Besluit periodieke registratie Wet BIG

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-03-2023 t/m heden

Besluit van 24 november 2008, houdende periodieke registratie van op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingeschrevenen (Besluit periodieke registratie Wet BIG)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 juli 2008, kenmerk DWJZ/SWW-2864601;

Gelet op de artikelen 8, 94 en 111 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Raad van State gehoord (advies van 5 november 2008, nummer W13.08.0345/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 november 2008, kenmerk DWJZ/SWW-2894566;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de wet worden de volgende registers aangewezen:

    • a. het register van verpleegkundigen;

    • b. het register van fysiotherapeuten;

    • c. het register van verloskundigen;

    • d. het register van artsen;

    • e. het register van tandartsen;

    • f. het register van apothekers;

    • g. het register van psychotherapeuten;

    • h. het register van gezondheidszorgpsychologen;

    • i. het register van physician assistants;

    • j. het register van orthopedagogen-generalist;

    • k. het register van klinisch technologen.

  • 2 De inschrijving in een register als bedoeld in het eerste lid, wordt doorgehaald indien na de desbetreffende in artikel 8, tweede lid, van de wet bedoelde datum een periode van vijf jaren is verstreken.

  • 3 Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de periode, genoemd in het tweede lid, stelt Onze Minister de geregistreerde schriftelijk op de hoogte van het naderen van het einde van deze periode. Hierbij wordt de geregistreerde erop attent gemaakt dat diens registratie in het register zal worden doorgehaald, tenzij voor het verstrijken van de periode, genoemd in het tweede lid, een aanvraag tot herregistratie is ingediend waarop nog niet is beslist.

  • 4 Personen van wie de registratie in het register is doorgehaald vanwege het niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdelen b of c, van de wet en die niet zijn doorgehaald op grond van de artikelen 7, onderdelen c, d of e, of 42, tweede lid, van de wet, aan wie geen ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven als bedoeld in artikel 48, vierde lid, van de wet is opgelegd of die niet zijn geschorst op grond van artikel 48, eerste lid, onderdeel d, van de wet mogen hun gewezen titel onder de toevoeging van «niet praktiserend» blijven gebruiken.

  • 5 Wanneer de inschrijving van een specialist wordt doorgehaald uit een specialistenregister waarvoor een regeling geldt als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de wet nadat de periode van vijf jaren, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verstreken, dan wordt die periode verlengd tot vier maanden na de datum van doorhaling van de inschrijving uit het specialistenregister. De termijn van zes maanden, bedoeld in het derde lid, wordt in dat geval verkort tot twee maanden.

Artikel 3

  • 1 De in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de wet bedoelde werkzaamheden worden in de in artikel 2 bedoelde periode verricht gedurende minimaal 2080 uren waarbij het de ingeschrevene vrijstaat de werkzaamheden naar eigen inzicht te spreiden over die periode. In afwijking van de eerste volzin, geldt voor de ingeschrevenen in een register als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder g, h of j, een periode van minimaal 3120 uren. In de gevallen bedoeld in artikel 2, vijfde lid, wordt bij de toepassing van de eerste en tweede zin, uitgegaan van een periode van vijf jaar die eindigt op het tijdstip waarop de inschrijving in het register moet worden doorgehaald.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake de werkzaamheden die meetellen bij de berekening van het aantal uren waarbinnen werkzaamheden zijn verricht op het terrein van het desbetreffende beroep.

  • 3 Voor het vaststellen van het aantal uren waarin de werkzaamheden zijn verricht, worden de uren meegerekend waarop de ingeschrevene op grond van een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstellingsbesluit werkzaamheden zou hebben verricht, maar deze niet heeft verricht vanwege:

    • a. ziekte, doch dit per jaar tot een maximum van zesmaal de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen dan wel in het aanstellingsbesluit vastgestelde arbeidstijd per week;

    • b. betaald verlof in verband met vakantie zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst dan wel in het aanstellingsbesluit;

    • c. zwangerschaps- en bevallingsverlof;

    • d. adoptieverlof;

    • e. een algemeen erkende feestdag;

    • f. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 4:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg;

    • g. de uren besteed aan buitengewoon verlof, indien deze worden opgenomen voor invulling van werkzaamheden die overeenkomen met werkzaamheden die worden verricht binnen het desbetreffende beroep.

  • 4 Voor het vaststellen van het aantal uren waarin de werkzaamheden zijn verricht door een ingeschrevene, die niet in loondienst werkzaam is, worden de uren meegerekend waarop de ingeschrevene gewoon is werkzaamheden te verrichten maar deze niet heeft verricht vanwege:

    • a. ziekte, doch dit per jaar tot een maximum van zesmaal het aantal uren dat de ingeschrevene gewoon is per week werkzaamheden te verrichten;

    • b. vakantie, doch dit per jaar tot een maximum van zesmaal het aantal uren dat de ingeschrevene gewoon is per week werkzaamheden te verrichten;

    • c. zwangerschaps- en bevallingsverlof;

    • d. adoptieverlof;

    • e. een algemeen erkende feestdag;

    • f. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 4:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg;

    • g. de uren besteed aan buitengewoon verlof, indien deze worden opgenomen voor invulling van werkzaamheden die overeenkomen met werkzaamheden die worden verricht binnen het desbetreffende beroep.

Artikel 4

  • 1 Voor de aanvraag tot opneming van een aantekening in het register van de datum, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de wet, stelt Onze Minister een formulier beschikbaar, dat in ieder geval rubrieken bevat voor de naam, de geboortedatum en het woon- en werkadres van de aanvrager, het nummer van de registratie in het register, en rubrieken voor gegevens over de onderwijsinstelling waar scholing is gevolgd.

