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 6.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. van een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een onderzoeksorganisatie betreft;

  • b. indien de subsidiabele kosten van een HTAS-doorbraakproject minder dan € 1.500.000 bedragen;

  • c. indien het in onvoldoende mate gaat om het realiseren van een technologische doorbraak en er in onvoldoende mate sprake is van in internationaal perspectief nog niet gerealiseerde integrale technologie of innovatieve integratie van technieken;

  • d. indien er geen daadwerkelijke inbreng van het MKB is;

  • e. indien van het HTAS-doorbraakproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

§ 3. HTAS-internationale innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een HTAS-internationaal innovatiesamenwerkingsverband dat een HTAS-internationaal innovatieproject uitvoert.

Artikel 6.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een deelnemer in het HTAS-internationaal innovatiesamenwerkingsverband.

Artikel 6.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een HTAS-internationaal innovatieproject:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 6.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 6.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De adviescommissie, genoemd in artikel 6.6 heeft eveneens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23, onderdelen e tot en met h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en in artikel 6.14 en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 6.15.

Artikel 6.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag

  • a. van een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een onderzoeksorganisatie betreft;

  • b. wanneer het project niet past binnen de focusgebieden van het HTAS-innovatieprogramma zoals omschreven in bijlage 6.1;

  • c. indien van het HTAS-internationaal innovatieproject project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 6.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate een HTAS-internationaal innovatieproject meer voldoet aan de volgende criteria:

    • a. technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

    • b. de doelmatigheid en de doeltreffendheid van een project, de nieuwheid van een samenwerkingsverband en de betrokkenheid van de onderzoeksorganisaties;

    • c. de verwachte economische waarde van de projectresultaten, de aansluiting bij de doelstellingen van de deelnemers en de uitgebreidheid van de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten;

    • d. de in bijlage 6.1opgenomen doelstellingen en focusgebieden van het HTAS-innovatieprogramma.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid genoemde criteria even zwaar.

Artikel 6.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies brengt een subsidie-ontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het HTAS-internationaal innovatieproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de beschikking tot subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.

Hoofdstuk 7. InnoWATOR

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen InnoWATOR

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • innoWATOR-project: een innovatieproject, bestaande uit industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan, dat is gericht op de ontwikkeling van een product, proces of dienst en dat past binnen bijlage 7.1;

  • internationaal innoWATOR-project: een innovatieproject dat industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan omvat en dat, voor zover het industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan betreft, hetzij is voorzien van een EUREKA-label, hetzij een samenwerkingsverband betreft met een van de geïndustrialiseerde landen, en dat is gericht op de ontwikkeling van een product, proces of dienst en dat past binnen bijlage 7.1 van deze regeling;

  • innoWATOR-samenwerkingsverband: een innovatiesamenwerkingsverband dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een innoWATOR-project en waaraan ten minste één in Nederland gevestigde ondernemer deelneemt;

  • internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband: een innovatie samenwerkingsverband dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een internationaal innoWATOR-project en waaraan ten minste één in Nederland gevestigde ondernemer deelneemt en één andere partij deelneemt die is gevestigd in een staat die deelneemt aan het Eureka-programma of die is gevestigd in een geïndustrialiseerd land.

§ 2. InnoWATOR-projecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 7.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een innoWATOR-samenwerkingsverband dat een innoWATOR-project uitvoert.

Artikel 7.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een ondernemer.

Artikel 7.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een innoWATOR-project:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 7.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen

Artikel 7.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste 21 leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 7.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 150.000;

  • b. het project onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 7.1;

  • c. er geen relevante potentiële eindgebruiker van de te ontwikkelen technologie bij het project betrokken is;

  • d. van het innoWATOR-project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 7.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. de kwaliteit van de samenwerking beter is, tenminste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de mate van toereikendheid van de capaciteiten van de deelnemers, de mate van de kwaliteit van de projectorganisatie, de betrokkenheid van een MKB-ondernemer en van een onderzoeksorganisatie bij het project;

    • b. het meer bijdraagt aan technologische innovatie, tenminste blijkend uit de mate waarin kennis uit een onderzoeksorganisatie wordt aangewend ten behoeve van het innoWATOR-project;

    • c. het meer bijdraagt aan het duurzaam Nederlands economisch perspectief, tenminste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten;

    • d. de betrokkenheid van een relevante beoogde eindgebruiker van de te ontwikkelen technologie, al of niet als deelnemer in het samenwerkingsverband, groter is.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 7.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 3. Internationale innoWATOR-projecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 7.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband dat een internationaal innoWATOR-project uitvoert.

Artikel 7.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een innoWATOR-project:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 7.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 7.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De adviescommissie, genoemd in artikel 7.6 heeft eveneens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23, onderdelen e tot en met h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en in artikel 7.16 en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 7.17.

Artikel 7.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 150.000;

  • b. het project onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 7.1;

  • c. er geen relevante potentiële eindgebruiker van de te ontwikkelen technologie bij het project betrokken is;

  • d. van het Internationaal innoWATOR-project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 7.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. de kwaliteit van het internationaal innoWATOR-project beter is, blijkend uit de kwaliteit van de methodologie, het werkplan en de wijze waarop de resultaten zullen worden geëxploiteerd en verspreid;

    • b. de kwaliteit van het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband beter is, blijkend uit de kwaliteit van het project management, de competentie en complementariteit van de deelnemers in het samenwerkingsverband, de betrokkenheid bij het project van een eindgebruiker, de deelname van een MKB-ondernemer en van een onderzoeksorganisatie aan het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband;

    • c. het internationaal innoWATOR-project een grotere impact heeft, blijkend uit de mate van innovativiteit, de duurzaamheid van de projectresultaten, de toegevoegde waarde van de internationale samenwerking en het economische perspectief;

    • d. de resultaten van het internationaal innoWATOR-project gunstiger zijn in verhouding tot de kosten van het project.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 7.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies brengt de subsidie-ontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het internationaal innoWATOR-project met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de beschikking tot subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.

Artikel 7.19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 8. Maritiem

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • maritiem innovatieproject: een samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, binnen de sectoren offshore en maritieme maakindustrie;

  • maritiem innovatiesamenwerkingsverband: een samenwerkingsverband dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een maritiem innovatieproject;

  • maritiem MKB-project: een samenhangend geheel van activiteiten dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een innovatieproject;

  • maritiem MKB-samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband dat is opgericht voor de uitvoering van een maritiem MKB-project dat bestaat uit ten minste twee niet in een groep verbonden partijen, waarbij ten minste één van de partijen een MKB-ondernemer is en een andere partij een ondernemer of een onderzoeksorganisatie is.

§ 2. Maritieme MKB-projecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een deelnemer in een maritiem MKB-samenwerkingsverband, dat een maritiem MKB-project uitvoert dat past binnen bijlage 8.1, of aan een MKB-ondernemer, die een maritiem MKB-project uitvoert dat past binnen bijlage 8.1.

Artikel 8.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een MKB-ondernemer.

Artikel 8.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. van het maritiem MKB-project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • b. het maritiem MKB-project onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen zoals opgenomen in bijlage 8.1;

  • c. het innovatieproject waarop het maritiem MKB-project betrekking heeft onvoldoende technisch risicovol is;

  • d. het innovatieproject waarop het maritiem MKB-project betrekking heeft onvoldoende economische perspectieven en toepassingsmogelijkheden biedt;

  • e. de MKB-ondernemer, die geen deel uitmaakt van een maritiem MKB-samenwerkingsverband, geen redelijk deel van de activiteiten heeft uitbesteed aan andere natuurlijke personen of rechtspersonen die niet met hem in een groep of andere economische eenheid zijn verbonden.

§ 3. Maritieme innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 8.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een deelnemer in een maritiem innovatiesamenwerkingsverband, dat een maritiem innovatieproject uitvoert dat past binnen de kaders van bijlage 8.1, of aan een MKB-ondernemer, die een maritiem innovatieproject uitvoert dat past binnen de kaders van bijlage 8.1.

Artikel 8.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een ondernemer.

Artikel 8.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie voor een maritiem innovatieproject:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 8.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 8.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste elf leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 8.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. van het maritiem innovatieproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • b. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 200.000;

  • c. onvoldoende samenhang in het project aanwezig is, gelet op de verhouding tussen de voorgenomen kosten en de omvang van de activiteiten van het maritiem innovatieproject;

  • d. de MKB-ondernemer, die geen deel uitmaakt van een maritiem innovatiesamenwerkingsverband, geen redelijk deel van de activiteiten heeft uitbesteed aan andere natuurlijke personen of rechtspersonen die niet met hem in een groep of andere economische eenheid zijn verbonden.

Artikel 8.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. de kwaliteit van de samenwerking hoger is;

    • b. zij meer bijdragen aan technologische innovatie;

    • c. het economisch perspectief, tenminste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten alsmede het perspectief op arbeidsplaatsen of kennisuitwisseling met human capital, beter is;

    • d. het meer bijdraagt aan duurzaamheid.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 8.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde maritiem innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 9. Point One Boegbeeld

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen Point One Boegbeeld

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • Europees Point One samenwerkingsverband: een consortium van ondernemingen en eventueel andere partners, bijvoorbeeld onderzoeksorganisaties, dat zich in ten minste twee EUREKA-landen bevindt;

  • Internationaal Point One R&D-project: een samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd door een Internationaal R&D-samenwerkingsverband, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, dat is voorzien van een ITEA2, Catrene of MEDEA+ label en dat leidt tot een nieuw product, proces of tot een nieuwe dienst;

  • Internationaal Point One R&D-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden in Nederland gevestigde deelnemers, waaronder één ondernemer, dat onderdeel uitmaakt van een Europees samenwerkingsverband en dat is opgericht voor de uitvoering van een Internationaal Point One R&D-project;

  • Point One MKB-project: een samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd door een Point One MKB-samenwerkingsverband, dat leidt tot een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een Point One R&D-project;

  • Point One MKB-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden in Nederland gevestigde deelnemers, waaronder één MKB-ondernemer, dat is opgericht voor de uitvoering van een Point One MKB-project;

  • Point One R&D-project: een samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd door een Point One R&D-samenwerkingsverband, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, dat leidt tot een nieuw product of proces of tot een nieuwe dienst;

  • Point One R&D-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden in Nederland gevestigde deelnemers, waaronder minstens twee ondernemers, waarvan één MKB-ondernemer, dat is opgericht voor de uitvoering van een Point One R&D-project;

§ 2. Point One MKB-projecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een MKB-ondernemer in een Point One MKB-samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Point One MKB-project dat past binnen de technologische gebieden zoals genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 9.1.

Artikel 9.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 9.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. het Point One R&D-project waarop het Point One MKB-project betrekking heeft onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 9.1;

  • b. het Point One R&D-project waarop het Point One MKB-project betrekking heeft onvoldoende technisch risicovol is;

  • c. het Point One MKB-project onvoldoende economisch perspectief, toepassingsmogelijkheden en R&D-kansen van projectresultaten bevat.

Artikel 9.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 3. Point One R&D-projecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een Point One R&D-samenwerkingsverband die een Point One R&D-project uitvoert dat past binnen de technologische gebieden zoals genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 9.1.

Artikel 9.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 9.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 9.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste twintig leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 9.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 1.000.000;

  • b. het onaannemelijk is dat ten minste 20 procent van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door MKB-ondernemers in het Point One R&D samenwerkingsverband;

  • c. onvoldoende samenhang in het project aanwezig is, gelet op de verhouding tussen de voorgenomen kosten en de omvang van de activiteiten van het Point One R&D-project;

  • d. van het project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 9.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate een Point One R&D-project meer bijdraagt aan:

    • a. de doelstellingen van het in de bij deze regeling behorende bijlage 9.1 opgenomen programma;

    • b. de kwaliteit van de samenwerking, ten minste blijkend uit de mate van betrokkenheid van MKB-ondernemingen en het effect van het project op MKB-ondernemingen alsmede de mate van samenwerking met onderzoeksorganisaties;

    • c. technologische innovatie;

    • d. het duurzaam economisch perspectief, tenminste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten alsmede het perspectief op arbeidsplaatsen of kennisuitwisseling met human capital.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 9.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger is verplicht zorg te dragen voor de openbaarmaking van de algemene kennis die voorvloeit uit de resultaten van het Point One R&D-project.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 9.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 4. Internationale Point One R&D-projecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 9.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een deelnemer in een Internationaal Point One R&D-samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Internationaal Point One R&D-project dat past binnen de technologische gebieden zoals genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 9.1.

Artikel 9.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 9.19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 9.20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De in artikel 9.11 genoemde adviescommissie heeft tevens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23, onderdelen e tot en met h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en in artikel 9.22 en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 9.23.

Artikel 9.22

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 1.000.000;

  • b. onvoldoende samenhang in het project aanwezig is, gelet op de verhouding tussen de voorgenomen kosten en de omvang van de activiteiten van het Internationaal Point One R&D-project;

  • c. van het project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 9.23

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate een Internationaal Point One R&D-project meer bijdraagt aan:

    • a. de doelstellingen van bijlage 9.1;

    • b. een brede betrokkenheid van verschillende partijen bij het Internationaal Point One R&D-project, met name van het MKB;

    • c. de kwaliteit van de samenwerking in het Internationaal Point One R&D-project met het oog op het bereiken van de Research & Development doelstellingen en strategische afstemming met andere clusters;

    • d. technologische- en procesinnovatie;

    • e. het duurzaam economisch perspectief, ten minste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten alsmede het perspectief op arbeidsplaatsen of kennisuitwisseling met human capital.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria a en b zwaarder dan de criteria c tot en met e.

Artikel 9.24

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger is verplicht zorg te dragen voor de openbaarmaking van de algemene kennis die voorvloeit uit de resultaten van het internationale Point One R&D-project.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 10. Polymeren

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen polymeren

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 10.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • polymeren haalbaarheidsproject: een samenstel van activiteiten dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een innovatieproject en dat past binnen bijlage 10.1;

  • polymeren MKB-innovatieproject: een innovatieproject bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, dat past binnen bijlage 10.1 en dat wordt uitgevoerd door polymeren MKB-samenwerkingsverband;

  • polymeren MKB-samenwerkingsverband: een innovatiesamenwerkingsverband, opgericht ten behoeve van de uitvoering van een polymeren MKB-innovatieproject waarvan ten minste één van de deelnemers in het polymeren MKB-samenwerkingsverband is een in Nederland gevestigde MKB-ondernemer en een andere partij is ofwel een ondernemer ofwel een onderzoeksorganisatie.

§ 2. Polymeren haalbaarheidsprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 10.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-ondernemer die een polymeren haalbaarheidsstudie uitvoert.

Artikel 10.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 10.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 10.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. van het innovatieproject waarop het polymeren haalbaarheidsproject betrekking heeft onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

    • b. het innovatieproject waarop het polymeren haalbaarheidsproject betrekking heeft technisch onvoldoende risicovol is;

    • c. het polymeren haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten.

Artikel 10.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 3. Polymeren MKB-innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 10.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een polymeren MKB-samenwerkingsverband dat een polymeren MKB-innovatieproject uitvoert.

Artikel 10.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De penvoerder is een MKB-ondernemer.

Artikel 10.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer.

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 10.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 10.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de subsidiabele kosten van het polymeren MKB-innovatieproject minder dan € 50.000 bedragen;

    • b. er geen daadwerkelijke inbreng van het MKB is;

    • c. het polymeren MKB-innovatieproject geen wezenlijke bijdrage levert aan:

      • 1°. de doelstellingen van het Polymeren Innovatie Programma, zoals opgenomen in bijlage 10.1;

      • 2°. technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

      • 3°. het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het polymeren MKB-innovatieproject en de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;

    • d. deze wordt ingediend door een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een onderzoeksorganisatie betreft.

Artikel 10.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 11. Formulieren

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 11.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

  • a. subsidie voor projecten op grond van deze regeling is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 11.1;

  • b. subsidievaststelling voor projecten op grond van deze regeling is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 11.2;

  • c. een vooraanmelding als bedoeld in artikel 3.4 is opgenomen in bijlage 11.3.

Hoofdstuk 12. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 12.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 12.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sterktes in innovatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 1.1, 11.1, 11.2 en 11.3, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 3 december 2008

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

China

Canada

Denemarken

India

Ierland

Japan

Verenigde Staten

Verenigd Koninkrijk

Zwitserland

Zweden

Bijlage 4.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorend bij artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bedrijven en kennisinstellingen hebben samen met het ministerie van EZ het innovatieprogramma Life Sciences & Health (LSH) ontwikkeld. Het programma stimuleert jonge hightech bedrijven nieuwe medische producten (vaccins, geneesmiddelen), behandelingen (weefsel- en orgaanherstel, medische implantaten) en diagnostica te ontwikkelen. Nederland heeft een sterke kennispositie op dit gebied. Bedrijven als Organon, Philips Medical en DSM en diverse jonge, beursgenoteerde life sciences bedrijven als Crucell, Pharming, Octoplus en Galapagos zijn op hun gebied internationaal toonaangevend. De ambitie van het innovatieprogramma LSH is om Nederland een internationale hotspot te laten worden op het gebied van medisch en klinisch onderzoek, waar gezondheidsgerelateerde life sciences bedrijven goed kunnen werken en groeien.

Het ambitieniveau van dit innovatieprogramma is daarbij:

  • Verdubbeling van het aantal R&D georiënteerde LSH-bedrijven binnen 10 jaar van 150 naar 300.

  • Verdubbeling van de omzet van de LSH-sector binnen 10 jaar van 15 miljard euro naar 30 miljard euro.

  • Meer produkten (verder) in de klinische pijplijn (van onderzoek naar patiënt).

De kansen op het gebied van life sciences & health liggen vooral op de gebieden personalized medicine, preventieve diagnostiek en regeneratieve geneeskunde. Hier heeft Nederland met het genomics research en het lopende biomedisch onderzoek een goede kennispositie opgebouwd en zijn recent ook enkele belangrijke publiek-private samenwerkingen gestart. Dit betreft TIPharma, het Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) en het BioMedical Materials program (BMM), die zich richten op het pre-competitieve deel van de kennisontwikkeling.

De drie belangrijke knelpunten binnen de LSH-sector zijn de doorgroei van jonge hightech MKB-ers, netwerkvorming en knelpunten binnen het LSH klimaat (o.a. human capital en wet- en regelgeving). Deze knelpunten belemmeren de valorisatie van lopend en nieuw publiek en privaat onderzoek. Deze punten worden met onderstaande agenda aangepakt.

Actielijn 1: kapitaal voor ontwikkelingsprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Europese life sciences bedrijven hebben te maken met de zogenoemde ‘equity gap’. In de groeifase, waarbij nieuwe productconcepten de klinische onderzoeksfase ingaan, is het voor een life sciences bedrijf moeilijk financiering te vinden. In deze actielijn wordt dan ook gepleit voor een risicodragend krediet. Dit krediet moet de hefboom zijn om bedrijven in deze fase mede door een venture capitalist gefinancierd te laten worden.

Actielijn 2: (internationale) samenwerking stimuleren

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De valorisatiestap van concepten die voortkomen uit de publiek-private samenwerkingen is een belangrijke om uiteindelijk tot een medisch innovatief product te komen. De sector pleit dan ook voor ondersteuning bij samenwerking. Het gaat hierbij om ondersteuning bij (internationele) samenwerkingsprojecten en bij facility sharing van bijzondere apparatuur of productiefaciliteiten. Ook vallen netwerkevenementen die R&D-samenwerking stimuleren onder deze actielijn.

Actielijn 3: overige knelpunten (waaronder human capital, wet- en regelgeving en het stimuleren van ondernemerschap)

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze actielijn is erop gericht om alle randvoorwaarden om innovaties tot stand te laten komen zo optimaal mogelijk te maken. Het klimaat in Nederland moet buitenlandse LSG-bedrijven aantrekken. Een voorbeeld hiervan is om ervoor te zorgen dat er voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is (van MBO tot WO) en het verhogen van internationale bekendheid op dit terrein.

Dit hoofdstuk Life Sciences & Health van deze regeling is onderdeel van actielijn 2 van het innovatieprogramma LSH.

Bijlage 5.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij artikel 5.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Achtergrond

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Diverse workshops en consultaties met de grootbedrijven, MKB bedrijven, brancheorganisaties en onderzoeksorganisaties vonden plaats om het Innovatieprogramma FND inhoudelijk vorm en focus te geven. Dit is eerst voor fase 1 en daarna voor fase 2 gedaan. Ten behoeve van het opzetten van de onderzoeksprogramma’s van fase 1, het TTI WCFS+, is een zorgvuldig proces doorlopen van het identificeren van consumentenbehoeften, via functionele en wetenschappelijke doelen tot het ontwikkelen van innovatiethema’s en -projecten. De consumentenbehoeften die zijn geïdentificeerd als belangrijke marktgebieden voor de toekomst zijn:

  • Lichaamsvorm

    mensen willen in alle fasen van hun leven een gezond lichaam. Dit varieert bijvoorbeeld van goede bot- en spieropbouw tijdens de groeifase tot het er goed uitzien.

  • Resistentie tegen ziektes

    het verhogen van de resistentie tegen ziektes is gericht op het verhogen van de kwaliteit van leven en het gezond opgroeien van kinderen.

  • Gevoel van welbevinden

    deze behoefte varieert van het gezond en vitaal voelen tot het bestrijden van depressies.

  • Kwaliteit van leven van ouderen

    dit is met name gericht op het verlengen van de levensduur en het verhogen van de kwaliteit van leven in de laatste levensjaren. Specifieke voorbeelden zijn het behouden van mentale vermogens en het behouden van een goede spierfunctie bij ouderen.

  • Gezondheid van kinderen

    voor gezond opgroeien is het van belang dat kinderen een gevarieerd en gezond eetpatroon hebben. In westerse landen wordt overgewicht van kinderen een steeds groter probleem.

  • Voorkomen van chronische ziektes

    diverse ziektes zijn gerelateerd aan voeding. Voorbeelden zijn hart- en vaatziektes, diabetes en obesitas. Functionele voeding kan bijdragen aan het verminderen van deze voedingsgerelateerde ziektes.

  • Smaak en gemak

    dit zijn belangrijke aspecten bij voeding. Dit hangt onder andere samen met het feit dat de westerse mens steeds minder tijd besteed aan het bereiden van zijn eten. Ook ten aanzien van gezonde voeding zijn deze aspecten van essentieel belang.

  • Voedselveiligheid

    dit is een basisvoorwaarde bij voeding. Aspecten die hier aan de orde zijn, zijn integrale controle in de keten, gedeelde verantwoordelijkheid bij ketenpartijen en heldere communicatie.

  • Beschikbaarheid en betaalbaarheid van voeding

    Het WCFS+ onderzoek is precompetitief van aard en omvat vijf innovatiethema ’s: Voeding en Gezondheid, Sensoriek en Structuur, Bio-ingrediënten en Functionaliteit, Consumentengedrag, en Veiligheid en Conservering.Tijdens de interactie met het MKB over de vormgeving van fase 2 van hetInnovatieprogramma FND bleek dat de wensen en behoeften van MKB bedrijven inhoudelijk grotendeels aansluiten bij de thema’s van de WCFS+-onderzoeksagenda. Echter er zijn ook een aantal aanvullende kennisbehoeftes geïdentificeerd die voor een belangrijk deel gericht zijn op aanpalende technologie die ondersteunend is voor procesinnovaties in Food & Nutrition. Deze betreffen: processing, ICT, logistiek.

Innovatiethema’s

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Binnen fase 2 van het Innovatieprogramma FND worden de volgende innovatiethema’s onderscheiden:

  • Voeding en Gezondheid

Er ontstaat steeds meer bewustzijn omtrent de rol van voeding en gezondheid van mensen. Dit leidt allereerst tot behoefte aan nieuwe kennis omtrent de relatie tussen voedingsmiddelen en gezondheid en de identificatie van gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen en voedingscomponenten. Daarnaast leidt dit tot de vraag naar methoden en technologie om niet-invasief gezondheid, het ontstaan van ziekten in relatie tot voeding en het effect van gezondheidsbevorderende stoffen te monitoren. Verder zijn van belang methoden en technieken om de intrinsieke gezondheidswaarde van voedingsmiddelen te monitoren en behouden in de keten en deze gezondheidswaarde van producten actief te verhogen zonder dat dit ten koste gaat van andere gewenste eigenschappen.

Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:

  • onderbouwing van gezondheid van inhoudsstoffen bijv. gericht op het voorkomen van hart en vaatziekten, het bevorderen van darmgezondheid, het ondersteunen mentale prestaties en het voorkomen van obesitas en diabetes,

  • de selectie en identificatie van gezondheidsbevorderende stoffen en methoden en technieken voor de selectie en ontwikkeling van gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen en voedingscomponenten,

  • methoden, technieken en biomarkers om bijv. gezondheid, het ontstaan van ziekten in relatie tot voeding en het effect van gezondheidsbevorderende stoffen te monitoren. Dit is mede van belang om gepersonificeerd voedingsadvies mogelijk te maken,

  • (multi)analyse technieken ter identificatie/monitoring van inhoudstoffen in de keten,

  • beïnvloeden van niveaus van inhoudsstoffen middels innovatie en optimalisatie van uitgangsniveaus en behoud gedurende verdere schakels in de keten,

  • (multi)analyse/in-line technieken ten behoeve van tracking en tracing in de keten van componenten die gerelateerd zijn aan gezondheid.

  • Sensoriek en structuur

Naast gezondheid zijn structuur en sensoriek van voedingsmiddelen belangrijke kwaliteitsaspecten die de keuze van de consument bepalen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de invloed van structuur van voedingsmiddelen op het mondgevoel en vrijkomen van geur- en smaakstoffen tijdens consumptie. Een goede controle over beide aspecten is een belangrijke vereiste om de beoogde producten met hoge toegevoegde waarde te kunnen realiseren.

Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:

  • onderbouwing van effect van inhoudsstoffen of processing op structuur en sensoriek,

  • beïnvloeding/optimalisatie/behoud van structuur/sensoriek door middel van innovatie en of optimalisatie van processing, bijvoorbeeld om op maat gezonde voedingsproducten te kunnen maken die zijn gericht op specifieke doelgroepen als kinderen of ouderen,

  • (multi) analyse technieken ter identificatie/monitoring van structuur en sensoriek gedurende processing in de keten.

  • Bio-ingrediënten en Functionaliteit

Zowel de selectie, de winning en exploitatie van functionele bio-ingrediënten, als de selectie en exploitatie van enzymen en micro-organismen die betrokken zijn bij het verkrijgen van bioactieve moleculen, als het borgen van de gewenste bio-activiteit op het moment van gebruik zijn belangrijke uitdagingen in de ontwikkeling van gezonde en functionele voedingsmiddelen.

Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:

  • De selectie, winning en toepassing van functionele bio-ingrediënten,

  • Enzymatische en microbiële conversie van grondstoffen om te komen tot functionele bio-ingrediënten en een optimale kwaliteit van voedingsmiddelen,

  • De selectie en optimalisatie van micro-organismen die een specifiek gezondheidsbevorderend effect hebben,

  • Methodes voor een optimale productie van functionele bio-ingrediënten.

  • Veiligheid en Conservering

Gegarandeerde beschikbaarheid van veilig voedsel is een van de eerste vereisten waaraan de sector moet kunnen voldoen. Om gezonde voedingsmiddelen te produceren met een optimale kwaliteit (smaak, geur en structuur) en veiligheid zijn verbeterde (minimal processing) conserveringstechnieken nodig. Veranderende consumentenbehoeften en de in het kader van deze behoeften ontwikkelde nieuwe producten en productieprocessen vereisen technologie om de veiligheid, kwaliteit en functionaliteit van voedingsmiddelen gedurende processing en in de keten te kunnen borgen.

Innovatieprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:

  • (multi)analyse/in-line technieken ten behoeve van tracking en tracing in de keten van componenten die gerelateerd zijn aan veiligheid, kwaliteit en functionaliteit,

  • methoden en technieken voor het verbeteren van houdbaarheid en conservering van voedingsmiddelen,

  • intelligente verpakkingen voor o.a. versproducten.

  • Consumentengedrag

De ontwikkeling van onderscheidende nieuwe processen en producten vergt dermate veel geld en de terugverdientijd is zodanig lang dat het van groot belang is om de behoefte en het gedrag van de consument van morgen goed te kunnen voorspellen.

Onderzoeksprioriteiten die in dit kader relevant zijn, zijn onder andere:

  • technieken ter ondersteuning van het onderzoek naar consumentengedrag.

  • innovaties ter beïnvloeding van het consumentengedrag (bijv. Life style in het kader van gezondheid).

  • Aanpalende Technologie voor Food & Nutrition

Vooral voor MKB bedrijven zijn niet food gerelateerde technologische innovaties van groot belang om op het gebied van Food & Nutrition te komen tot nieuwe producten, processen en diensten.

Voorbeelden zijn technologie op het gebied van ICT, scheidingen, in line analyse voor processen, miniaturisering van productietechnologie, producttracering en intelligente verpakkingen.

Bijlage 6.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij de artikelen 6.1, 6.15 en 6.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Strategische doelen en focusgebieden

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het Nederlandse cluster van automotive bedrijven heeft de ambitie om binnen vijf jaar één van de leidende innovatieprogramma’s in Europa te worden op het gebied van automotive technologie.

De strategische doelstellingen zijn:

  • 20% reductie van brandstofverbruik

  • 20% reductie van CO[2]-uitstoot van vrachtwagens;

  • 25% reductie van reistijd;

  • verhoging van de verkeersveiligheid;

  • banengroei in de sector met 10.000 FTE;

  • een omzetgroei van EUR 12 miljard naar EUR 20 miljard in 2015.

De automotive sector wil deze ambitie en doelstellingen bereiken door in te zetten op twee focusgebieden waarin Nederland internationaal kan excelleren. Deze focusgebieden betreffen Driving guidance en Vehicle efficiency.

Driving guidance

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Driving guidance betreft begeleiding- en informatiesystemen voor de verbetering van de mobiliteit. Het beïnvloedt het rijgedrag van de bestuurder voor een betere doorstroming van het verkeer, de verhoging van de actieve- en passieve veiligheid en het ontzien van het milieu. Binnen het focusgebied Driving guidance zijn er drie nadere thema’s vastgesteld:

  • Connected car. Het gaat hier om de draadloze verbinding van de auto met de buitenwereld voor veiligheid, verkeersmanagement (bijv. autopositionering, navigatie, rekeningrijden etc.) infotainment download, internet, reparatie-informatie.

  • Vehicle dynamics control. Hieronder wordt verstaan de toepassing van geavanceerde intelligente chassis controle systemen (bijv. rem- en besturing assistentie) waardoor eerder en geassocieerd geanticipeerd kan worden op kritische verkeerssituaties

  • Integrated human machine interaction (HMI). Het betreft het gebruik van verkeersveiligheid en bestuurderondersteunende comfortsystemen die overbelasting van de bestuurder kunnen veroorzaken. Een geïntegreerde en adaptieve HMI zal in staat zijn de verschillende functies onderling af te stemmen en op maat gesneden te kunnen worden op de gemoedstoestand van de bestuurder. Geavanceerde HMI is de toegevoegde waarde van ondersteunende- en waarschuwingssystemen, waardoor de mogelijkheid tot het voorkomen van verkeersongevallen verbeterd wordt.

Vehicle efficiency

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bij Vehicle efficiency wordt door verbetering van het totale aandrijvingsysteem het brandstofverbruik verminderd. Binnen het focusgebied Vehicle efficiency zijn twee nadere thema’s vastgesteld:

  • Efficient powertrain. Dit betreft een integrale aanpak van de totale powertrain, waarbij geavanceerde verbrandingstechnieken, uitlaatgasnabehandelingssystemen en (hybride) automatische transmissieconcepten een belangrijke rol spelen. Het doel is om het brandstofverbruik met 20% te verminderen.

  • Light constructions. Het gaat hier om de samenwerking tussen systeemleveranciers, materiaalleveranciers en onderzoeksorganisaties om te komen tot constructies die leiden tot significantie gewichtsverminderingen. Naast de vermindering van het brandstofverbruik wordt hierbij een betere voertuigbeheersing (rijeigenschappen), een lager geluidsniveau en een bredere toepassing van kunststoffen en andere nieuwe materialen nagestreefd.

Bijlage 6.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij artikel 6.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De prioriteiten voor 2009 zijn:

Efficient powertrain, Connected car en Vehicle dynamics control.

Deze onderwerpen zijn uitwerkt in de bijlage 6.1.

Bijlage 7.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij de artikelen 7.1, 7.8 en 7.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Achtergrond

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Wereldwijd is sprake van een toenemende behoefte aan nieuwe watertechnologie. Onder watertechnologie wordt hier verstaan: alle technologieën en technieken ten behoeve van het bereiden, transporteren, leveren, verzamelen, behandelen en (her)gebruiken van drinkwater, proceswater en afvalwater voor en van burgers, huishoudens, industrie, land- en tuinbouw, recreatie en toerisme. Deze toenemende behoefte wordt onder meer veroorzaakt door de groei van de bevolking en de welvaart, de verandering van het klimaat met periode van extreme droogte en neerslag en door de toenemende en nieuwe verontreinigingen van het milieu en daarmee het oppervlakte- en grondwater. Deze ontwikkelingen vereisen een duurzame oplossing.

Door deze maatschappelijke opgave ontstaat de komende jaren een omvangrijke en snelgroeiende vraag op de wereldmarkt. In 2001 bedroeg de omzet op de wereldmarkt 292 miljard euro en was het groeipercentage 11%.

Als dichtbevolkt land aan de monding van grote rivieren beschikt Nederland noodzakelijkerwijs over veel wetenschap en ervaring op het gebied van watertechnologie. Op de wereldranglijst met octrooiaanvragen staat Nederland bijvoorbeeld op de zevende plaats. Verhoudingswijs wordt deze kennis en kunde echter onvoldoende verzilverd op de buitenlandse markten.

Dit wordt onder meer veroorzaakt door de bijzondere kenmerken van de thuismarkt: de vraagzijde lijkt vrijwel verzadigd en wordt gedomineerd door risicomijdende monopolisten (bestuurd worden door overheden) zonder commerciële exportambities; de aanbodzijde is zeer heterogeen en bestaat uit vele middelgrote en kleine productiebedrijven en enkele middelgrote adviesbureaus.

De omzet van de Nederlandse waterzuiveringsector bedroeg in 2003 ongeveer EUR 9,1 miljard per jaar, waarvan 2,1 miljard op buitenlandse markten.

De komende jaren staat de Nederlandse waterzuiveringsector voor grote opgaven, bijvoorbeeld het zuiveren van de toenemende vervuiling, voldoen aan strengere wet- en regelgeving zoals de Europese Kaderrichtlijn Water en het benutten van de grote exportpotentie, inclusief de Millennium Development Goals.

De Nederlandse watersector wil bovengenoemde maatschappelijke opgaven en economische kansen benutten door gebruik te maken van haar sterke uitgangspunten en door het verminderen en wegnemen van de belemmeringen. Het verwezenlijken van deze ambities vereist innovatie.

In september 2005 presenteerde de watersector haar visie op de toekomst in de brochure: ‘een wereld om water, naar een nieuwe aanpak voor de watersector’. Teneinde een prominente positie te veroveren binnen deze toekomstvisie wil de watersector op een nieuwe manier gaan samenwerken en zich daarbij richten op kansrijke thema’s (focus en massa). De strategie om deze ambitie en positie op het gebied van watertechnologie te bereiken is vervolgens weergegeven in de brochure ‘een wereld om water, innovatieprogramma watertechnologie (april 2006)’.

Uitdagingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De uitdagingen en kansen voor die de Nederlandse watertechnologiesector met behulp van innovatie wil benutten zijn onder meer:

  • Verbetering van de maatschappelijke baten tegen geringe publieke kosten.

    De Nederlands watertechnologiesector wil bijdragen aan het overheidsbeleid op het gebied van volksgezondheid en milieu door het ontwikkelen en toepassen van innovaties met een gunstige prijs/kwaliteitverhouding.

  • Vergroten van het aandeel op de snelgroeiende wereldmarkt.

    De Nederlandse watertechnologiesector wil optimaal profiteren van de mondiale groei en wil haar positie op de wereldmarkt aanzienlijk verbeteren. Dit vereist een toename van de omzet en de export. Meer van hetzelfde volstaat dan niet, innovatie is nodig. Bovendien vragen de partijen op de wereldmarkt steeds vaker om totaaloplossingen: Design, Finance, Built and Operate

  • Implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water.

    De uitvoering van nieuwe wet- en regelgeving in Europa vereist innovatie. Door als eerste met de beste oplossingen te komen kan de Nederlandse watertechnologiesector zich onderscheiden en een groot de van de Europese markt bedienen.

  • Millennium Development Goals.

    De Nederlandse watertechnologiesector wil een bijdrage leveren aan de Millennium Development Goals. Wereldwijd moeten voor het jaar 2015 nog 1,2 miljard mensen toegang krijgen tot drinkwater en 2,6 miljard mensen tot sanitaire voorzieningen. De Nederlandse overheid heeft aangekondigd hiervan 50 miljoen mensen duurzaam toegang te beiden tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen.

Doelstelling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het hoofddoel van het Innovatieprogramma Watertechnologie luidt:

Nederland beschikt over een excellente watertechnologiesector die economische en maatschappelijke doelen dient, zowel in Nederland als in het buitenland.

Dit hoofddoel is vertaald in vier subdoelen:

  • 1. De Nederlandse watertechnologiesector realiseert een groei die minimaal gelijk is aan de mondiale groei.

  • 2. De Nederlandse watertechnologiesector opereert in grote samenhang.

  • 3. De Nederlandse watertechnologiesector onderscheidt zich doordat maatschappelijke en economische doelen elkaar versterken.

  • 4. De Nederlandse watertechnologiesector kent in 2012 tenminste vier innovatieve clusters die tot de mondiale top behoren.

Het verwezenlijken van deze (sub) doelen vereist de ontwikkeling en toepassing van nieuwe kennis, technologieën, processen, producten en diensten. De noodzakelijke innovatie wordt echter verhinderd door diverse belemmeringen.

Focus op vier kansrijke clusters

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Nederlandse watertechnologiesector wil haar inspanningen met betrekking tot innovatie concentreren op vier kansrijke clusters en de daarbijbehorende technologievelden, namelijk:

  • 1. Drink- en industriewatervoorziening:

    • a. ontzilting,

    • b. blue energy,

    • c. waterproductietechnologie,

    • d. waterverdeling en kwaliteit.

  • 2. Afvalwatertechnologie:

    • a. koolstof/stikstof-cyclus

    • b. terugwinning van energie en componenten,

    • c. scheiden aan de bron,

    • d. membranen en bioreactoren

  • 3. Sensoring-technologie, monitoring en control:

    • a. veiligheid en milieu,

    • b. procesbewaking en control.

  • 4. Interactie met natuurlijke systemen:

    • a. waterverdeling en -kwaliteit,

    • b. ondergrondse water/energie-opslagsystemen.

Belemmeringen en knelpunten bij innovatie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De belemmeringen voor innovatie op het gebied van watertechnologie vinden hun oorsprong en oorzaak onder meer in:

  • 1. De specifieke kenmerken van de Nederlandse watertechnologiesector.

    De Nederlandse watertechnologiesector bestaat uit ongeveer 1400 veelal middelgrote en kleine bedrijven en instellingen, met ieder hun eigen nichemarkten en plaats in de innovatieketen. Deze beperkte schaalgrootte en vergaande specialisaties belemmert de noodzakelijke onderlinge samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling. Ook de totstandkoming van exportconsortia die wereldwijd totaaloplossingen aanbieden wordt hierdoor belemmerd.

  • 2. De specifieke kenmerken van de Nederlandse watertechnologiemarkt.

    Afnemers van watertechnologie in Nederland zijn, naast de watergebruikende industrie, vooral de drinkwaterbedrijven en waterschappen. Deze publieke instellingen zijn eigendom van en worden bestuurd door overheden. Zij hebben ieder een wettelijke zorg- en leveringsplicht voor een beperkt deel van Nederland. Mede hierdoor hebben zij geen commerciële exportambitie. Door hun monopoliepositie en hun gebonden klanten is de onderlinge concurrentie gering en voelen zij geen sterke prikkel om taken uit te besteden aan commerciële partijen. Gelet op hun verantwoordelijkheid voor volksgezondheid en milieu zijn zij terughoudend in het toepassen van nieuw technologie.

  • 3. De specifieke kenmerken van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

    De onderzoeksactiviteiten op het gebied van watertechnologie zijn in Nederland verdeeld over verschillende onderzoeksorganisaties zoals technische universiteiten (Delft, Twente, Wageningen), TNO, Wetsus, Kiwa, Unesco-IHE, enzovoort. Door deze versnippering ontbreekt een gemeenschappelijke visie op en sturing van het lange termijn onderzoek. Deze versnipperde kennisinfrastructuur enerzijds en de kleinschalige, verdeelde watertechnologiesector anderzijds belemmeren bovendien de totstandkoming van een gemeenschappelijk en vraaggestuurd innovatieprogramma.Deze specifieke kenmerken van de sector, de kennisinfrastructuur en de markt leiden tot een gebrek aan:

    • focus, massa en samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van doorbraaktechnologieën

    • snelle toepassing van kennis in nieuwe processen, producten en diensten met een hoge toegevoegde waarde,

    • launching customers die als eerste een nieuwe technologie willen toepassen,

    • samenwerking bij export.

Instrumenten ter bevordering van innovatie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Om bovengenoemde belemmeringen en knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen heeft de Stuurgroep Watertechnologie in haar Innovatieprogramma de volgende instrumenten voorgesteld:

  • De oprichting van een Technologisch Top Instituut Watertechnologie, bedoeld voor de ontwikkeling van precompetitieve en vraaggestuurde kennis ten behoeve van doorbraaktechnologieën.

  • De Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten ten behoeve industrieel onderzoek en/of preconcurrentiële ontwikkeling door samenwerkingsverbanden. Projecten dienen te liggen op het terrein van de eerder genoemde kansrijke clusters en aandachtsgebieden.

  • Steun aan Nederlandse partijen die deelnemen aan internationale samenwerkingsverbanden voor onderzoek en ontwikkeling.

  • Een ondersteunende faciliteit voor launching customers, bedoeld om op de thuismarkt proefprojecten en referentieprojecten te realiseren waarin de werking en betrouwbaarheid van innovaties wordt gedemonstreerd en bewezen.

  • Steun aan Nederlandse consortia die wereldwijd totaaloplossingen aanbieden, bijvoorbeeld Design, Finance, Built en Operate.

Bijlage 8.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij de artikelen 8.2, 8.8 en 8.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Nederland heeft een sterke maritieme sector. Deze sector omvat een aantal belangrijke wereldspelers in de offshore en de maritieme maakindustrie, een groot aantal kleine bedrijven en enkele internationaal bekende kennisinstituten. De sector vormt als cluster binnen Nederland een goed georganiseerd geheel waarin zowel wetenschappelijke kennis, toepassingskennis als commerciële kennis van de wereldmarkt wordt verenigd. De maritieme cluster is een onderdeel van het zogenaamd sleutelgebied ‘Water’, zoals gedefinieerd door het Nederlandse Innovatieplatform.

2. Doelstelling Maritiem Innovatie Programma

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het Maritiem Innovatie Programma heeft tot doel te bereiken dat de bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties in de offshore en maritieme maakindustrie een toonaangevende positie van Nederland op het gebied van productleiderschap en regievoering behouden en versterken. Dit op basis van onderscheidende technologie en een concurrerend positie in prijs/kwaliteit verhouding gebaseerd op een sterke kennisbasis en een hechte samenwerking in de maritieme cluster, rekening houdend met de maatschappelijke randvoorwaarden.

3. Focus Maritiem Innovatie Programma

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In het Visiedocument 2020 van juni 2006, schetst de maritieme cluster de innovatiekansen en knelpunten. Op basis van dit document is er in twee werkgroepen een strategische agenda opgesteld voor de Nederlandse offshore- en de maritieme maakindustrie. Het zal grote inspanningen vergen om enerzijds de kansen te benutten, en anderzijds de knelpunten die deze kansen in de weg staan, op te oplossen. Voor de maritieme maak- en de offshore industrie zijn deze uitdagingen in het Maritiem Innovatie Programma vastgelegd. De sleutelwoorden in dit programma zijn: innovatie en concurrentiekracht alsmede energie, milieu, veiligheid en transport.

De vier speerpunten waarop de maritieme cluster zijn positie wil versterken zijn:

1. LNG supply chain

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: het aandeel van LNG (liquefied natural gas, vloeibaar aardgas) in de energievoorziening van de middenlange termijn zal sterk toenemen. De Nederlandse offshore bedrijven hebben de ambitie om daarbij een significante rol te spelen bij zowel de vaste als drijvende LNG-terminals in de leveringsketen;

2. Olie en gaswinning onder extreme omstandigheden (zoals zeer diep water en ontoegankelijke omgeving);

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: de groei van de wereldeconomie heeft de vraag naar olie en gas sterk doen toenemen, terwijl de makkelijk toegankelijke wingebieden uitgeput raken. Mondiaal worden daarom de exploratie en exploitatie activiteiten verlegd naar (zeer) diep water in belangrijke winningsgebieden zoals de Golf van Mexico;

3. Complexe specials;

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: Nederland excelleert in het bouwen van zogenaamde complexe specials, dat wil zeggen schepen met een gespecialiseerde en complexe functionaliteit, waaraan door de eindgebruiker hoge en specifieke kwaliteitseisen worden gesteld. Complexe specials zijn baggerschepen, shortsea schepen, megajachten en schepen voor rechtshandhaving op zee;

4. Procesinnovatie;

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: de Nederlandse maritieme maakindustrie moet het hebben van het slimmer en sneller maken van complexe producten. In een steeds ingewikkelder proces van integraal ontwerpen, international sourcing en intensieve samenwerking in de keten blijkt het bedrijfsleven in staat zijn positie te versterken d.m.v. innovatie van het voortbrengingsproces resulterend in o.a. kostenbeheersing.

Deze subsidieregeling richt zich alleen op de eerste 3 speerpunten. Voor het vierde speerpunt, Procesinnovatie, worden separate initiatieven ontwikkeld.

4. De deelprogramma’s

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het Maritiem Innovatie Programma is opgebouwd uit vier deelprogramma’s die voortkomen uit de door de maritieme cluster geconstateerde specifieke knelpunten, waarbij met name de eerste twee deelprogramma’s nauw met elkaar samenhangen.

Die vier deelprogramma’s zijn:

A. Research voor bedrijfsoverschrijdende kennis en technologie;

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: doorbraken en innovaties zijn noodzakelijk om in de maritieme maakindustrie en in de offshore dienstverlening de kennis en technologie tijdig beschikbaar te hebben. De steeds hogere eisen die gesteld worden ten aanzien van milieu, veiligheid en duurzaamheid moeten snel door nieuwe kennis en technologie kunnen worden ingevuld.

B. Samenwerking;

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: dit deelprogramma richt zich op het intensiveren van de samenwerking en de kennisuitwisseling tussen het MKB, grotere bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en het stimuleren van innovatie binnen het MKB;

C. Verbeteren van de huidige en waarborgen van de toekomstige kennisbasis;

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: dit deelprogramma richt zich op het versterken van de opleidingen, het onderwijs en de kennisbasis. Er is in de gehele maritieme cluster nu al een groot gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel;

D. Programma voor de eliminatie van innovatiedrempels;

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Toelichting: dit deelprogramma is gericht op het slechten van belemmeringen voor innovatie in wet- en regelgeving en het bevorderen van innovatieve pilotprojecten waarmee een nieuwe werkwijze kan worden getoetst.

5. Activiteiten en instrumenten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In het eerste deelprogramma gaat het voornamelijk om de ontwikkeling van platformtechnologie, die sector breed kan worden ingezet. Hierin spelen publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en met name de grote bedrijven een belangrijke rol. Daarnaast is het de uitdrukkelijke bedoeling dat het MKB meer betrokken wordt bij deze ontwikkelingsactiviteiten. Hiervoor zullen samenwerkingsprojecten tussen grote bedrijven en toeleveranciers worden uitgevoerd. In het tweede deelprogramma zal de samenwerking tussen (MKB-) bedrijven onderling en tussen bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties worden gestimuleerd. Hiervoor wordt in eerste instantie gedacht aan thematische netwerken, maar ook exportondersteuning voor het MKB en kennisoverdrachtsactiviteiten vallen hieronder. Voor 2007 waren voor deze twee deelprogramma’s een tender voor onderzoek- en ontwikkelingsprojecten voorzien, maritieme innovatieprojecten geheten, en een subsidieregeling voor haalbaarheidsprojecten.

6. Prioriteiten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Gelet op de eerste twee speerpunten van de cluster zullen de research- en samenwerkingsactiviteiten onder de deelprogramma’s A en B voor de offshore dienstverlening bijdragen aan:

  • Nieuwe ontwerptechnologie, gericht op de ‘life cycle’ en veiligheid, en nieuwe omgevingscondities voor diep water en LNG systemen;

  • Kennis en predictie-gereedschap met betrekking tot het gedrag van LNG-carriers in zeegang en ondiep water, en de interactie tussen lading en carrier;

  • Kennis en productie technologie met betrekking tot cryogene systeemcomponenten;

  • Technologie voor industriële toepassing van simulatiemodellen ten behoeve van ontwerp, engineering en training; decision support modellen en risico beheerssystemen; remote control, sensing en plaatsbepaling; positioneringstechnologie voor korte en lange termijn toepassingen, en seismische en flow assurance technologie voor diepwater applicaties, en installatietechnologie voor diep water.

Gelet op het derde speerpunt van de cluster zullen de research- en samenwerkingsactiviteiten onder de deelprogramma’s A en B voor de maritieme maakindustrie bijdragen aan:

  • Nieuwe concepten voor schepen en systemen die beantwoorden aan de eisen van eindgebruikers en maatschappij;

  • Nieuwe voortstuwings- en energiesystemen die leiden tot gereduceerde emissies en lager brandstofgebruik;

  • Nieuwe materialen en verbindingstechnologie leidend tot betere, lichtere, goedkopere en duurzame constructies;

    Het vierde speerpunt, procesinnovatie, valt buiten deze subsidieregeling.

7. Monitoring

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De werking van het programma wordt gemonitored door de maritieme cluster en door Economische Zaken. De monitoring door de maritieme cluster is vooral gericht op het bereiken van de resultaten van het innovatieprogramma en de monitoring door Economische Zaken op de verantwoording van de financiële betrokkenheid van het departement.

Bijlage 9.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij de artikelen 9.2, 9.6.9.7. 9.13 en 9.21

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Strategische Onderzoeksagenda van Point One

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Point One heeft een Strategische Onderzoeksagenda opgesteld op basis van de bijdragen van de Nederlandse partijen die werkzaam zijn op het terrein van embedded systemen en nano-elektronica en de reeds beschikbare internationale roadmaps van MEDEA+, ITEA2.

Doel van de Strategische Onderzoeksagenda van Point One is het verstrekken van een integrale richtlijn voor onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten die gezamenlijk worden ondernomen door grote bedrijven, MKB’s, overheid, universiteiten en andere publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties.

De ambities van Point One zijn verwoord in het Orangebook. De ambitie is: het verkrijgen van het wereldwijde leiderschap in innovatie en business op het terrein van embedded systemen en nanoelektronica. De ambitie laat zich vertalen in programma doelen voor 2011. In het Orange book zijn deze helder geformuleerd:

  • de omzet van bedrijven die op dit terrein actief zijn, moet met ruim 30 procent zijn toegenomen tot € 26 miljard per jaar;

  • de huidige bedrijven hebben hun marktpositie versterkt en tientallen nieuwe bedrijven zijn opgestart;

  • via een speciaal durfkapitaalfonds zijn miljoenen risicodragend kapitaal beschikbaar gekomen;

  • de partners hebben toegang tot grote onderzoeksfaciliteiten;

  • het huidige aantal toeleveranciers is met meer dan honderd bedrijven gegroeid;

  • de bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties in het Point One ecosysteem beschikken over voldoende gekwalificeerde kenniswerkers en vaklieden.

De uitvoering van de Strategische Onderzoeksagenda maakt het mede mogelijk de ambities en programmadoelen van Point One te realiseren.

De Strategische Onderzoeksagenda is gebaseerd op:

  • a. de huidige en toekomstige maatschappelijke behoeftes met betrekking tot toepassingen;

  • b. de nationale en internationale onderzoeksonderwerpen en technologische roadmaps.

Nadere informatie over de Strategische Onderzoeksagenda van Point One en het Point One Orange book kan gevonden worden op www.point-one.nl. Hier staat een Engelstalige versie van de Strategische Onderzoeksagenda van Point One.

De toepassingsdomeinen van de Strategische Onderzoeksagenda van Point One zijn (genummerd volgens de SRA):

  • 2.1 Gezondheid;

  • 2.2 Mobiliteit/transport;

  • 2.3 Veiligheid;

  • 2.4 Communicatie;

  • 2.5 Educatie en vermaak;

  • 2.6 Energie en milieu.

De technologiedomeinen van de Strategische Onderzoeksagenda van Point One zijn (genummerd volgens de SRA):

  • 3.2 Nano-elektronica

  • 3.2.1 Radio frequenties (circuits en systemen, devices, interconnectie, verpakking en antennes);

  • 3.2.2 Hoge voltages en kracht;

  • 3.2.3 Sensoren en actuatoren;

  • 3.2.4 ‘System-in-Package’;

  • 3.2.5 ‘Heterogeneous and system ability’ ontwerpmethodes.

  • 3.3 Embedded systemen

  • 3.3.2 Architecturen en Platforms;

  • 3.3.3 Systeem engineering;

  • 3.3.4 Integratie van hard- en software;

  • 3.3.5 Gegevens afhandeling in complexe embedded systemen;

  • 3.3.6 Distributie, compositie en communicatie;

  • 3.3.7 Systeeminteractie;

  • 3.3.8 Bewegings- en positiecontrole;

  • 3.3.9 Kwaliteit en afhankelijkheid.

  • 3.4 Halfgeleider gerelateerde apparatuur en hun werking

  • 3.4.2 Lithografie;

  • 3.4.3 Wafer afhandelingsapparatuur;

  • 3.4.4 Metrologie en ‘characterization’gereedschappen;

  • 3.4.5 More than Moore apparatuur;

  • 3.4.6 Back-end apparatuur.

  • 3.5 Interactie tussen technologieën

  • 3.5.2 Interactie tussen Nano-elektronica en Embedded systemen;

  • 3.5.3 Interactie tussen Nano-elektronica en apparatuur;

  • 3.5.4 Andere interactie onderwerpen (materiaal technologie, beyond CMOS).

Bijlage 10.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Behorende bij de artikelen 10.1 en 10.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Doelstellingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De Subsidieregeling Polymeren-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten maakt onderdeel uit van het Polymeren Innovatie Programma.

Het Polymeren Innovatie Programma is een van de onderdelen van het Businessplan Chemie, dat in 2006 verschenen is. De ambitie van het Polymeren Innovatie Programma is ‘een quantum leap te bereiken in de bijdrage van de Nederlandse Polymeren gemeenschap aan de kwaliteit van leven, duurzaamheid en economische groei’. Het Polymeren Innovatie Programma draagt hiermee bij aan de overall doelstellingen van het Businessplan Chemie:

  • verdubbeling van de bijdrage van chemie aan het BBP in 10 jaar (van € 12 miljard in 2007 naar € 24 miljard in 2017).

  • halvering van het gebruik van fossiele grondstoffen voor de chemie binnen 25 jaar (van 657 PJ in 2005 naar 578 PJ in 2032).

Het Polymeren Innovatie Programma zal voor 20% bijdragen aan de verdubbeling van het BBP, dat wil zeggen een bijdrage aan het BBP van € 2,4 miljard en voor bijna 30% aan een reductie van het energieverbruik: 90 PJ.

Het Polymeren Innovatie Programma bestaat voor een groot deel uit precompetitieve research, uitgevoerd binnen het DPI. Daarnaast is een DPI-Value Center (DPI-VC) opgericht dat zich richt op het ondersteunen van voornamelijk MKB en starters door de samenwerking te bevorderen, bedrijven met elkaar en met onderzoeksorganisaties in contact te brengen, versterken business development op diverse onderdelen. Hierdoor ontstaat nieuwe business met een hoge toegevoegde waarde of wordt de bedrijvigheid uitgebreid. De time to market en time to profit van veelbelovende innovatieprojecten wordt bekort. De slaagkans van innovatieprojecten wordt verhoogd. Tevens kan het DPI-VC best practices voor succesvolle aanpak van innovatieprojecten met een hoog risico opstellen.

§ 2. Waardeketens

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Om de doelstellingen van het Polymeren Innovatie Programma te ondersteunen is de Subsidieregeling Polymeren-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten ingesteld. Deze subsidieregeling is gericht op innovatieve projecten in de polymerensector, het polymer value system. Het polymer value system bestaat uit een verscheidenheid aan spelers die op verschillende gebieden actief zijn. Binnen het systeem kunnen drie waardeketens onderscheiden worden:

  • de polymeer waardeketen: basischemicaliën worden verwerkt tot polymeren. Nederland heeft een sterke positie in deze keten met multinationale ondernemingen als DSM, Shell, Akzo, Dow, Sabic en GE Plastics.

  • de producten en toepassingen waardeketen: het verwerken en omzetten van polymeren tot producten geschikt voor eindgebruik of toepassing als onderdeel van een eindproduct zoals lijm, rubber, coatings en plastics. In deze keten zijn zowel grote (Polynorm, Helvoet en Wavin) als kleine bedrijven (Microdrop, Hysitron en Nano Specials) vertegenwoordigd.

  • de apparaat/systeem waardeketen: op polymeren gebaseerde producten zijn de input voor deze waardeketen. Bedrijven als Philips, Océ, Sigma en Medtronic gebruiken de functionaliteit van polymeermaterialen en vertalen dit naar eindproducten met een toegevoegde waarde voor gebruik door consumenten.

Het werkgebied van het polymeren innovatie programma omvat alle bedrijven en kennisinstituten in zowel de polymeer als de producten en toepassingen waardeketen. Voor de apparaat/systeem waardeketen ligt de focus van het polymeren innovatie programma op de bedrijven met een strategische interesse in polymeer applicaties.

§ 3. Duurzaamheidsdoelstellingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Als resultaat van een interactief proces geleid door de Federatie Nederlandse Rubber en Kunststofindustrie in samenwerking met het midden en kleinbedrijf en grote bedrijven is een lijst ontwikkeld met thema’s voor gezamenlijke ontwikkelingsdoelstellingen. Het Polymeren Innovatie Programma heeft deze thema’s overgenomen.

Deze thema’s zijn:

  • a. inzet van nieuwe materiaaleigenschappen en technologie . Recent onderzoek heeft geleid tot hybride materialen (bijvoorbeeld metalen en polymeren) met nieuwe eigenschappen. De focus binnen dit thema ligt op de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde toepassingen voor producten alsook op de ontwikkeling van geschikte manieren om deze nieuwe producten te verwerken.

  • b. inzet van duurzame grondstoffen en opschaling van productieprocessen en specifieke of betere verwerkingstechnieken voor duurzame grondstoffen. Het gebruik van biomassa als grondstof voor de productie van polymeren is al in volle gang. Dit thema omvat benodigdheden en mogelijke aanpakken om productieprocessen verder op te schalen, het opzetten van samenwerkingsverbanden met andere waardeketens (bijvoorbeeld agribusiness).

  • c. hergebruik van polymeren en producten die gebaseerd zijn op polymeren. Belangrijke onderwerpen zijn zuiverheid van het eindproduct, verbeterde aanpak van het recyclen van hybride en bio-based polymeer materialen, verbetering van eigenschappen van gerecyclede polymeren en afname van de kosten voor recycling.

  • d. doorbraken op gebied van milieuvriendelijkheid van materialen en additieven. De focus zal in dit thema komen te liggen op de vervanging van additieven met voor het milieu minder gunstige eigenschappen zoals: kobalt, antimonium, broomverbindingen en formaldehyde. Daarnaast zal gezocht worden naar manieren om het volume toegevoegde additieven te verlagen.

  • e. verdere reductie van energiegebruik voor de productie en verwerking van polymeren. Sinds 1998 is het energiegebruik door bedrijven in de product- en toepassingenwaardeketen met meer dan 40% gereduceerd; toch blijft dit een onderwerp met hoge prioriteit waarbij een gezamenlijke aanpak noodzakelijk is.

Bijlage 11.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 11.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 11.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Naar boven