Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein O&I Nederlandse [...] in de Koude Oorlog, 1945–1994 (Minister van Defensie)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 10-07-2008 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein O&I Nederlandse Stay behind-organisatie in de Koude Oorlog, 1945–1994 (Minister van Defensie)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2008

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

wnd. algemene rijksarchivaris Archiefachterstanden PWAA

,

P. Brood

De

Minister

van Defensie,
namens deze:
de

project directeur Project Wegwerken

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van

de Minister van Algemene Zaken,

de Minister van Defensie,

en daaronder ressorterende actoren,

op het beleidsterrein O&I Nederlandse Stay Behind-organisatie in de koude oorlog 1945–1994

Ministerie van AZ

versie juni 2008

Lijst van gebruikte afkortingen

ACC: Allied Clandestine Committee

AZ: Algemene Zaken

BID: Buitenlandse Inlichtingendienst

BLS: Bevelhebber der Landstrijdkrachten

BSD: Basis Selectiedocument

IDB: Inlichtingendienst Buitenland

O&I: Operaties & Inlichtingen

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

SAZ: Sectie Algemene Zaken

1. Verantwoording

1.1. Doel en werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

1.2. Het beleidsterrein O&I Nederlandse Stay Behind-organisatie in de koude oorlog

Het beleidsterrein richt zich op het functioneren en tenslotte de beëindiging van de Nederlandse stay behind-organisaties. Deze organisaties waren bedoeld om bij een vijandelijke bezetting achter te blijven in bezet Nederland en vanuit de clandestiniteit de vijand te bestrijden.

1.3. Totstandkoming van het BSD

Dit BSD is gebaseerd op het Rapport Institutioneel Onderzoek 166: De Nederlandse stay behind-organisatie in de Koude Oorlog. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein van de Nederlandse stay behind-organisatie in de Koude Oorlog (samenstelling: dr. D. Engelen; ISBN 90-5909-0489) Den Haag 2005.

In het RIO is een historische schets van het beleidsterrein gegeven. Daarnaast zijn handelingen van de verschillende actoren opgenomen. Deze zijn voor het BSD allemaal overgenomen.

De actor Chef van de Generale Staf en de actor hoofd I-dienst, later B-dienst zijn zowel onder het zorgdragerschap van Defensie als Algemene Zaken geplaatst. Vanuit beide ministeries vond aansturing van die actoren plaats.

2. Selectiedoelstelling

De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven. Deze selectiedoelstelling wordt in het BSD toegepast op het betreffende beleidsterrein.

3. Selectiecriteria

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.

Algemeen selectiecriterium

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Naast de algemene criteria kunnen door de zorgdrager(s) en het Nationaal Archief, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, gezamenlijk beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).

Conform het Archiefbesluit 1995, art. 5, onder d 1° worden in het BSD de algemene criteria en eventuele beleidsterrein-specifieke criteria opgesomd om verantwoording te geven van de wijze waarop toepassing is gegeven aan het selectiebeleid.

Overigens verlangt art. 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 276) dat selectielijsten de mogelijkheid bieden om neerslag die met een V is gewaardeerd in speciale gevallen te bewaren op grond van een uitzonderingscriterium:

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

4. Verslag van de vaststellingsprocedure

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 mei 2008 lag de selectielijst gedurende weken ter publieke inzage op de website van het Nationaal Archief; op de website van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; bij de informatiebalie in de studiezaal van het Nationaal Archief.

Van (historische) organisaties of individuele burgers is geen commentaar ontvangen.

Op 28 mei 2008 bracht de RvC advies uit ((bca-2008.04829/2), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 18 juni 2008 door de algemeen rijksarchivaris, namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Project Directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden namens de ministers van Algemene Zaken [C/S&A/08/1385] en Defensie [C/S&A/08/1386] vastgesteld.

Leeswijzer

(Handelingnr.): Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht. Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Waar mogelijk wordt hier vermeld welke documenten uit de handeling zijn voortgekomen

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

5. Actorenoverzicht

5.1. Actoren onder de zorg van de minister van algemene zaken

Minister-president

Was samen met de Minister van Defensie verantwoordelijk voor het functioneren en tenslotte voor de beëindiging van de Nederlandse stay behind-organisatie.

Chef van de Generale Staf, later Landmachtstaf tevens Bevelhebber der Landstrijdkrachten

Namens de Minister-president én de Minister van Oorlog en Marine/Defensie was de Chef van de Generale Staf belast met de coördinatie van de O- en de I-dienst, en was daarmee verantwoordelijk voor deze diensten. Omdat de chef van de Generale Staf

De Chef van de Generale Staf benoemde het hoofd van de I-dienst en tot 1967 tevens het hoofd van de O-dienst. Hij stelde de instructie voor het hoofd vast en gaf aanwijzingen.

Hoofd O-dienst, later A-dienst

Het hoofd van de O-dienst werd tot 1967 benoemd door de Chef van de Generale Staf en was belast met de leiding van dienst O, die de voorbereiding in vredestijd ten doel had van een organisatie die, indien Nederland door de vijand bezet zou worden, in het geheim bepaalde werkzaamheden zou moeten verrichten. Het hoofd van dienst O was verantwoording schuldig aan de Chef van de Generale Staf.

In 1967 werd de naam gewijzigd in gedelegeerde van ‘O’. Tot aan de opheffing in 1992 was hij tevens coördinator ‘O en I’. In oorlogstijd was hij hoofd van de National Clandestine Service (NCS)

Gedelegeerde (hoofd) O-dienst, tevens coördinator ‘O en I’ (1967–1992)

De functie van gedelegeerde werd in 1967 ingesteld, als uitvloeisel van één van de aanbevelingen van de Commissie Ruppert. De gedelegeerde werd door de minister van Defensie, in overleg met de Minister-president, benoemd.

De gedelegeerde was verantwoording schuldig aan de Minister van Defensie voor zowel de coördinatie als voor het leiden van dienst ‘O’.

Hoofd Sectie Algemene Zaken (SAZ), ook wel genoemd I-dienst, later B-dienst

Het hoofd SAZ werd benoemd door de Chef van de Generale Staf, vanaf 1968 door de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS). Het hoofd werd belast met het voorbereiden van een organisatie, die in geval van bezetting van Nederland in staat zou moeten zijn de uitgeweken regering van inlichtingen te voorzien op militair, politiek en economisch gebied.

Commissie Ruppert

In 1964 ingesteld door de Minister-president en de Minister van Defensie met als opdracht het adviseren van de Minister-president en de Minister van Defensie omtrent:

  • de wenselijkheid van een stay behind-organisatie;

  • de organisatie van de dienst;

  • de manier en in welke mate O en I steun en medewerking zullen verlenen aan levensbeschouwelijke organisaties, zulks ten behoeve van de geestelijke weerbaarheid tijdens een bezetting;

  • de vraag onder welke minister(s) O en I moeten ressorteren;

  • de gewenste status en sociale positie van het personeel.

In 1965 presenteerde de commissie haar eindrapport.

Coördinator inlichtingen- en veiligheidsdiensten (1956-1967)

Deze functie werd in 1956 ingesteld. De coördinator werd benoemd door de Minister-president en was belast met de coördinatie van de burgerlijke en militaire inlichtingendiensten. Daarnaast had hij een liaisonfunctie tussen de stay behind-organisatie en de Minister-president. Hij rapporteerde aan de Minister-president over de stand van zaken m.b.t. het voorbereiden van een stay behind organisatie.

Vanaf 1962 was de coördinator tevens hoofd van de O-dienst. In 1967 werd de coördinatie van de O- en I-dienst overgenomen door de gedelegeerde (hoofd) van ‘O’m die tevens coördinator ‘O en I’ werd.

5.2. Actoren onder de zorg van de minister van Defensie

Minister van Defensie

Was samen met de Minister-president verantwoordelijk voor het functioneren en tenslotte voor de beëindiging van de Nederlandse stay behind-organisatie.

Chef van de Generale Staf, later Landmachtstaf tevens Bevelhebber der Landstrijdkrachten

Namens de Minister-president én de Minister van Oorlog en Marine/Defensie was de Chef van de Generale Staf belast met de coördinatie van de O- en de I-dienst, en was daarmee verantwoordelijk voor deze diensten.

De Chef van de Generale Staf benoemde het hoofd van de I-dienst en tot 1967 tevens het hoofd van de O-dienst. Hij stelde de instructie voor het hoofd vast en gaf aanwijzingen.

Hoofd Sectie Algemene Zaken (SAZ), ook wel genoemd I-dienst, later B-dienst

Het hoofd SAZ werd benoemd door de Chef van de Generale Staf, vanaf 1968 door de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS). Het hoofd werd belast met het voorbereiden van een organisatie, die in geval van bezetting van Nederland in staat zou moeten zijn de uitgeweken regering van inlichtingen te voorzien op militair, politiek en economisch gebied.