  • 2 Bij de indiening van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt het in het eerste lid bedoelde formulier overgelegd dat door de aanvrager is ingevuld en ondertekend alsmede het getuigschrift waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg de bij ministeriële regeling voorgeschreven scholing ter zake heeft afgerond.

Artikel 5

  • 1 Voor de aanvraag tot opneming van een aantekening in het register van de datum, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de wet stelt Onze Minister een formulier beschikbaar, dat in ieder geval rubrieken bevat voor de naam, de geboortedatum en het woon- en werkadres van de aanvrager, het nummer van de registratie in het register, en rubrieken voor gegevens over de aard, de omvang en de duur van verrichte werkzaamheden.

  • 2 Bij de indiening van een aanvraag tot opneming van een aantekening in het register van de datum, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de wet wordt het in het eerste lid bedoelde formulier overgelegd dat door de aanvrager is ingevuld en ondertekend.

  • 3 Indien de werkervaring is opgedaan in een land dat:

    • a. geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, noch in Zwitserland; danwel

    • b. partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland, voor zover het een beroep betreft waarop het systeem van automatische erkenning, bedoeld in richtlijn nr. 2005/36/EG betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEG L 255) niet van toepassing is,

    gaat het formulier vergezeld van bewijsstukken van aard, omvang en duur van de verrichte werkzaamheden. De bewijsstukken omvatten in ieder geval een verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit in het buitenland, niet ouder dan drie maanden, waaruit blijkt dat de aanvrager volledig bevoegd was werkzaamheden in het betreffende land te verrichten en dat ten aanzien van hem geen bevoegdheidsbeperkingen in het betreffende land van kracht zijn. Indien een dergelijke verklaring niet beschikbaar is, kunnen ook andere bescheiden worden overlegd, op grond waarvan voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de werkzaamheden in het betreffende land bevoegd zijn verricht. In alle andere gevallen wordt het formulier onderbouwd met onderliggende bewijsstukken indien Onze Minister daartoe verzoekt.

  • 4 Indien de aanvrager op verzoek van Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, niet tijdig onderbouwt met de onderliggende bewijsstukken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 5 De bewijsstukken, bedoeld in het derde lid, zijn in het Nederlands of Engels gesteld, danwel door een beëdigd vertaler in een van de genoemde talen vertaald. Overgelegde fotokopieën zijn gewaarmerkt door de instelling of werkgever die het desbetreffende bewijsstuk heeft afgegeven, of door een in Nederland gevestigde notaris.

Artikel 6

  • 2 De ingeschrevene is voor het ingeschreven zijn in het register per periode van vijf jaar of een deel daarvan een bedrag van € 20,-- verschuldigd.

  • 3 De beide in het eerste en tweede lid genoemde bedragen worden voldaan binnen vier weken na het indienen van de aanvraag. Indien de verschuldigde bedragen niet zijn voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 4 Indien na de beoordeling van de aanvraag de gevraagde aantekening niet wordt opgenomen in het register, wordt het bedrag, genoemd in tweede lid, gerestitueerd.

Artikel 7

  • 1 In afwijking van artikel 2, tweede lid, geldt voor artsen van wie de aangetekende datum, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet is gelegen voor 1 januari 2013, dat de periode, bedoeld in artikel 8, eerste lid van de wet, duurt van de aangetekende datum tot 1 januari 2018.

  • 2 Voor artsen voor wie een periode is vastgesteld in het eerste lid, wordt bij de toepassing van artikel 3 uitgegaan van een periode van vijf aansluitende jaren, die aanvangt op:

    • a. de aangetekende datum, of

    • b. 1 januari 2013.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 6, tweede lid, wordt de periode, bedoeld in het eerste lid, gelijkgesteld met een periode van vijf jaar.

Artikel 7a

  • 1 In afwijking van artikel 2, tweede lid, geldt voor beoefenaren van de in artikel 2, eerste lid, genoemde beroepen:

    • a. van wie de periode, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet eindigt of zonder doorhaling van de inschrijving is geëindigd tussen 17 maart 2020 en de datum, bedoeld in het vierde lid, dat die periode wordt verlengd tot die datum.

    • b. wanneer zij voor het verstrijken van de periode, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet een aanvraag hebben ingediend tot aantekening van een datum als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b of c, van de wet en op 17 maart 2020 op die aanvraag nog niet is beslist, dat de periode van vijf jaren, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt verlengd tot de datum, bedoeld in het vierde lid.

  • 2 Voor beroepsbeoefenaren voor wie een periode is verlengd op grond van het eerste lid, wordt bij de toepassing van artikel 3 uitgegaan van een periode van vijf aansluitende jaren, die

    • a. aanvangt op de aangetekende datum, of

    • b. eindigt op de dag voorafgaande aan de datum, bedoeld in het vierde lid.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 6, tweede lid, wordt de periode, bedoeld in het eerste lid, gelijkgesteld met een periode van vijf jaar.

  • 4 De datum, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

  • 5 Het tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op beroepsbeoefenaren, bedoeld in het eerste lid, van wie een inschrijving in een specialistenregister van het betreffende beroep is doorgehaald voor de datum, bedoeld in het vierde lid en die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in het betreffende register waren ingeschreven,

Artikel 8

Indien de ingeschrevene beschikt over een getuigschrift dat is behaald vóór de inwerkingtreding van dit besluit, geldt in afwijking van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de datum van inwerkingtreding van dit besluit als aanvangsdatum vanaf welke de in dat artikellid bedoelde periode begint te lopen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 8 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel I, onderdelen A en B en artikel 1A van de Wet van 7 juni 2007 tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (periodieke registratie) (Stb. 2007, 237) in werking treden.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit periodieke registratie Wet BIG.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 november 2008

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de zestiende december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven