Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Brandweerzorg, [...] 1945 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 17-07-2008 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing vanaf 1945 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 18 maart 2008 nr. bca-2008.04829/2);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 16 juni 2008

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

wnd. algemene rijksarchivaris, Archiefachterstanden PWAA

,

P. Brood

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:
de

project directeur, Project Wegwerken

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers

Minister van Algemene Zaken

Minister van Binnenlandse Zaken

Minister van Buitenlandse Zaken

Minister van Defensie

Minister van Financiën

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Minister van Verkeer en Waterstaat

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

op het beleidsterrein

BRANDWEERZORG, RAMPENBESTRIJDING EN CRISISBEHEERSING

1945–

Versie juni 2008

Lijst van afkortingen

ABGB: Hoofdafdeling Algemene, Beleids- en Gezondheidsbeschermingsaangelegenheden in Bijzondere Omstandigheden

AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur

B: Bewaren

BSD: Basis Selectie Document

CdK: Commissaris van de Koningin

CRM: (minister/ministerie van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk

CVVC: Directie Civiele Verdediging en Vredescalamiteiten

EZ: (minister/ministerie van) Economische Zaken

KMC: Korps Mobiele Colonnes

LCC: Landelijk Coördinatie Centrum

LNV: (minister/ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit/ Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

MIBO: Afdeling Materieelvoorziening in Bijzondere Omstandigheden

MMK: Afdeling Maatschappelijke Zorg, Media en Kunstbescherming in Bijzondere Omstandigheden

NAVO: Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne

V Vernietigen

VIBO: Afdeling Volksgezondheidszorg in Bijzondere Omstandigheden

VMMK: Hoofdafdeling Volksgezondheidszorg, Maatschappelijke Zorg, Media en Kunstbescherming in Bijzondere Omstandigheden

VROM: (minister/ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

VWS: (minister/ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WVC: (minister/ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

Verantwoording

Doel en werking van het Basis Selectie Document

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (financieel beleid, bijvoorbeeld) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Dit BSD is gebaseerd op het RIO (nr. 49) ‘Van Pro-actie tot nazorg. Een institutioneel onderzoek naar het deelbeleidsterrein brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing vanaf 1952’. De auteur van dit rapport is W.D. Küller.

Het BSD is reeds in 1999 vastgesteld voor de zorgdragers de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Economische Zaken, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (de huidige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) (Stcrt. 1999/216). In 2004 is een aanvulling op het BSD vastgesteld voor de zorgdrager de minister van Binnenlandse Zaken (Stcrt. 2005/112). Tenslotte is in 2007 een organisatiegericht BSD opgesteld van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (Stcrt 2007/144).

Handeling 452 uit het BSD Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing van de actor de minister van Binnenlandse Zaken (Stcrt. 1999/ 216) wordt ingetrokken bij de vaststelling van dit nieuwe BSD.

Definitie en afbakening van het beleidsterrein

Rampenbestrijding gaat in dit BSD over rampen die gevolgen hebben voor burgers. Dierenziekten of milieurampen die geen gevaar vormen voor de burgers, komen in dit BSD dus niet aan bod.

Het BSD Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing is reeds in 1999 vastgesteld voor de zorgdragers de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Economische Zaken, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (de huidige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) (Stcrt. 1999/216). Dit BSD bevat contextinformatie en informatie over de actoren.

Dit BSD heeft verder raakvlakken met het BSD Vergoeding van materiële oorlogs- en watersnoodschaden. Met name handelingen met betrekking tot de Watersnoodramp uit 1953 komen ook in dit BSD aan de orde.

Daarnaast kunnen een aantal algemene handelingen met betrekking tot het voorkomen/ bestrijden van epidemieën en het gezondheidsonderzoek na een ramp, worden teruggevonden in het de organisatiegerichte selectielijst van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

In het BSD Milieubeheer staan handelingen met betrekking tot drinkwatervoorziening.

Handelingen betreffende het voorkomen van rampen op internationaal niveau (bijvoorbeeld bescherming van de bevolking tegen de gevaren van atoomenergie) staan in het BSD Internationale Volksgezondheid.

In het BSD Militaire Operatiën komen handelingen van de minister van Defensie voor die te maken hebben met de inzet van militairen op het gebied van rampenbestrijding, o.a. voor de Watersnoodramp 1953.

Tenslotte komen in het BSD Politie vanaf 1994 handelingen voor met betrekking tot het rampenidentificatieteam.

Doelstellingen van de overheid op het beleidsterrein

In dit BSD Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing speelt het woord ‘crisis’ een belangrijke rol. Een crisis is een ernstige verstoring van de basisstructuren dan wel aantasting van de fundamentele waarden en normen van een maatschappelijk systeem.1 Rampenbestrijding wordt gezien als een vorm van crisisbeheersing. Crisisbeheersing is het geheel van maatregelen en voorzieningen die de overheid in samenwerking met andere organisaties treft met het oog op (acute) noodsituaties ter waarborging van de veiligheid in brede zin.2 In het RIO Van pro-actie tot nazorg staat een uitgebreide omschrijving van de begrippen ‘crisis’ en ‘ramp’.

Na de Tweede Wereldoorlog werd onder ‘ramp’ verstaan dat de burgerbevolking te lijden had onder een oorlog. De burgerbevolking moest beschermd worden tegen de dagelijkse gevolgen van een oorlog en de wetten waren dus ook op die manier ingericht. Van 1952 tot 1985 stond de rampenbestrijding in teken van de civiele verdediging. Hieronder wordt verstaan ‘een geheel van niet-militaire maatregelen die gericht zijn op het voortzetten en in stand houden van de samenleving in geval van oorlog of omstandigheden die daarmee verband houden’.3 De zorg voor de brandweer en de zorg voor rampenbestrijding waren twee afzonderlijke taken en werden ook organisatorisch en functioneel van elkaar gescheiden.4 Na de watersnoodramp van 1953 werden de wetten voor rampenbestrijding ook van toepassing op het beschermen van de bevolking na rampen door natuurgeweld.

Vanaf 1985 werd de organisatie rondom rampenbestrijding anders ingericht. De focus lag nu niet meer op de bescherming van de bevolking als gevolg van een oorlog, maar op ongevallen in de industrie. Het inrichten van de betrokken organisaties werd regionaal en nationaal in plaats van gemeentelijk. De brandweer bleef de spin in het web. Hoe groter de omvang van de ramp, hoe hoger de inschaling: van gemeentelijk naar regionaal, naar nationaal of zelfs internationaal.

Begin jaren negentig werden de ingezette veranderingen geëvalueerd. De volgende voornemens werden aan de hand van deze evaluatie geformuleerd:

  • Verbetering van de voorbereiding op ongevallen en rampen;

  • Het leggen van verbanden tussen rampenbestrijding en de beleidsterreinen arbeidsveiligheid, milieubeleid en openbare veiligheid;

  • Het inzichtelijk maken van de risico’s op bedreigingen en rampen voor de samenleving, zowel op gemeentelijk, regionaal als nationaal niveau.5

Op het gebied van rampenbestrijding is de focus van de overheid tussen 1945 en heden drastisch veranderd. De rampenbestrijding stond aanvankelijk in teken van de bescherming van de bevolking tegen een oorlog. Deze bescherming werd heel letterlijk genomen. In Nederland waren op 22 vestigingsplaatsen een 55-tal magazijnen waarin opgeslagen ziekenhuisbedden, genees- en verbandmiddelen bedoeld voor burger- en militaire gewonden in buitengewone omstandigheden. Ook was hier opgeslagen het klinisch- en chirurgisch materiaal van de landelijke Organisatie Trauma Teams(LOTT), de goederen voor de economische verdedigingsvoorbereiding uit de door EZ afgestoten 10 magazijnen, evenals 30 kilometer nooddrinkwatervoorziening met toebehoren. Daarnaast waren er 8 rijksbergplaatsen voor cultuurgoederen. Eind jaren tachtig kwam er een omslag in het denken. Door het einde van koude oorlog werd de oorlogsdreiging een stuk minder reëel. Door de overheid werd de gedachte dat de Ministeries zelf de organisatie rond rampenbestrijding in handen moest houden, losgelaten. De organisatie rondom de rampenbestrijding werd in de jaren negentig gedecentraliseerd.

De rampenbestrijding is nu neergelegd bij bestaande instellingen, zoals ziekenhuizen. Deze instellingen maken zelf plannen hoe op te treden bij een ramp. Er is dus een omslag gemaakt van een regelende naar een voorwaarde scheppende overheid.6 De overheid zorgt nu voor de structuur om taken op het gebied van rampenbestrijding uit te kunnen voeren, adviseert of er een (gezondheids)- onderzoek na een ramp moet komen en stelt de middelen beschikbaar. Verschillende Ministeries hebben een crisiscentrum om de verschillende instellingen/ diensten aan te sturen in het geval van een crisis die een boven-territoriale inzet vereist. Aan het begin van de 21e eeuw zijn de accenten verschoven binnen rampenbestrijding en crisisbeheersing, maar de organisatie zelf is niet wezenlijk veranderd.7

De Minister van Binnenlandse Zaken is de eerste verantwoordelijke op het beleidsterrein brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Tot de hoofdlijnen van het handelen van de actoren binnen het deelbeleidsterrein brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing behoort het bevorderen van de openbare veiligheid onder andere door het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van het proactie-, preventie-, preparatie-, repressie en nazorgbeleid met betrekking tot branden, ongevallen, rampen en overige crises. Dit wil zeggen dat vanaf 1952 het beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken, in samenwerking met de andere actoren, voortdurend is gericht op het aan de veranderende eisen van de tijd aanpassen van de taakstelling, structuur, capaciteit en het technische niveau van de organisaties op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.8

Op het gebied van rampenbestrijding spelen, naast gemeenten en provincies, verschillende Ministeries een rol. Anno 2000 waren dit Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (o.a. coördinatie), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (o.a. ruimtelijke ordening en bouwvoorschriften), Verkeer en Waterstaat (o.a. grote infrastructurele projecten), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (o.a. arbeidsomstandigheden van werknemers, incl. rampenbestrijders), Defensie (o.a. ondersteuning bij bepaalde rampen, zoals grootschalige wateroverlast) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De Minister van VWS is verantwoordelijk voor de basisorganisatie in de geneeskundige hulpverlening bij rampen en de kwaliteit van de hulpverlening bij rampen.9

In het RIO Van pro-actie tot nazorg staat een uitgebreide beschrijving van de doelstellingen vanaf 1945 tot en met de jaren negentig.

Totstandkoming van het BSD

Dit BSD is gebaseerd op het PIVOT-rapport 49.10 Op basis van dit rapport is in 1999 het BSD voor de zorgdragers de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Economische Zaken, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (de huidige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) vastgesteld, Stcrt. 1999/216. Deze zorgdragers worden om die reden grotendeels niet meegenomen in dit BSD. In 2005 is een aanvulling op het BSD vastgesteld voor de zorgdrager de minister van Binnenlandse Zaken. In deze aanvulling zijn enkele handelingen ‘opgerekt’ wat betreft de periodisering en zijn handelingen toegevoegd (Stcrt. 2005/112). In 2007 tenslotte is een organisatiegericht BSD opgesteld van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (Stcrt. 2007/144). Daarom zal ook deze Raad niet voorkomen als actor in dit BSD.

Vervallen actoren

Er zijn enkele actoren niet opgenomen in dit BSD, die wel vermeld zijn in het RIO Van pro-actie tot nazorg. Dit betreft de actor de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de actor de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Van de eerste zijn de handelingen al gedekt in het BSD Organisatie van de Rijksoverheid. Stukken met betrekking tot de Tsjernobylramp worden meegenomen in het BSD Milieubeheer. Van de actor de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting stonden in het RIO handelingen betreffende de watersnoodramp uit 1953. Al deze stukken zijn al overgebracht naar het Nationaal Archief. De betreffende handelingen voor deze actor zijn dus niet meer nodig.

Onder de archiefzorg van de minister van Algemene Zaken zijn de volgende actoren vervallen: de minister van Algemene Zaken/ Regeringsvoorlichtingsdienst en de minister-president. De handelingen van beide actoren zijn onder de minister van Algemene Zaken geplaatst.

De volgende, onder de archiefzorg van de minister van Defensie ressorterende, actoren zijn komen te vervallen: Chef van staven der drie krijgsmachtonderdelen, Chef Generale Staf, Nederlandse Territoriaal Bevelhebber, Chef van de Marinestaf.

De handelingen van deze actoren zijn namelijk al gedekt door handeling 179 van het BSD Militaire Operatiën. De volgende handelingen zijn uit dit BSD geschrapt:

  • 307, 308 (actor: Chef van staven der drie krijgsmachtonderdelen)

  • 309 (actor: Chef Generale Staf)

  • 310 (actor: Nederlandse Territoriaal Bevelhebber)

  • 311 (actor: Chef van de Marinestaf)

De actor de Nationale Raad voor de Volksgezondheid is komen te vervallen. De handeling behorend bij deze actor (289) is daarmee niet in dit BSD opgenomen. Het geven van advies door deze raad aan de minister is opgenomen in het BSD Advisering in de gezondheidszorg vanaf 1945 (Stcrt. 2007/145).

De actor de inspectie van de volksgezondheid van het Staatstoezicht op de volksgezondheid is komen te vervallen. De handeling behorend bij deze actor (31) is daarmee niet in dit BSD opgenomen. Ook de actor de (hoofd)inspecteur geneeskundige hoofdinspectie van het Staatstoezicht op de volksgezondheid is komen te vervallen. De handelingen van deze actor (287, 290, 299) zijn niet opgenomen. De handelingen van beide actoren zijn, op een hoger niveau, terug te vinden in het BSD Inspectie voor de Gezondheidszorg (Stcrt. 2002/ 149).

Vervallen handelingen

Een aantal handelingen dat te maken heeft met de (schade)vergoedingen door de minister van Financiën of onder de zorg van de minister van Financiën vallende actoren na de Watersnoodramp 1953, is komen te vervallen en dus niet uit het RIO Van pro-actie tot nazorg overgenomen. Deze handelingen zijn opgenomen in het BSD Materiële Oorlogs- en Watersnoodschaden. Uit het RIO zijn daarom de volgende handelingen niet in het BSD overgenomen:

  • 433, 438, 439, 443, 447 (actor: de minister van Financiën)

  • 445, 446 (actor: Bureau Financiering Wederopbouw)

  • 449 (actor: Centraal Verrekenkantoor van het Commissariaat voor Oorlogsschaden)

De actoren Bureau Financiering Wederopbouw en Centraal Verrekenkantoor van het Commissariaat voor Oorlogsschaden zijn daarmee niet opgenomen.

Opnieuw vast te stellen handeling

Handeling 452 uit het RIO, vastgesteld in het BSD Brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing (Stcrt. 1999/ 216), wordt opnieuw vastgesteld in dit BSD. De tekst is aangepast en de vernietigingstermijn is in plaats van 10 jaar 12 jaar geworden. Deze vernietigingstermijn is verlengd in verband met de Europese regelgeving. Deze handeling wordt zowel voor de minister van Binnenlandse Zaken als voor de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Toegevoegde handelingen

Tijdens de totstandkoming van het BSD Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden, Stcrt. 2007/21, is afgesproken dat de handelingen met betrekking tot het ruimen van bommen in het BSD Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing zouden worden meegenomen. De taken betreffende het ruimen van bommen zijn zowel door de minister van Binnenlandse Zaken als door de minister van Financiën uitgevoerd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken lift dit BSD alleen mee voor deze handelingen.

De meeste nieuwe handelingen zijn echter opgenomen voor de minister van VWS. In het RIO waren verschillende taken van deze minister niet opgenomen. De rol van de minister van VWS is, naast de minister van Binnenlandse Zaken, redelijk groot. Algemene handelingen over onderzoek en het maken van beleid zijn om die redenen toegevoegd. In het BSD Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing (Stcrt. 1999/216) staan onder de actor de minister van Binnenlandse Zaken wel een aantal algemene handelingen, maar omdat de minister van Volksgezondheid een aantal handelingen mede doet, hebben deze een nieuw nummer gekregen. Door het toevoegen van een nieuwe actor onder de zorg van de minister van VWS (te weten: de commissie Noodinrichtingen) is er voor deze actor ook een nieuwe handeling geformuleerd. Ook zijn voor de actor Geneeskundige Verdedigingsraad 2 nieuwe handelingen geformuleerd, omdat er taken niet waren beschreven. Tenslotte is er een vijftal handelingen met betrekking tot het organiseren van, adviseren over en coördineren van (de voorbereiding van de hulpverlening van) de bescherming van bevolking in crisissituaties toegevoegd. Deze taken zijn in het RIO niet opgenomen, maar de taken, waarop deze handelingen gebaseerd zijn, kwamen naar voren tijdens het interview met de heer A.H. Zwennes, crisiscoördinator bij het ministerie van VWS (directie Publieke Gezondheid, afdeling Crisisbeheersing Volksgezondheid; d.d. 4 december 2007).

De handelingen 633 tot en met 664 zijn nieuw.

Selectiedoelstelling

In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’

Selectiecriteria

Selecteren is het aanmerken van de neerslag van een handeling voor bewaren of vernietigen.

Als de neerslag aangewezen wordt ter bewaring, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, voor eeuwig bewaard moet worden. De bewaarplaats waar deze neerslag na het verlopen van de wettelijke overbrengingstermijn van twintig jaar moet worden overgebracht, is het Nationaal Archief. Bij de handeling in dit BSD staat in dit geval bij waardering een B (van bewaren).

Als de neerslag van een handeling wordt aangewezen ter vernietiging, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, na verloop van de in het BSD vastgestelde termijn kan worden vernietigd. De vernietigingstermijn is een minimum eis: stukken mogen niet eerder dan na het verstrijken van die termijn worden vernietigd door de voor het beheer verantwoordelijke dienst. De duur van de vernietigingstermijn wordt bepaald door de administratieve belangen en de belangen van de burgers, enerzijds ten behoeve van het adequaat uitvoeren van de overheidsadministratie en de verantwoordingsplicht van de overheid en anderzijds voor de recht- en bewijszoekende burger. Bij de handeling in dit BSD staat in dit geval bij waardering een V (van vernietigen).

Het aanwijzen van handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven, gebeurt op grond van criteria die tot stand zijn gekomen in overleg tussen zorgdrager en het Nationaal Archief.

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de volgende algemene selectiecriteria. De cultuurhistorische waarde van handelingen wordt getoetst aan de onderstaande algemene selectiecriteria.

Algemene selectiecriteria

1. Handelingen die betrekking hebben op de voorbereiding en bepaling van het beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Agendavorming, analyse van informatie, beleidsadvisering, beleidsvoorbereiding of -planning, besluitvorming over de inhoud van beleid, terugkoppeling van beleid. Zowel de keuze als de specificatie van de doeleinden en instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op de evaluatie van het beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Beschrijving en beoordeling van de inhoud, het proces of de effecten van beleid, toetsing van en toezicht op beleid. Niet perse leidend tot consequenties zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op de verantwoording aan andere actoren van de hoofdlijnen van het beleid

Toelichting: Ook verslaglegging ten aanzien van de beleidsmatige hoofdlijnen.

4. Handelingen die betrekking hebben op de (her)inrichting van organisaties belast met het beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Instelling, wijziging, opheffing en werkwijze van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt de toepassing verstaan van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen, voor zover die in direct verband staan met voor Nederland bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.

Toelichting: Zoals wanneer de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of in noodsituaties.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Vaststellingsprocedure

In januari 2008 is het ontwerp-BSD aangeboden door het Project Wegwerken Archief Achterstanden namens de ministers van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën, Verkeer & Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de minister van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 april 2008 lag de selectielijst gedurende weken ter publieke inzage op de website van het Nationaal Archief; op de website van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; bij de informatiebalie in de studiezaal van het Nationaal Archief.

Van (historische) organisaties of individuele burgers is geen commentaar ontvangen.

Op 27 mei 2008 bracht de RvC advies uit ((bca-2008.04829/2), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 16 juni 2008 door de algemeen rijksarchivaris, namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ende Project Directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden namens de ministers van Algemene Zaken [C/S&A/08/1022], Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties [C/S&A/08/1023] , Buitenlandse Zaken[C/S&A/08/1024], Defensie [C/S&A/08/1311] Financiën [C/S&A/08/1312] , Verkeer & Waterstaat [C/S&A/08/1313] en Volksgezondheid,Welzijn en Sport [C/S&A/08/1314] vastgesteld.

Leeswijzer

De selectielijst is primair ingedeeld naar actoren. De secundaire indeling is de volgorde van de handelingen.

Handelingenblokken

De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn opgebouwd:

(nummer):

Het nummer van het handelingenblok.

Handeling:

Een complex van activiteiten, dat verricht wordt door één of meer actoren en dat veelal een product naar de omgeving oplevert.

Periode:

Hier worden de jaren weergegeven waarin de handeling werd verricht.

Grondslag/Bron:

Dit is de (wettelijke) basis van de handeling. De aanduiding bron wordt gebruikt indien een handeling geen duidelijke wettelijke basis heeft, maar de handeling is geformuleerd op basis van interviews, literatuur of andere bronnen.

Product:

Dit is de weergave van het juridisch-bestuurlijk niveau van het eindproduct van de handeling. Indien niet duidelijk is in welke soort documentaire neerslag een handeling heeft geresulteerd of als uit de beschrijving van de handeling al duidelijk is welk product de handeling oplevert, ontbreekt dit item.

Opmerkingen:

Hier worden eventuele bijzonderheden over bovengenoemde items weergegeven.

Waardering:

Hier wordt aangegeven of de neerslag van een handeling bewaard moet worden of dat deze op termijn vernietigd kan worden.

De ‘B’ staat voor bewaren, ofwel: het na afloop van de overbrengingstermijn krachtens de Archiefwet 1995 overdragen aan het Nationaal Archief. De ‘V’ staat voor vernietigen na afloop van de aangegeven termijn. Achter de ‘B’ of ‘V’ is aangegeven welk selectiecriterium, zoals geformuleerd in de inleiding, is toegepast.

Actorenoverzicht

Actoren onder de zorg van de minister van Algemene Zaken

De minister van Algemene Zaken

Tot 1971 had de minister van Algemene Zaken de taak het beleid voor te bereiden van de civiele verdediging en van de wettelijke grondslag voor de inrichting van de organisatie rond de bescherming van de bevolking. Daarnaast konden, indien de omstandigheden dat vereisten, noodwachtplichtigen opgeroepen worden voor dienstvervulling.11

De Ministerraad

De ministerraad heeft commissies ingesteld die onderzoek moesten doen naar de bescherming van de bevolking.

Actoren onder de zorg van de minister van Binnenlandse Zaken

De minister van Binnenlandse Zaken

De minister van Binnenlandse Zaken is de eerste aangewezene op het gebied van Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing. De meeste handelingen van deze actor zijn terug te vinden in het BSD Brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, Stcrt. 1999/216. Voor deze actor worden in dit BSD de handelingen met betrekking tot het ruimen van explosieven vastgesteld. De minister van Binnenlandse Zaken was samen met de minister van Financiën verantwoordelijk voor de goede afwikkeling van zaken. Daarnaast is een handeling me betrekking tot het uitkeren na schade opnieuw vastgestel, omdat de vernietigingstermijn moest worden aangepast in verband met Europese regelgeving.

Raad voor de Gemeentefinanciën (1960–)

De Raad voor de gemeentefinanciën, ingesteld bij de Financiële-Verhoudingswet 1960 en voortgezet onder de Financiële-Verhoudingswet 1984, adviseerde de ministers over aangelegenheden van algemene aard waaraan belangrijke financiële consequenties voor de gemeenten zijn verbonden.

De voorlopers van de Raad, de Rijkscommissie van advies voor de gemeentefinanciën (1929–1955) en de Raad van advies voor de gemeentefinanciën (1955–1960), hadden in feite dezelfde taak.

Actoren onder de zorg van de minister van Buitenlandse Zaken

De minister van Buitenlandse Zaken

De minister van Buitenlandse Zaken houdt zich in internationaal verband bezig met civiele verdediging en crisisbeheersing.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking coördineert de Nederlandse bijdrage aan internationale hulpverlening bij een ramp en beslist in het geval van Suriname over de toekenning van hulp voor projecten op gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Actoren onder de zorg van de minister van Defensie

De minister van Defensie en zijn voorgangers

Tot 1959 was het ministerie van Defensie gesplitst in twee ministeries: het ministerie van Oorlog en het ministerie van Marine.

Op het gebied van rampenbestrijding draagt de minister van Defensie de zorg voor de bescherming en de opvang van de burgerbevolking. De minister van Defensie kan de militaire capaciteiten inzetten ten behoeve van civiele autoriteiten, als deze daarom vragen.12

Verder konden de minister van Defensie en de minister van Binnenlandse Zaken gelasten de bevolking te verplaatsen in het geval van (oorlogs)dreiging of een ramp. Daarnaast had de minister van Defensie de mogelijkheid om het Rode Kruis in te schakelen om slachtoffers op te vangen. De minister van Binnenlandse Zaken kon ook na 1993 de hulp van de minister van Defensie inroepen om militaire eenheden voor reddingswerkzaamheden, geneeskundige hulp en vervoer van slachtoffers in te zetten.

Tenslotte benoemde de minister van Defensie mede leden van commissies en raden, die te maken hadden met het beschermen van burgers, o.a. coördinatiecommissie Burgerlijke Verdediging, de Brandweerraad.

Het Korps Mobiele Colonnes (KMC) / De Algemeen Inspecteur tevens Commandant MC's / de Commandant van het Depot MC's

Deze actor vroeg hulpverlening aan van het Nederlandse Rode Kruis voor de verzorging van militairen. De minister van Defensie was verantwoordelijk voor het Korps Mobiele Colonnes (KMC). Dit krijgsmachtonderdeel was opgericht in 1955. Het KMC had als taak de bevolking te beschermen. De commandant KMC was verantwoording verschuldigd aan de minister van Oorlog (later Defensie), maar kreeg de middelen van het ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1974 werd het KMC uitgebreid met een eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening. In 1989 werden de taken van het KMC aangepast, naar aanleiding van de reorganisatie van de rampenbestrijding. De nadruk kwam te liggen op het redden, (geneeskundig) verzorgen en transporteren van burgerslachtoffers van een grote ramp. In 1993 werd het KMC opgeheven.13

De bevoegde militaire autoriteit tijdens militaire bijstand bij de rampenbestrijding

Deze actor vroeg hulpverlening aan van het Nederlandse Rode Kruis voor de verzorging van militairen.

Actor onder de zorg van de minister van Financiën

De minister van Financiën

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de afwikkeling van oorlogs- en rampschaden. Bovendien zorgt de minister van Financiën voor de vergoeding van kosten die ontstaan uit de noodzaak de bevolking te beschermen na een ramp.

Actor onder de zorg van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan verantwoordelijk zijn voor de afwikkeling van rampschaden.

Actor onder de zorg van de minister van Verkeer en Waterstaat

De minister van Verkeer en Waterstaat

De minister van Verkeer en Waterstaat heeft leden in diverse commissies op gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing benoemd en kan, indien de minister van Binnenlandse Zaken daarom vraagt, bijstand verlenen in het geval van een ramp.

Actoren onder de zorg van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voorgangers

Taakvoorgangers van deze Minister zijn voor de in dit BSD behandelde periode:

taakgebied Volksgezondheid:

  • Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (SoZaVo) (1951 - 1971)

  • Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (VoMil) (1971 - 1982)

  • Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) (1982 - 1994)

  • Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (1994 - )

taakgebied Welzijn:

  • Minister van Maatschappelijk Werk (MaWe) (1952 - 1965)

  • Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) (1965 - 1982)

  • Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) (1982 - 1994)

  • Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (1994 - )

Voor wat betreft het taakgebied Volksgezondheid:

De Minister van VWS en taakvoorgangers is nauw betrokken bij crisisbeheersing en rampenbestrijding. VWS is namelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de (medische en psychosociale) gezondheidszorg en hulpverlening en voor de organisatie daarvan, voor zover van belang voor de kwaliteit van de zorg.

Het Ministerie speelt op dit moment bij drie vormen van bijzondere omstandigheden een rol, namelijk:

  • a. als de ramp of crisis een gemeente-, regio-, of provincie-overstijgend karakter heeft (bijv. de wateroverlast in 1995);

  • b. wanneer deze niet territoriaal en / of politiek-bestuurlijk begrensd zijn (bijv. besmetting of vergiftiging van voedingsmiddelen);

  • c. wanneer deze zich niet op het Nederlandse grondgebied voordoen, maar waarbij Nederlandse burgers betrokken zijn (bijv. ongevallen in het buitenland).14

Bij Volksgezondheid gaat het in de jaren ’50 en ’60 vooral om aangelegenheden die dan worden aangeduid met de term ‘volksgezondheidszorg in buitengewone omstandigheden’. Rond 1965 ontstaat tevens een organisatieonderdeel met die naam: de afdeling Volksgezondheidszorg in Buitengewone Omstandigheden (VIBO). Deze afdeling trof voorbereidingen met als doel gewonde burgers op te kunnen vangen in ziekenhuizen of daarbuiten bij een crisis. De Materieelvoorziening in Bijzondere Omstandigheden (MIBO) viel jarenlang onder de afdeling Algemene Zaken van het Ministerie van Volksgezondheid.

Het Ministerie van Maatschappelijk Werk heeft zich in de 1953 bezig gehouden met de hulpverlening op gebied van maatschappelijk werk na de Watersnoodramp. In de jaren 70 en 80 had de centrale afdeling Civiele Verdediging en Bedrijfszelfbescherming bij het Ministerie van CRM als taak het geven van advies inzake de civiele verdediging en bedrijfszelfbescherming en het coördineren van de voorbereiding van maatschappelijke zorg in buitengewone omstandigheden. In de jaren 80 kwamen er onder deze centrale afdeling de afdelingen ‘Civiele Verdedigings Voorbereiding’ en ‘Bescherming tegen Ongevallen en Rampen’ bij.

Maatschappelijk Werk werd in 1982 ondergebracht bij het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Hiermee waren Welzijn en Volksgezondheid in één Ministerie verenigd.

Met de komst van het Ministerie van WVC werd onder het directoraatgeneraal Volksgezondheid de directie Civiele Verdediging en Vredescalamiteiten ingesteld. De directie CVVC had een aantal afdelingen onder zich die ieder specifieke taken hadden. Naast de MIBO waren onder de hoofdafdeling Algemene, Beleids- en Gezondheidsbeschermingsaangelegenh eden in Bijzondere Omstandigheden (ABGB) de volgende afdelingen geplaatst: de Afdeling Gezondheidsbeschermingsaangelegenh eden in Bijzondere Omstandigheden, de Afdeling Algemene Civiele Verdediging en Vredescalamiteiten en het Crisiscentrum. Onder de hoofdafdeling Volksgezondheidszorg, Maatschappelijke Zorg, Media en Kunstbescherming in Bijzondere Omstandigheden (VMMK) de volgende organisatie-onderdelen geplaatst: de afdeling Maatschappelijke Zorg, Media en Kunstbescherming in Bijzondere Omstandigheden (MMK), de VIBO en de Rijksadviseur Ziekenhuiswezen voor Buitengewone Omstandigheden.15

De CVVC heeft verschillende taken gehad betreffende de crisisbeheersing. CVVC heeft verschillende taken gehad betreffende crisisbeheersing. Zo was CVVC 10 jaar nationaal- en internationaal meldpunt voor Volksgezondheid- en Milieu-incidenten en had het een belangrijke rol bij onder andere Tsjernobyl en de Golfcrisis. Naast de vele honderden calamiteiten kunnen verder nog genoemd worden: Dioxinen in melk, Nitriet in Nasi, Vergiftigde kalkoenen, kwik in sinaasappelen en Methylbromide in het drinkwater. Ook heeft CVVC gezorgd voor de inrichting van de Klu-helicopters voor het vervoer van patiënten van de Waddeneilanden. De directie CVVC is in 1992 opgeheven.

Vanaf de jaren 90 valt de afdeling crisisbeheersing onder de directie Beheer en Managementondersteuning. Nu is crisisbeheersing ondergebracht bij de directie Publieke Gezondheidszorg. De taak van de Minister van VWS is nu om de structuur te bewaken om taken op het gebied van rampenbestrijding uit te kunnen voeren. Daarnaast adviseert de Minister van VWS of er een gezondheidsonderzoek na een ramp moet komen en stelt de middelen beschikbaar. Voor de jaren negentig regelde de Minister van Volksgezondheid zelf de rampenbestrijding, onder andere in de vorm van opslag van geneesmiddelen en dekens in magazijnen. Een uitgebreidere beschrijving van de omslag bij de overheid staat in de paragraaf ‘doelstellingen van de overheid op het beleidsterrein’. De structuur van het Ministerie van VWS met betrekking tot crises, bestaat uit verschillende onderdelen. Het departementaal crisiscentrum (DCC) bestaat uit het beleidsteam VWS crisisbeheersing (BT/VWS) en het operationeel team VWS crisisbeheersing en ondersteuning (OT/VWS). Zowel het beleidsteam als het operationeel team worden ondersteund.16

De Geneeskundige Verdedigingsraad (1951–1996)

De Geneeskundige Verdedigingsraad gaf advies met betrekking tot rampenbestrijding. Zij is ingesteld door de ministerraad in 1951. De taak van de raad is het geven van advies over en het voorbereiden van maatregelen en voorzieningen in verband met gezondheidsrisico’s bij van buitenaf komende dreigingen. Bovendien gaf zij advies om de samenwerking tussen burgerlijke en militaire diensten op gebied van de gezondheidszorg te bevorderen.

De verdedigingsraad raad staat onder voorzitterschap van de directeur-generaal van de Volksgezondheid en bestaat verder uit de Inspecteur van de Geneeskundige Dienst der Koninklijke Landmacht en der Koninklijke Luchtmacht, de Chef van de Geneeskundige Dienst der Zeemacht en de directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid.17

De vertegenwoordiger voor KMC-zaken (1955–1993)

Het Korps Mobiele Colonnes wordt beschreven onder de minister van Defensie en taakvoorgangers. De hier bedoelde vertegenwoordiger hield de minister op de hoogte van gang van zaken bij het KMC. Het KMC houdt zich, zeker na de reorganisatie van de rampenbestrijding in 1990, onder meer bezig met het redden van slachtoffers van rampen, de geneeskundige verzorging op of in de nabijheid van het rampterrein, alsmede het transport van gewonden naar ziekeninrichtingen.

De Commissie noodinrichtingen (1954–ca. 1970)

De Commissie noodinrichting werd ingesteld bij de beschikking van de minister van Maatschappelijk Werk van 15 maart 1954, nr. U4909/VII, afd. BMZ/4. De commissie heeft tot taak de minister van advies te dienen bij de voorbereiding van de nodige regelingen betreffende noodinrichtingen in buitengewone omstandigheden.

Selectielijsten

A. Actoren onder de zorg van de minister van Algemene Zaken

Actor: de minister van Algemene Zaken

44

Handeling: Het voorbereiden van beleid inzake de civiele verdediging.

Grondslag: Besluit wijziging regeling coördinatie van de civiele verdediging 1971 en de taakverdeling van departementen, art. I.2.

Periode: 1950–1971.

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur, nota’s, plannen.

Voorbeelden hiervan zijn:

Besluit Instelling Staf Civiele Verdediging uit 1960, Herziene Besluit Instelling Staf Civiele Verdediging uit 1971.

Waardering: B1.

45

Handeling: Het geven van leiding en coördineren van te nemen maatregelen in geval van daadwerkelijke civiele verdediging.

Bron: Rijksbegroting 1984.

Periode: 1950–1971.

Waardering: B5.

240

Handeling: Het instellen van de Commissie Voorlichting bij Grootschalige Rampen en Incidenten.

Bron: Rijksbegroting 1987/1988, hoofdstuk VII.

Periode: 1987–1989.

Product: Beschikking van de ministers van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM van 6 mei 1987, nr. Eproj.87/U823).

Waardering: B4.

517

Handeling: Het voorbereiden van een besluit tot het oproepen van noodwachtplichtigen voor dienstverrichting bij een noodwacht of noodwachtstaf.

Grondslag: Wet op de noodwachten, art. 79.1.

Periode: 1952–1992.

Product: Koninklijk Besluit.

Besluit inschrijving en oproeping noodwachtplichtigen van 1957 (Stb. 345), ll gewijzigd in 1973 (Stb. 465).

Waardering: B1.

518

Handeling: Het voorbereiden van een besluit tot het intrekken van de oproep van noodwachtplichtigen voor dienstverrichting bij een noodwacht of noodwachtstaf.

Grondslag: Wet op de noodwachten, art. 79.1, 79.4. (na 1970 art. 79.3)

Periode: 1952–1992.

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: B1.

519

Handeling: Het voorbereiden van een wetsontwerp inzake het voortduren van de toestand waarin de noodwachtplichtigen zijn opgeroepen voor dienstverrichting bij een noodwacht of noodwachtstaf.

Grondslag: Wet op de noodwachten, art. 79.2.

Periode: 1952–1992.

Product: Wetsontwerp.

Waardering: B1.

298

Handeling: Het instellen van een berichtendienst ten behoeve van de voorlichting over de watersnoodramp.

Bron: Nota betreffende watersnood van 10-02-1953 (Handelingen der Tweede Kamer, I 2916).

Periode: 1953.

Product: Instellingsbesluit.

Waardering: B4, B6.

200

Handeling: Het voorbereiden van het per KB gelasten van het geheel of ten dele in staat van paraatheid brengen van de organisatie van de bescherming van de bevolking.

Grondslag: Wet Bescherming Bevolking art. 8.1, 8.6 en 8.7.

Periode: 1952–1986.

Product: Koninklijk Besluit.

Besluit bedrijfszelfbescherming 1954, vanaf 1958 Besluit bedrijfszelfbescherming 1958.

Waardering: B1, B6.

201

Handeling: Het voorbereiden van een wetsvoorstel tot het doen voortduren van de gehele of gedeeltelijke staat van paraatheid van de organisatie van de Bescherming Bevolking.

Grondslag: Wet Bescherming Bevolking art. 8.2.

Periode: 1952–1986.

Waardering: B1, B6.

202

Handeling: Het voorbereiden van het per KB beëindigen van de gehele of gedeeltelijke staat van paraatheid van de organisatie van de Bescherming Bevolking.

Grondslag: Wet Bescherming Bevolking art. 8.5, 8.6 en 8.7.

Periode: 1952–1986.

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: B1, B6.

233

Handeling: Het voorbereiden van een koninklijk besluit inzake het in werking stellen, dan wel het intrekken van de artikelen 22 t/m 24 van de Rampenwet 1985 in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden voor Nederland of voor een gedeelte daarvan, alsmede het koninklijk besluit omtrent de wijze van algemene bekendmaking hiervan.

Grondslag: Rampenwet 1985, art. 21.1., 21.2.

Periode: 1986–

Product: Koninklijk besluit.

Waardering: B1, B6.

317

Handeling: Het voorbereiden van het tevens van overeenkomstige toepassing verklaren van de wet Verplaatsing Bevolking, ingeval van watersnood, of andere rampen, alsmede van dreigend gevaar voor het ontstaan daarvan.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 25.2.

Periode: 1955–

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: B1, B6.

Actor: de Ministerraad

42

Handeling: Het instellen van een Commissie ter Voorbereiding ener Wettelijke Regeling van de Rampenbestrijding en de Burgerlijke Verdediging.

Bron: Memorie van toelichting op het ontwerp van de wet op de Bescherming Bevolking. Koppens, p. 76.

Periode: 1947.

Product: Instellingsbeschikking.

Waardering: B4.

49

Handeling: Het instellen van een Commissie voor de Algemene Verdedigingsvoorbereiding.

Bron: Staatsalmanak 1955.

Periode: 1952.

Waardering: B4.

B. Actoren onder de zorg van de minister van Binnenlandse Zaken

Actor: de minister van Binnenlandse Zaken

452

Handeling: Het verstrekken van een tegemoetkoming in de gemaakte kosten ten behoeve van het treffen van maatregelen bij rampen en zware ongevallen ter voorkoming van schade aan de inboedel, onroerende zaak, woonwagen of woonschip

Bron: Regeling bereddingskosten evacués 1995. Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen 1996, art. 5.

Periode: 1945–

Product: Regelingen.

Waardering: V 12 jaar

Ruimen van explosieven

633

Handeling: Het stellen van regels inzake de kosten voor het opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog.

Bron: Gemeentewet art. 182, lid 1

Periode: 1994–1999

Product: Amvb; Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994.

Waardering: B

634

Handeling: Het beoordelen en toekennen van een bijdrage aan een bestuursorgaan voor de gemaakte kosten voor het opsporen en ruimen van explosieven afkomstig uit

WO II.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 3, lid 1

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

635

Handeling: Het beoordelen van de wijze waarop aan de opsporingswerkzaamheden uitvoering wordt gegeven i.v.m. het toekomstige gebruik van de grond.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 3, lid 1

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

636

Handeling: Het beoordelen voor het toekennen van een bijdrage voor andere dan in het voornoemde besluit kostensoorten ingeval van calamiteit.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 7

Periode: 1945–

Opmerking: In het bijdragebesluit is een opsomming gegeven van de kosten die voor declaratie in aanmerking komen. In het geval van een calamiteit kan er een uitzondering gemaakt worden op het bijdragebesluit.

Waardering: V 10 jaar

Actor: Raad voor de Gemeentefinanciën

637

Handeling: Het geven van advies aan de Minister van Financiën inzake het verzoek van het bestuursorgaan tot verlaging van het gemeentelijk deel in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten van het ruimen van explosieven.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 12

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

C. Actoren onder de zorg van de minister van Buitenlandse Zaken

Actor: de minister van Buitenlandse Zaken

71

Handeling: Het ter voorbereiding van de deelname aan de permanente vergaderingen van het Senior Civil emergency Planning Committee (SCEPC) instrueren van de Permanente Vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden bij de NAVO.

Bron: Noord-Atlantisch Verdrag van 04-04-1949.

Periode: 1955–

Product: Nederlands standpunt.

Waardering: B1.

75

Handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de bijeenkomsten van de Raad van Ministers van de Europese Unie met betrekking tot het aspect rampenbestrijding.

Bron: Strategisch plan 1995-1998.

Periode: 1995–

Product: Nederlandse bijdrage.

Waardering: B1.

380

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming van overeenkomsten tussen Nederland enerzijds en België en de Bondsrepubliek Duitsland anderzijds inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen.

Grondslag: Grondwet, art 91.1.

Periode: 1977–

Waardering: B1

385

Handeling: Het treffen van een financiële regeling bij bijstand met de Belgische minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland.

Grondslag: Overeenkomst tussen Nederland en Belgie inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen, art. 9.3, 11.

Overeenkomst met de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij rampen, zware ongevallen daaronder begrepen, 1988, art. 9.1, 9.3, 11.

Periode: 1988–

Product:

Waardering: V 10 jaar

Actor: de minister voor Ontwikkelingssamenwerking

68

Handeling: Het formuleren van het beleid ten aanzien van het ter beschikking stellen van hulpgoederen en specifieke expertise in noodsituaties in het kader van de internationale hulpverlening.

Bron: Strategisch plan 1995-1998.

Periode: 1952–

Product:

Waardering: B1.

76

Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met Suriname inzake projecten op het gebied van brandweerzorg en rampenbestrijding in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

Bron: Overeenkomsten uit 1994, tussen Nederland en Suriname inzake de projecten Acute voorzieningen en - Brandweerzorg Suriname 1994-2000.

Interview.

Periode: 1994–

Product: Overeenkomsten uit 1994, tussen Nederland en Suriname inzake de projecten Acute voorzieningen en - Brandweerzorg Suriname 1994-2000.

Waardering: B1.

D. Actoren onder de zorg van de minister van Defensie en zijn voorgangers

Actor: de minister van Defensie en zijn voorgangers

Benoemingen

48

Handeling: Het benoemen van de departementale vertegenwoordiger in de Coördinatie Commissie Burgerlijke Verdediging.

Bron: Staatsalmanak 1952.

Archief van het Bureau Organisatie Bescherming Bevolking, 1950–1959.

Periode: 1950–1960.

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: V 5 jaar na einde benoeming.

84

Handeling: Het benoemen van vertegenwoordigers in de Brandweerraad, die als adviserende leden deelnemen aan de beraadslagingen.

Grondslag: Wet op de Brandweerraad 1986, art. 6.4.

Periode: 1986–1993.

Waardering: V 5 jaar na einde benoeming.

De organisatie en de taken van het KMC

248

Handeling: Het voorbereiden van Koninklijke Besluiten inzake het KMC.

Grondslag: Grondwet, art. 68 en 195.

Periode: 1952–1993.

Product: KB oprichting KMC 1955, KB inzake opneming KMC in de koninklijke Landmacht 1963 (Sc. nr. 30),

Waardering: B1.

249

Handeling: Het vaststellen van nadere regels voor de instelling van de KMC.

Grondslag: Beslissing van de Ministerraad van 14 maart 1955, waarin gesteld dat de Rijks Mobiele Colonnes voortaan onder de naam Mobiele Colonnes militaire colonnes zullen zijn.

Periode: 1955–1993.

Product: Beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1955 houdende de instelling van mobiele brandweer, geneeskundige en opruimings- en reddingscolonnes onder een algemeen inspecteur, tevens commandant Mobiele Colonnes (nr. OOenV/U 24112 en nr. LaO 55210 van 06 augustus 1955). Deze gemeenschappelijke beschikking wordt in 1963 ingetrokken.

Beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en Defensie van 08 maart 1963 (Sc. nr. 50) betreffende nadere uitvoering organisatie Korps Mobiele Colonnes.

Beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken, Defensie en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 1974, inzake uitbreiding van het Korps Mobiele Colonnes ten behoeve van de nooddrinkwatervoorziening (Sc. nr. 187).

Besluit Korps Mobiele Colonnes van de ministers van Binnenlandse Zaken, Defensie, in overeenstemming met de ministers van WVC en VROM van 1987 (Sc. 225).

Waardering: B4.

250

Handeling: Het vaststellen van de organisatie van het KMC.

Grondslag: KB oprichting KMC 1955, art.1.

Gemeenschappelijke beschikking uit 1963 nr. 50 van de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken, art. 3.1.

Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26 september 1974 (Sc. 187), art. 3.

Besluit KMC 1989, art. 7.

Periode: 1955–1993.

Product: Ministeriële beschikking (onder meer Beschikking nr. 55209 van 06 augustus 1955 houdende oprichting van de Staf van de Algemeen Inspecteur Mobiele Colonnes en het Depot Mobiele Colonnes.

Waardering: B4.

251

Handeling: Het aanwijzen van militair personeel, bestemd voor het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1955 houdende de instelling van Mobiele Colonnes, punt A.1.

Gemeenschappelijke beschikking uit 1963 nr. 50 van de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken, art. 3.1.b.

Besluit KMC 1989, art. 7.

Periode: 1955–1993.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar.

254

Handeling: Het vaststellen van de taken van het KMC, alsmede de aan het KMC te stellen eisen ten aanzien van organisatie en dislocatie, personele geoefendheid, materiële uitrusting en opslag, onderhoud en beheer hiervan.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking uit 1963 nr. 50 van de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken, art. 2.

Periode: 1963–1989.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B5.

256

Handeling: Het vaststellen van de sterkte van de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 1.

Periode: 1974–1989.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar.

257

Handeling: Het vaststellen van de taken, alsmede van de te stellen eisen ten aanzien van organisatie en dislocatie, personele geoefendheid, materiële uitrusting van de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC, en aan opslag, onderhoud en beheer hiervan.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 2.

Periode: 1974–1989.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B5.

Opleiding KMC

262

Handeling: Het treffen van maatregelen voor de opleiding van KMC-personeel.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1955 houdende de instelling van Mobiele Colonnes, punt A.3.

Gemeenschappelijke beschikking uit 1963 nr. 50 van de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken, art. 3.1.c.

Besluit KMC 1989, art. 8.

Periode: 1955–1993.

Product: Ministeriele regeling.

Waardering: B1.

KMC-functionarissen en -vertegenwoordigers

264

Handeling: Het vaststellen van de instructie voor de Algemeen Inspecteur, tevens Commandant KMC en voor de Commandant van het Depot KMC.

Grondslag: Ministeriële beschikking van 6 augustus 1955 houdende oprichting van de Staf van de Algemeen Inspecteur Mobiele Colonnes en het Depot Mobiele Colonnes, punt 1.2 en 2.3.

Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1995 houdende de instelling van Mobiele Colonnes, punt G.1.

Periode: 1955–1963.

Product: Ministeriële regeling.

Waardering: B5.

267

Handeling: Het instellen van een adviesorgaan Bescherming Bevolking, aan de staf van de Algemeen Inspecteur KMC toe te voegen.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1955 houdende de instelling van Mobiele Colonnes, punt D.13.

Periode: 1955–1963.

Waardering: B4.

Oefenbeleid 1952 tot heden

276

Handeling: Het treffen van maatregelen voor de oefening van KMC-personeel en de deelname van het KMC aan oefeningen van rampenbestrijdingsdiensten.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1955 houdende de instelling van Mobiele Colonnes, punt A.3.

Gemeenschappelijke beschikking uit 1963 nr. 50 van de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken, art. 3.1.c.

Besluit KMC 1989, art. 8.

Periode: 1955–1993.

Product: Ministeriële regeling.

Waardering: B1.

Het gelasten van de verplaatsing bevolking

312.

Handeling: Het gelasten van verplaatsing van de bevolking in het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmee verband houdende buitengewone omstandigheden, in het belang van haar veiligheid, van de instandhouding van het maatschappelijk leven of van de uitoefening van de taak van de krijgsmacht.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 2.1.

Periode: 1952–1988.

Product: Ministeriëel besluit.

Waardering: V 10 jaar.

313

Handeling: Het voorbereiden van het Koninklijk Besluit waarin de ministers van Binnenlandse Zaken en Defensie de verplaatsing van de bevolking kunnen gelasten ingeval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmee verband houdende buitengewone omstandigheden, in het belang van haar veiligheid, van de instandhouding van het maatschappelijk leven of van de uitoefening van de taak van de krijgsmacht.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 2.1.

Periode: 1988–

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: B5.

315

Handeling: Het, bij bijzondere noodzaak, voorbereiden van een Koninklijk Besluit waarin aan de ministers van Binnenlandse Zaken, Defensie, de Commissarissen der Koningin en de burgemeesters een algemene of bijzondere machtiging wordt gegeven tot het gelasten van verplaatsing van de bevolking in het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmee verband houdende buitengewone omstandigheden, in verband met de veiligheid van de bevolking, of de instandhouding van het maatschappelijk leven.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 2.2.

Periode: 1988–

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: B5.

316

Handeling: Het voorbereiden van voorlopige voorzieningen die in verband met de verplaatsing van de bevolking in het Rijk of in een gedeelte daarvan noodzakelijk zijn.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 25.1.

Periode: 1955–

Product: Algemene Maatregel van Bestuur.

Waardering: B5.

319

Handeling: Het geven van richtlijnen of aanwijzingen aan burgemeesters inzake de ontruiming en afvoer van de te evacueren bevolking.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 4.2.

Periode: 1952–

Product: Ministeriële richtlijnen.

Waardering: B5.

321

Handeling: Het voorbereiden van het schorsen dan wel vernietigen van gemeentelijke verordeningen met betrekking tot de verplaatsing van de bevolking.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 5.3.

Periode: 1952–

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: V 10 jaar.

323

Handeling: Het aanwijzen van autoriteiten die voor de verplaatsing van de bevolking transportleiders aanstellen bij overschrijding van de gemeentegrenzen bij de ontruiming.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 6.1.

Periode: 1952–

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: V 10 jaar.

327

Handeling: Het voorbereiden van regels voor de registratie van verplaatste personen en de terugkeer van verplaatste personen.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 9.

Periode: 1952–

Product: Algemene maatregel van bestuur.

Waardering: V 10 jaar.

333

Handeling: Het verlenen van ontheffing voor de maximum leeftijd van 65 jaar voor voorzitter en leden van de Rijkscommissie Verplaatsing Bevolking en voor de Commissarissen Verplaatsing Bevolking.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 13.2.

Periode: 1952–

Waardering: V 5 jaar.

334

Handeling: Het stellen van nadere regels voor de inrichting en werkwijze van de Rijkscommissie Verplaatsing Bevolking.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 14.3.

Periode: 1952–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar.

335

Handeling: Het vaststellen van de instructie voor de Commissarissen Verplaatsing Bevolking.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 14.3 en 15.2.

Periode: 1952–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar na vervallen instructie.

341

Handeling: Het voorbereiden van de instelling per KB van een commissie die in hoogste ressort beslist op beroep tegen het door de minister van Binnenlandse Zaken aanwijzen van een bijzondere verblijfplaats en daaraan verbonden voorschriften voor daartoe in aanmerking komende personen.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 17.1.

Periode: 1952–

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: V 10 jaar.

342

Handeling: Het voordragen van benoeming, schorsing en ontslag per KB van de leden van de commissie die in hoogste ressort beslist op beroep tegen het door de minister van Binnenlandse Zaken aanwijzen van een bijzondere verblijfplaats en daaraan verbonden voorschriften voor daartoe in aanmerking komende personen.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 17.2.

Periode: 1952–

Product: Koninklijk Besluit.

Waardering: V 10 jaar.

Bijstand

353

Handeling: Het beschikken op verzoeken om bijstand van rijksdiensten, in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waarbij het verzoek, gedaan door de burgemeester, via de Commissaris van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken, aan de betrokken minister is overhandigd.

Grondslag: Rampenwet 1985, art. 17.2.

Periode: 1985–

Product: Bijstand op rijksniveau.

Waardering: B5.

356

Handeling: Het geven van adviezen aan de Nationaal Commandant Bescherming Bevolking bij de inzet van de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 6.2.

Periode: 1974–1989.

Waardering: V 10 jaar.

358

Handeling: Het gereedstellen van het KMC.

Grondslag: Besluit KMC 1989, art. 12.1.

Periode: 1989–1993.

Waardering: B5.

363

Handeling: Het beschikken op verzoeken om bijstand van militairen, door toedoen van de minister van Binnenlandse Zaken, gedaan door de CdK in bijzondere gevallen.

Grondslag: Rampenwet 1985, art. 18.1.

Periode: 1985–

Product: Militaire bijstand.

Waardering: B5.

365

Handeling: Het vervaardigen van bestuursafspraken op het terrein van militaire bijstand bij rampenbestrijding.

Grondslag: Brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Defensie aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1992/1993 21 516 nr. 4);

Brief van 17-07-1989 nr. C84/604 89 017 285 van de minister van Defensie en van 09-08-1989 Eproj 88/82/3 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer.

Periode: 1993–

Product: Ministerieel besluit/bestuursafspraken van 14-01-1993 op het terrein van militaire bijstand bij rampenbestrijding;

Ministerieel besluit/bestuursafspraken van 17-07-1989 inzake kostenvergoeding van militaire bijstand bij rampenbestrijding.

Waardering: B5.

366

Handeling: Het besluiten tot de oprichting van mobilisabele militaire eenheden ten behoeve van de inzet bij rampenbestrijding in buitengewone omstandigheden.

Grondslag: Bestuursafspraken op het terrein van militaire bijstand bij rampenbestrijding 1993, punt 9.

Periode: 1993–

Product: Ministerieel Besluit.

Waardering: B1.

369

Handeling: Het, op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken, in buitengewone omstandigheden oproepen van militairen van één of meer mobilisabele militaire eenheden, om in werkelijke dienst te komen.

Grondslag: Bestuursafspraken op het terrein van militaire bijstand bij rampenbestrijding 1993, punt 12.

Periode: 1993–

Product: Oproep.

Waardering: B5, B6.

374

Handeling: Het voorbereiden van een Algemene Maatregel van Bestuur tot regeling van de vrijwillige hulpverlening aan gewonden, zieken, krijgsgevangenen, geïnterneerden en anderszins hulpbehoevenden door erkende en toegelaten verenigingen.

Grondslag: De verdragen van Genève van 12-08-1949:

Voor verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde (Sb 1954, 246),

Voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de -strijdkrachten ter zee (Sb 1954, 247),

Betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Sb 1954, 248),

Bescherming van burgers in oorlogstijd (Sb 1954, 249),

Het verdrag van Bern van 12-12-1977:

Inzake het Aanvullende protocol bij voornoemde verdragen betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten,

Inzake het Aanvullende protocol bij voornoemde verdragen betreffende de bescherming van slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten.

Periode: 1980–

Product: Algemene Maatregel van Bestuur.

Waardering: B5.

377

Handeling: Het beslissen over het inzetten van eenheden van het Rode Kruis in Nederland in het kader van de rampenbestrijding.

Grondslag: Besluit Rode Kruis, art. 4.3.

Periode: 1988–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B5.

378

Handeling: Het vaststellen van de aard en de omvang van de voorbereidingen van het Rode Kruis ter voldoening van zijn taken.

Grondslag: Besluit Rode Kruis, art. 5.2.

Periode: 1988–

Product: Ministerieel Besluit.

Waardering: V 10 jaar.

Rijksbijdragen

457

Handeling: Het verstrekken van een jaarlijkse bijdrage uit ’s Rijks kas aan het Nederlandse Rode Kruis, tot vergoeding van de door het Rode Kruis gemaakte kosten voor het in werking hebben van het Informatiebureau en de voorbereidingen daartoe.

Grondslag: Besluit Rode Kruis, art. 8.3.

Periode: 1988–

Product: Jaarlijkse bijdrage.

Waardering: V 7 jaar.

Actor: Het Korps Mobiele Colonnes (KMC) / De Algemeen Inspecteur tevens Commandant MC’s / de Commandant van het Depot MC’s.

375

Handeling: Het bevoegd civiel gezag verzoeken om inzet van eenheden van het Nederlandse Rode Kruis, voor hulpverlening aan militairen.

Grondslag: Besluit Rode Kruis 1988, art. 4.1.

Periode: 1988–1993.

Waardering: B5.

376

Handeling: Het aan de minister van Defensie verzoeken om inzet van eenheden van het Nederlandse Rode Kruis, voor hulpverlening aan militairen.

Grondslag: Besluit Rode Kruis 1988, art. 4.1.

Periode: 1988–1993.

Waardering: B5.

Actor: de bevoegde militaire autoriteit tijdens militaire bijstand bij de rampenbestrijding

375

Handeling: Het bevoegd civiel gezag verzoeken om inzet van eenheden van het Nederlandse Rode Kruis, voor hulpverlening aan militairen.

Grondslag: Besluit Rode Kruis 1988, art. 4.1.

Periode: 1988–

Waardering: B5.

376

Handeling: Het aan de minister van Defensie verzoeken om inzet van eenheden van het Nederlandse Rode Kruis, voor hulpverlening aan militairen.

Grondslag: Besluit Rode Kruis 1988, art. 4.1.

Periode: 1988–

Waardering: B5.

Actor: het adviesorgaan Bescherming Bevolking

268

Handeling: Het adviseren over en het geven van voorlichting aan het militaire instructiekader van de KMC met betrekking tot de specifieke BB-opleiding bij de KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog en Marine van 24 juni 1955 houdende de instelling van Mobiele Colonnes, punt D.13.

Periode: 1955–1963.

Waardering: B 5 voorlichtingsmateriaal

V 5 jaar overige neerslag

E. Actor onder de zorg van de minister van Financiën

Actor: de minister van Financiën

61

Handeling: Het vaststellen van regels inzake de permanente bereikbaarheid van het LCC.

Grondslag: Besluit Landelijk Coördinatie Centrum 1991, art. 2.

Periode: 1991–

Product: Ministeriële Regeling.

Waardering: V 10 jaar na wijziging of na vervallen

121

Handeling: Het overleggen met de minister van Binnenlandse Zaken inzake diens aanwijzen van de ‘eerste kantoren’ waarlangs de invoering van blustoestellen en van vullingen geschiedt.

Grondslag: Besluit draagbare blustoestellen 1958, art. 3.2.

Periode: 1958–1986.

Product: Ministeriële beschikking.

Bijvoorbeeld: Beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 2 april 1953, nr. 17436 (Stcrt. 13-04-1953, nr. 70).

Waardering: V10 jaar na wijziging of na vervallen

406

Handeling: Het stellen van regels inzake het in rekening brengen van de kosten van de provincies wat betreft de bescherming van de bevolking.

Grondslag: Wet Bescherming Bevolking art. 27.

Periode: 1952–1986.

Product: Ministerieel Besluit.

Waardering: V 10 jaar na wijziging of na vervallen

411

Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken inzake diens vaststelling van regels voor het geheel of gedeeltelijk vergoeden van de kosten van vervoer bij evacuatie, van kosten voor bijzondere verblijfplaatsen en voor de vergoeding en het verhaal van inkwartieringskosten.

Grondslag: Wet verplaatsing bevolking, art. 10.6.

Periode: 1952–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar na wijzigen of na vervallen

413

Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken inzake diens vaststellen, verhogen, verlagen, dan wel herzien van de rijksbijdragen aan de gemeenten, danwel de kringen in hun kosten voor bescherming bevolking en verplaatsing bevolking.

Grondslag: Besluit Bijdragen Bescherming Bevolking en Verplaatsing Bevolking 1962, art. 1.2, 9.2, 11.1 en 13.

Wet Bijdragen Bescherming Bevolking en Verplaatsing Bevolking 1964, art. 1.2, 9.2, 11.1 en 13.

Periode: 1962–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar wijziging of na vervallen

415

Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken inzake diens vaststellen van de hoogte van een rijksbijdrage, die in bijzondere gevallen als buitengewone uitkering wordt toegekend aan de gemeenten, danwel de kringen in hun kosten voor bescherming bevolking en verplaatsing bevolking.

Grondslag: Besluit bijdragen bescherming bevolking en verplaatsing bevolking 1962, art. 9.1.

Wet bijdragen bescherming bevolking en verplaatsing bevolking 1964, art. 9.1.

Periode: 1962–

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: V 10 jaar na wijzigen of na vervallen

430

Handeling: Het vaststellen van aantal inwoners in een gemeente, indien de gemeente in het voorgaande jaar of op 1 januari van het lopende kalenderjaar, betrokken was bij een wijziging van de gemeentelijke indeling, ten behoeve van de bepaling van het ten laste van de gemeente komend aandeel in de kosten bij een ramp.

Grondslag: Besluit rijksbijdragen gemeenten bij rampen 1989, art. 4.5.

Financiële Verhoudingenwet 1984, art. 28.

Periode: 1989–

Product: Ministeriële Beschikking.

Waardering: V 10 jaar na wijziging of na vervallen

Ruimen van explosieven

633

Handeling: Het stellen van regels inzake de kosten voor het opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog.

Bron: Gemeentewet art. 182, lid 1

Periode: 1994–1999

Product: Amvb; Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994.

Waardering: B6

634

Handeling: Het beoordelen en toekennen van een bijdrage aan een bestuursorgaan voor de gemaakte kosten voor het opsporen en ruimen van explosieven afkomstig uit WO II.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 3, lid 1

Periode: 1945–

Waardering: B6

635

Handeling: Het beoordelen van de wijze waarop aan de opsporingswerkzaamheden uitvoering wordt gegeven i.v.m. het toekomstige gebruik van de grond.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 3, lid 1

Periode: 1945–

Waardering: B6

636

Handeling: Het beoordelen voor het toekennen van een bijdrage voor andere dan in het voornoemde besluit kostensoorten ingeval van calamiteit.

Grondslag: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994, art. 7

Periode: 1945–

Opmerking: In het bijdragebesluit is een opsomming gegeven van de kosten die voor declaratie in aanmerking komen. In het geval van een calamiteit kan er een uitzondering gemaakt worden op het bijdragebesluit.

Waardering: B6

F. Actor onder de zorg van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en zijn voorgangers

Actor: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voorgangers

452

Handeling: Het verstrekken van een tegemoetkoming in de gemaakte kosten ten behoeve van het treffen van maatregelen bij rampen en zware ongevallen ter voorkoming van schade aan de inboedel, onroerende zaak, woonwagen of woonschip

Bron: Regeling bereddingskosten evacués 1995. Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen 1996, art. 5.

Periode: 1945–

Product: Regelingen.

Waardering: V 12 jaar

G. Actor onder de zorg van de minister van Verkeer en Waterstaat

Actor: de minister van Verkeer en Waterstaat

48

Handeling: Het benoemen van de departementale vertegenwoordiger in de Coördinatie Commissie Burgerlijke Verdediging.

Bron: Staatsalmanak 1952.

Archief van het Bureau Organisatie Bescherming Bevolking, 1950–1959.

Periode: 1950–1960.

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: V 5 jaar.

84

Handeling: Het benoemen van vertegenwoordigers in de Brandweerraad, die als adviserende leden deelnemen aan de beraadslagingen.

Grondslag: Wet op de Brandweerraad 1986, art. 6.4.

Periode: 1986–1993.

Waardering: V 5 jaar.

353

Handeling: Het beschikken op verzoeken om bijstand van rijksdiensten, in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waarbij het verzoek, gedaan door de burgemeester, via de Commissaris van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken, aan de betrokken minister is overhandigd.

Grondslag: Rampenwet 1985, art. 17.2.

Periode: 1985–

Product: Bijstand op rijksniveau.

Waardering: B5.

447

Handeling: Het instellen van een Interdepartementale Commissie van Toezicht op de Schade-afwikkeling naar aanleiding van de Watersnoodramp 1953.

Grondslag: Nota betreffende watersnood van 10 februari 1953 (Handelingen der Tweede Kamer, I 2916).

Periode: 1953.

Waardering: B4, B6.

H. Actoren onder de zorg van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zijn voorgangers

Actor: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zijn voorgangers

Algemene handelingen

638

Handeling: Het mede-voorbereiden, mede-vaststellen en mede-evalueren van het beleid inzake brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties,

Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.

Onder deze handeling valt ook:

– het voeren van overleg met andere betrokken actoren op het gebied van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing;

– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadsvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing;

– het voeren van overleg met en het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing;

– het aan externe adviescommissies verzoeken om advies over de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing;

– het informeren (voorlichten) van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het gebied van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing;

– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (voorlichting als beleidsinstrument);

– het evalueren van de uitvoering van de aanpak van een crisis.

Waardering: B 1,2

639

Handeling: Het mede-voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: Concept-wetsontwerpen en -besluiten

Waardering: B 1,2

640

Handeling: Het instellen, instrueren en opheffen van commissies en werkgroepen ter voorbereiding van het beleid inzake het brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: Instellingsbesluiten

Waardering: B 4

641

Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de voorbereiding en evaluatie van beleid op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat bij de minister van Volksgezondheid berust.

Periode: 1945–

Product: Verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen

Waardering: B 1

642

Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de voorbereiding en evaluatie van beleid op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij de minister van Volksgezondheid berust.

Periode: 1945–

Product: Verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen

Waardering: V 10 jaar

643

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake het beleid betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: Series; jaarverslagen; kwartaalverslagen; maandverslagen

Opmerking: Het betreft hier ook de verslaglegging waarvoor geen grondslag kan worden aangewezen in de specifieke wet- en regelgeving voor het beleid betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Waardering: B 3: jaarverslagen, of bij ontbreken daarvan kwartaalverslagen dan wel maandverslagen;

V 10 jaar: alle verslagen met een kortere verslagperiode dan de te bewaren verslagen

644

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen inzake het beleid betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing en het anderszins informeren van leden van of commissies uit het parlement.

Periode: 1945–

Product: Brieven; notities, …

Waardering: B 3

645

Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, inzake het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele. organisaties

Periode: 1945–

Product: Internationale regelingen; nota’s; notities; rapporten

Waardering: B 5

646

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen inzake het beleid betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: Brieven; notities

Waardering: V 3 jaar

647

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van het beleid betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing

Periode: 1945–

Opmerking: Voor de neerslag betreffende voorlichting als beleidsinstrument, zie het BSD Voorlichting van de Rijksoverheid

Waardering: B5 eindproducten, V 5 jaar overige neerslag

648

Handeling: Het voorbereiden van interdepartementaal overleg ten aanzien van het beleid betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing en het opstellen van verslagen van de geleverde inbreng

Periode: 1945–

Opmerking: Het secretariaat berust niet bij VWS.

Waardering: V10 jaar

649

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van een (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing

Periode: 1945–

Product: offertes, brieven, rapporten

Waardering: B 1

650

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing

Periode: 1945–

Product: notities, notulen, brieven

Waardering: B5

651

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

652

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein betreffende brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: rekeningen, declaraties

Waardering: V 7 jaar

653

Handeling: Het ontwikkelen en onderhouden van handboeken, draaiboeken, protocollen en checklists op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

654

Handeling: Het organiseren van oefeningen of simulaties en trainingen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

655

Handeling: Het treffen van voorbereidingen voor en het inrichten van een departementaal crisiscentrum en/ of regionale crisiscentra.

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

660

Handeling: Het adviseren van gezondheidsinstellingen betreffende de coördinatie van de hulpverlening bij rampen en/ of crises

Periode: 1945–

Waardering: B 5

661

Handeling: Het coördineren van de voorbereiding van de hulpverlening op gebied van geestelijke en/ of lichamelijke gezondheidszorg bij rampen en/of crises.

Periode: 1945–

Waardering: B 5

664

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende regels inzake brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Periode: 1945–

Product: circulaires, richtlijnen, mededelingen

Waardering: B 5

Benoemingen

48

Handeling: Het benoemen van de departementale vertegenwoordiger in de Coördinatie Commissie Burgerlijke Verdediging.

Bron: Staatsalmanak 1952.

Archief van het Bureau Organisatie Bescherming Bevolking, 1950–1959.

Periode: 1950–1960.

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: V 10 jaar na ontslag.

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

84

Handeling: Het benoemen van vertegenwoordigers in de Brandweerraad, die als adviserende leden deelnemen aan de beraadslagingen.

Grondslag: Wet op de Brandweerraad 1986, art. 6.4.

Periode: 1986–1993.

Waardering: V 10 jaar na ontslag.

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

Plannen voor de bescherming bevolking

169

Handeling: Het geven van aanwijzingen aan daartoe aangewezen ondernemingen en openbare nutsbedrijven in het kader van hun bedrijfszelfbescherming.

Grondslag: Wet Bescherming Bevolking art. 4 en art. 7.1.

Periode: 1952–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: V 10 jaar.

176

Handeling: Het al dan niet afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor beschermingsplannen, ingediend door de eigenaren van waterleidingbedrijven.

Grondslag: Besluit bescherming waterleidingbedrijven 1963, 3 t/m 8.

Periode: 1963–1988.

Product: V 10 jaar.

179

Handeling: Het verlenen van vrijstelling voor het opstellen van een beschermingsplan ten aanzien van waterleidingbedrijven en het ten uitvoer brengen daarvan.

Grondslag: Besluit bescherming waterleidingbedrijven 1963, art. 10.

Periode: 1963–

Waardering: V 10 jaar.

Project Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen

32

Handeling: Het (mede) instellen van het Project Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen.

Bron: Wet op de Rijksbegroting 1995, hoofdstuk VII, Binnenlandse Zaken.

Periode: 1996–

Product: Instellingsbeschikking

Waardering: V 10 jaar

33

Handeling: Het formuleren en effectueren van het beleid inzake de versterking van de geneeskundige hulpverlening bij rampen.

Grondslag: Wet op de Rijksbegroting 1995, hoofdstuk VII, Binnenlandse Zaken.

Periode: 1996–

Product: Eindrapport.

Beleidsvisiedocument ‘Geneeskundige hulpverlening: bij ongeval en ramp’.

Plan van Aanpak Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen.

Waardering: B (5)

34

Handeling: Het instellen van de Begeleidingscommissie Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen.

Bron: Wet op de Rijksbegroting 1995, hoofdstuk VII, Binnenlandse Zaken.

Periode: 1996–1997.

Product: Ministeriële beschikking van 28 oktober 1996 inzake de instelling van de Begeleidingscommissie Project Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen.

Waardering: V 10 jaar.

De organisatie en de taken van het KMC

256

Handeling: Het vaststellen van de sterkte van de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 1.

Periode: 1974–1989.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B 5

257

Handeling: Het vaststellen van de taken, alsmede van de te stellen eisen ten aanzien van organisatie en dislocatie, personele geoefendheid, materiële uitrusting van de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC, en aan opslag, onderhoud en beheer hiervan.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 2.

Periode: 1974–1989.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B 5

De aanschaf en het beheer van het materieel van het KMC

260

Handeling: Het aanschaffen, opslaan, beheren, onderhouden en herstellen van materiële uitrusting en magazijnruimte, voor zover bestemd voor nooddrinkwaterleidingvoorziening en waterzuivering alsmede het ter beschikking stellen hiervan aan het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26 juni 1974 (Sc. 187), art. 4.2.

Besluit KMC 1989, art. 10.2 t/m 10.3.

Periode: 1974–1993.

Product: Ministeriële regeling.

Waardering: V 10 jaar

KMC-functionarissen en -vertegenwoordigers

270

Handeling: Het benoemen van een vertegenwoordiger voor KMC-zaken.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26 september 1974, art. 5.

Periode: 1974–1989.

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: V 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

Oefenbeleid

278

Handeling: Het treffen van maatregelen ter bevordering van het houden van een gezamenlijke oefening door noodwachten, noodwachtstaven en de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 4.12.

Periode: 1974–1989.

Waardering: V 10 jaar

Geneeskundige hulpverlening bij rampen vanaf 1991

281

Handeling: Het voorbereiden van het per KB belasten van de minister van Binnenlandse Zaken met de organisatie van het geneeskundig deel van de rampenbestrijding.

Grondslag: Grondwet, art. 44.1.

Periode: 1992–

Product: Koninklijk Besluit waarmede de minister van Binnenlandse Zaken wordt belast met de organisatie van het geneeskundig deel van de rampenbestrijding 1993.

Waardering: V 10 jaar.

286

Handeling: Het voorbereiden van de eisen waaraan gemeentelijke gezondheidsdiensten, ziekenhuizen en centrale posten voor ambulancevervoer bij de voorbereiding en de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening moeten voldoen.

Grondslag: Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen 1991, art. 9.

Periode: 1992–

Product: Algemene Maatregel van Bestuur.

Waardering: B1.

De erkenning van een instelling

288

Handeling: Het voorbereiden van eisen, waaraan een instelling moet voldoen om in aanmerking te komen voor erkenning.

Grondslag: Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen 1991, art. 12.

Periode: 1992–

Product: Algemene maatregel van bestuur.

Waardering: B 1

291

Handeling: Het aanwijzen van getuigschriften voor artsen en verpleegkundigen op het gebied van van rampengeneeskunde.

Grondslag: Erkenningenbesluit geneeskundige hulpverlening bij rampen 1991, art 12 en 13.c.

Periode: 1993–

Waardering: V 10 jaar na einde aanwijzing

Bijstand

353

Handeling: Het beschikken op verzoeken om bijstand van rijksdiensten, in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waarbij het verzoek, gedaan door de burgemeester, via de Commissaris van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken, aan de betrokken minister is overhandigd.

Grondslag: Rampenwet 1985, art. 17.2.

Periode: 1985–

Product: Bijstand op rijksniveau.

Waardering: B 5, 6

356

Handeling: Het geven van adviezen aan de Nationaal Commandant Bescherming Bevolking bij de inzet van de eenheid voor de nooddrinkwatervoorziening van het KMC.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26-09-1974 (Sc. 187), art. 6.2.

Periode: 1974–1989.

Waardering: B 5

374

Handeling: Het voorbereiden van een Algemene Maatregel van Bestuur tot regeling van de vrijwillige hulpverlening aan gewonden, zieken, krijgsgevangenen, geïnterneerden en anderszins hulpbehoevenden door erkende en toegelaten verenigingen.

Grondslag: De verdragen van Genève van 12-08-1949:

Voor verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde (Sb 1954, 246),

Voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de -strijdkrachten ter zee (Sb 1954, 247),

Betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Sb 1954, 248),

Bescherming van burgers in oorlogstijd (Sb 1954, 249),

Het verdrag van Bern van 12-12-1977:

Inzake het Aanvullende protocol bij voornoemde verdragen betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten,

Inzake het Aanvullende protocol bij voornoemde verdragen betreffende de bescherming van slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten.

Periode: 1980–

Product: Algemene Maatregel van Bestuur.

Waardering: B 1

377

Handeling: Het beslissen over het inzetten van eenheden van het Rode Kruis in Nederland in het kader van de rampenbestrijding.

Grondslag: Besluit Rode Kruis, art. 4.3.

Periode: 1988–

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B 5

378

Handeling: Het vaststellen van de aard en de omvang van de voorbereidingen van het Rode Kruis ter voldoening van zijn taken.

Grondslag: Besluit Rode Kruis, art. 5.2.

Periode: 1988–

Product: Ministerieel Besluit.

Waardering: B 5

Doeluitkeringen rampenbestrijding

423

Handeling: Het voorbereiden van regels inzake het verstrekken van een rijksbijdrage aan de besturen van de gemeenschappelijke regelingen, tot vergoeding van de kosten die voor gemeentelijke gezondheidsdiensten en erkende instellingen voortvloeien uit de organisatie en uitvoering van de geneeskundige hulpverlening ingeval van oorlog, oorlogsgevaar, of andere buitengewone omstandigheden, alsmede ter voorbereiding daarop.

Grondslag: Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen 1991, art. 19.2.

Periode: 1992–

Product: Algemene maatregel van bestuur.

Besluit doeluitkering rampenbestrijding 1993.

Waardering: B 1

424

Handeling: Het stellen van voorwaarden voor de opslag en het onderhoud van de aan het bestuur in beheer overgedragen eigendommen:

Grondslag: Besluit doeluitkering rampenbestrijding 1993, art. 19.1.c.

Periode: 1994.

Product: Ministerieel besluit.

Waardering: B 5

Rijksbijdrage voor geneeskundige hulpverlening bij rampen

453

Grondslag: Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen 1991, art. 19.2.

Periode: 1992–

Product: Algemene Maatregel van Bestuur,

Besluit Doeluitkering rampenbestrijding 1993.

Waardering: B 1

454

Handeling: Het stellen van voorwaarden aan de opslag en het onderhoud van de aan het bestuur van een gemeenschappelijke regeling, bedoeld in art. 5 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, in beheer overgedragen rijkseigendommen, bedoeld voor geneeskundige hulpverlening bij rampen.

Grondslag: Besluit doeluitkeringen rampenbestrijding 1993, art. 19.1c.

Periode: 1994.

Product: Ministeriële beschikking.

Waardering: B5.

457

Handeling: Het verstrekken van een jaarlijkse bijdrage uit 's Rijks kas aan het Nederlandse Rode Kruis, tot vergoeding van de door het Rode Kruis gemaakte kosten voor het in werking hebben van het Informatiebureau en de voorbereidingen daartoe.

Grondslag: Besluit Rode Kruis, art. 8.3.

Periode: 1988–

Product: Jaarlijkse bijdrage.

Waardering: V 7 jaar na afsluiten dossier (d.w.z. na vaststelling dan wel na afhandeling van evt. juridische procedures)

Noodwachtpersoneel

483

Handeling: Het voorbereiden van regels inzake het afwijken van de bij of krachtens de Ongevallenwet 1921, de Ziektewet, de Werkloosheidswet en de Kinderbijslagwet vastgestelde administratieve voorschriften.

Grondslag: Wet op de noodwachten, art. 31.

KB overgangsregeling rechtspositionele voorzieningen vrijwillige rampenbestrijders 1987, art. 2.1

Periode: 1952–1992.

Product: Algemene Maatregel van Bestuur.

Besluit Geneeskundige Verzorging Noodwachters van 1952 (Stb. 573), ll gewijzigd in 1964 (Stb. 153).

Waardering: B 1

Civiele Verdediging en Vredescalamiteiten

656

Handeling: Het beheren van de opslagruimtes

Periode: 1945–1992

Opmerking: - Dit kunnen zowel opslagruimtes voor cultuurgoederen zijn als voor middelen ter bescherming van de bevolking

- Onder deze handeling valt ook het bestellen van goederen, zoals medicijnen, dekens en tenten

Waardering: V 10 jaar

657

Handeling: Het aanwijzen en ontmantelen van opslagplaatsen voor goederen ter bescherming van de bevolking en cultuurgoederen ten tijde van een crisis

Periode: 1945–1992

Waardering: V 10 jaar

658

Handeling: Het vernietigen of verkopen van goederen uit de opslagplaatsen

Periode: 1945–1992

Waardering: V 10 jaar

Maatschappelijk Werk

303

Handeling: Het treffen van voorzieningen voor de coördinatie van de hulpverlening door de organisaties van het maatschappelijk werk op provinciaal niveau.

Grondslag: Nota betreffende watersnood van 10 februari 1953 (Handelingen der Tweede Kamer, I 2916)

Periode: 1953

Product: Provinciale Coördinatiecentrales

Waardering: B 1, 6

435

Handeling: Het verlenen van een machtiging aan de burgemeesters om aan de slachtoffers van de watersnood een uitkering te verlenen ter voorziening in de kosten van het noodzakelijke levensonderhoud overeenkomstig de Regeling hulpverlening oorlogsslachtoffers 1940- 1945.

Grondslag: Nota betreffende watersnood van 10 februari 1953 (Handelingen der Tweede Kamer, I 2916)

Periode: 1953

Product: Circulaire

Waardering: B 5, 6

436

Handeling: Het vaststellen van uitvoeringsvoorschriften inzake een uitkering aan de slachtoffers van de watersnoodramp.

Grondslag: Nota betreffende watersnood van 10 februari 1953 (Handelingen der Tweede Kamer, I 2916)

Periode: 1953

Product: Uitvoeringsvoorschrift van 7 februari 1953

Waardering: B 5, 6

437

Handeling: Het treffen van regelingen voor de voorziening in extra kosten voor de tewerkstelling van extra maatschappelijk werksters en gezinsverzorgsters voor het bijstaan van de getroffen bevolking en voor de financiering van de eventuele bijkomende kosten van een vakantie voor kinderen van de getroffen bevolking.

Grondslag: Nota betreffende watersnood van 10 februari 1953 (Handelingen der Tweede Kamer, I 2916)

Periode: 1953

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5, 6

Actor: de Geneeskundige verdedigingsraad

11

Handeling: Het geven van advies inzake de reorganisatie van de rampenbestrijdingsorganisatie.

Bron: 4e voortgangsrapport 1987, ‘Hulpverlening in kaart gebracht’.

Periode: 1951–1996

Product: Adviezen.

Waardering: B 1

662

Handeling: Het bevorderen van coördinatiemaatregelen op het gebied van de gezondheidszorg en de samenwerking tussen burgerlijke en militaire diensten op het gebied van de nationale verdediging, zowel in vredes- als in oorlogstijd.

Bron: Overzicht interne adviesorganen van de centrale overheid (door: Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, 1977),

Periode: 1951–1996

Product: O.a. notulen overleg

Waardering: B 1

663

Handeling: Het adviseren van de ministers van Binnenlandse Zaken, van Defensie en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne omtrent voorbereidingen van maatregelen op het gebied van de gezondheidszorg en de samenwerking tussen burgerlijke en militaire diensten op het gebied van de nationale verdediging, zowel in vredes- als in oorlogstijd.

Grondslag: Overzicht interne adviesorganen van de centrale overheid (door: Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, 1977),

Periode: 1951–1996

Product: Adviezen

Waardering: B 1

Actor: de vertegenwoordiger voor KMC-zaken

271

Handeling: Het informeren van de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne over de gang van zaken bij het KMC in het algemeen en omtrent opleiding en mate van geoefendheid taken op het gebied van de nooddrinkwatervoorziening in het bijzonder.

Grondslag: Gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 26 september 1974, art. 5.

Periode: 1974–1989.

Product: Voortgangsrapport.

Waardering: B 5 eindrapport

V 10 jaar overige neerslag

Actor: de Commissie noodinrichtingen

659

Handeling: Het adviseren van de minister van Maatschappelijk Werk (later: CRM) bij de voorbereiding van de nodige regelingen betreffende noodinrichtingen in buitengewone omstandigheden.

Bron: Staatsalmanak 1961

Periode: 1954–ca. 1970

Product: adviezen

Waardering: B 1.

  1. Küller, Van pro-actie tot nazorg, 23. ^ [1]
  2. Ibidem. ^ [2]
  3. http://www.ncbb.nl/menu%27s/Menu_2_Algemeen/ index_algemeen.htm (januari 2008). ^ [3]
  4. Küller, Van pro-actie tot nazorg, 33. ^ [4]
  5. Küller, Van pro-actie tot nazorg, 64- 66. ^ [5]
  6. Interview met dhr. A.H. Zwennes, crisiscoördinator bij het ministerie van VWS (directie Publieke Gezondheid, afdeling Crisisbeheersing Volksgezondheid; d.d. 4 december 2007). ^ [6]
  7. Beleidsplan crisisbeheersing 2004-2007, juni 2004, ministerie van BZK. ^ [7]
  8. BSD Brandweerzorg, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing vastgesteld voor de minister van Binnenlandse Zaken (Stcrt. 1999/216). ^ [8]
  9. Rapport Algemene Rekenkamer inzake voorbereiding rampenbestrijding (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27795, nrs. 1-2, p. 14-15. ^ [9]
  10. W.D. Küller, Van pro-actie tot nazorg. Een institutioneel onderzoek naar het deelbeleidsterrein brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing vanaf 1952 (Den Haag 1998). ^ [10]
  11. Küller, Van pro-actie tot nazorg, 276 ^ [11]
  12. Kaouass, A., L. van der Sluys Veer en M. Ali, Van Rijksheer naar crisispartner. De toekomst van crisispartners bij regionale crisisbeheersing (Utrecht 2006) 28. ^ [12]
  13. Küller, Van pro-actie tot nazorg, 173-174. ^ [13]
  14. http://www.minvws.nl/folders/cz/de_rol van_vws_bij_crisisbeheersing.asp. (januari 2008). ^ [14]
  15. Staatsalmanak 1987. ^ [15]
  16. Handboek crisisbeheersing deel I algemeen, Ministerie van VWS, september 2006. ^ [16]
  17. Staatsalmanak 1965. ^ [17]
Naar boven