6. Selectielijsten

6.1. Actoren onder de zorg van de minister van Algemene Zaken

6.1.1. Actor: minister-president

Beleidsvoorbereiding, -ontwikkeling en verantwoording

(1)

Handeling: Het voorbereiden, bepalen en evalueren van het beleid op het gebied van stay behind organisaties

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(2)

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek informeren van de Staten-Generaal betreffende stay behind organisatie(s)

Periode: 1945–1994

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

Organisatie

(3)

Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van een organisatie in vredestijd, belast met de voorbereiding van een stay behind organisatie in oorlogstijd

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(5)

Handeling: Het benoemen en ontslaan van het hoofd van de oorlogsorganisatie van de National Clandestine Service (NCS)

Periode: 1972–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

Coördinatie O en I

(9)

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de coördinator van de inlichtingen en veiligheidsdiensten

Periode: 1956–1967

Grondslag: RIO 166

Product: Koninklijk Besluit

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

Commissies

(17)

Handeling: Het (mede) instellen en opheffen van (advies)commissies op het gebied van stay behind organisatie(s)

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Instellingsbeschikking

Opmerking: O.m. de Commissie Ruppert

Waardering: B, criterium 6

6.1.2. Actor: coördinator inlichtingen en veiligheidsdiensten

(13)

Handeling: Het rapporteren aan de Minister-president over de stand van zaken m.b.t. het voorbereiden van een stay behind organisatie

Periode: 1956–1967

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(14)

Handeling: Het coördineren van de activiteiten van de O- en de I-dienst

Periode: 1956–1967

Grondslag: RIO 166

Product: Verslagen

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

6.1.3. Actor: chef van de generale staf, later chef landmachtstaf, tevens bevelhebber der landstrijdkrachten

(12)

Handeling: Het rapporteren aan de Minister-president over de stand van zaken m.b.t. het voorbereiden van een stay behind organisatie

Periode: 1945–1955

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(4)

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de hoofden van de O-dienst en de I-dienst alsmede het vaststellen van een instructie voor het hoofd

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Instructie

Opmerking: De Chef van de Generale Staf benoemde tot 1967 het hoofd van de O-dienst. Vanaf 1967 werd het hoofd van de O-dienst benoemd door de Minister van Defensie. Zie handeling nummer 6.

Waardering: B, criterium 6

6.1.4. Actor: hoofd o-dienst, later a-dienst

(10)

Handeling: Het in vredestijd voorbereiden van een stay behind organisatie in oorlogstijd alsmede het voorbereiden van de veldorganisatie op de oorlogstaken

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Hierbij o.m. organisatie, opbouw, recruteren en opleiden van veldwerkers, aanschaf en opslag materiaal en realiseren van radio- en andere verbindingen

Waardering: B, criterium 6

(7)

Handeling: Het opstellen van de begroting van de O- en I-dienst

Periode: 1945–1966

Grondslag: RIO 166

Product: Begroting, rapportages

Opmerking: Hierbij ook het periodiek verantwoorden van de besteding

Waardering: B, criterium 6

(16)

Handeling: Het onderhouden van contacten en samenwerken met buitenlandse zusterdiensten

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Verslagen

Opmerking: Bijvoorbeeld het Tripartite Overleg, Allied Clandestine Committee (ACC)

Waardering: B, criterium 6

(11)

Handeling: Het treffen van voorbereidingen voor evacuatie naar onbezet gebied van personen

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Deze personen kunnen niet blijven in verband met hun veiligheid of die in onbezet gebied nodig zijn.

Waardering: B, criterium 6

(19)

Handeling: Het zorgdragen voor de financiële, personele en materiële afwikkeling van de stay behind organisatie

Periode: 1992–1994

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Hierbij ook de nazorg van de veldwerkers

Waardering: B, criterium 6

6.1.5. Actor: gedelegeerde van ‘o’, tevens coördinator ‘o en i’

(8)

Handeling: Het opstellen van de begroting van de O- en I-dienst

Periode: 1967–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Begroting

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(15)

Handeling: Het coördineren van de activiteiten van de O- en I-dienst

Periode: 1967–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Verslagen

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

6.1.6. Actor: hoofd i-dienst, later b-dienst

(10)

Handeling: Het in vredestijd voorbereiden van een stay behind organisatie in oorlogstijd alsmede het voorbereiden van de veldorganisatie op de oorlogstaken

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Hierbij o.m. organisatie, opbouw, recruteren en opleiden van veldwerkers, aanschaf en opslag materiaal en realiseren van radio- en andere verbindingen

Waardering: B, criterium 6

(7)

Handeling: Het opstellen van de begroting van de O- en I-dienst

Periode: 1945–1966

Grondslag: RIO 166

Product: Begroting, rapportages

Opmerking: Hierbij ook het periodiek verantwoorden van de besteding

Waardering: B, criterium 6

(16)

Handeling: Het onderhouden van contacten en samenwerken met buitenlandse zusterdiensten

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Verslagen

Opmerking: Bijvoorbeeld het Tripartite Overleg, Allied Clandestine Committee (ACC)

Waardering: B, criterium 6

(19)

Handeling: Het zorgdragen voor de financiële, personele en materiële afwikkeling van de stay behind organisatie

Periode: 1992–1994

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Hierbij ook de nazorg van de veldwerkers

Waardering: B, criterium 6

6.1.7. Actor: commissie ruppert

(18)

Handeling: Het adviseren van de Minister-president en de Minister van Defensie over de organisatie en taken van een stay behind-organisatie

Periode: 1964–1965

Grondslag: RIO 166

Product: Rapport

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

6.2. Actoren onder de zorg van de minister van Defensie

6.2.1. Actor: minister van defensie

(1)

Handeling: Het voorbereiden, bepalen en evalueren van het beleid op het gebied van stay behind organisaties

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(3)

Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van een organisatie in vredestijd, belast met de voorbereiding van een stay behind organisatie in oorlogstijd

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(6)

Handeling: Het in overleg met de Minister-president benoemen en ontslaan van de gedelegeerde van ‘O’, tevens coördinator van ‘O en I’

Periode: 1967–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Beschikking

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(17)

Handeling: Het (mede) instellen en opheffen van (advies)commissies op het gebied van stay behind organisatie(s)

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Instellingsbeschikking

Opmerking: O.m. de Commissie Ruppert

Waardering: B, criterium 6

6.2.2. Actor: chef van de generale staf, later chef landmachtstaf, tevens bevelhebber der landstrijdkrachten

(12)

Handeling: Het rapporteren aan de Minister-president over de stand van zaken m.b.t. het voorbereiden van een stay behind organisatie

Periode: 1945–1955

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking:

Waardering: B, criterium 6

(4)

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de hoofden van de O-dienst en de I-dienst alsmede het vaststellen van een instructie voor het hoofd

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Instructie

Opmerking: De Chef van de Generale Staf benoemde tot 1967 het hoofd van de O-dienst. Vanaf 1967 werd het hoofd van de O-dienst benoemd door de Minister van Defensie. Zie handeling nummer 6.

Waardering: B, criterium 6

6.2.3. Actor: hoofd i-dienst, later b-dienst

(10)

Handeling: Het in vredestijd voorbereiden van een stay behind organisatie in oorlogstijd alsmede het voorbereiden van de veldorganisatie op de oorlogstaken

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Hierbij o.m. organisatie, opbouw, recruteren en opleiden van veldwerkers, aanschaf en opslag materiaal en realiseren van radio- en andere verbindingen

Waardering: B, criterium 6

(7)

Handeling: Het opstellen van de begroting van de O- en I-dienst

Periode: 1945–1966

Grondslag: RIO 166

Product: Begroting, rapportages

Opmerking: Hierbij ook het periodiek verantwoorden van de besteding

Waardering: B, criterium 6

(16)

Handeling: Het onderhouden van contacten en samenwerken met buitenlandse zusterdiensten

Periode: 1945–1992

Grondslag: RIO 166

Product: Verslagen

Opmerking: Bijvoorbeeld het Tripartite Overleg, Allied Clandestine Committee (ACC)

Waardering: B, criterium 6

(19)

Handeling: Het zorgdragen voor de financiële, personele en materiële afwikkeling van de stay behind organisatie

Periode: 1992–1994

Grondslag: RIO 166

Product:

Opmerking: Hierbij ook de nazorg van de veldwerkers

Waardering: B, criterium 6

7. Literatuur

  • RIO 30: Inlichtingendienst Buitenland Een institutioneel onderzoek naar de Buitenlandse Inlichtingendienst/ Inlichtingendienst Buitenland 1946–1996 (samenstelling: dr. D. Engelen; ISBN 90-74442-33-1) ’s-Gravenhage 1996.

  • RIO 166: De Nederlandse stay behind-organisatie in de Koude Oorlog. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein van de Nederlandse stay behind-organisatie in de Koude Oorlog (samenstelling: dr. D. Engelen; ISBN 90-5909-0489) Den Haag 2005.

  • H.H. Jongbloed, Inventaris van de archieven van de Ministeries voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk (AOK) en van Algemene Zaken (AZ): Kabinet van de Minister-President (KMP), (1924) 1942–1979 (1989) (Nationaal Archief, Den Haag 2003).

Naar boven