Aanwijzing formulier risicoprofiel en executie-indicator

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2010

Aanwijzing formulier risicoprofiel en executie-indicator

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deze aanwijzing geeft regels over het gebruik van het formulier risicoprofiel en de executie-indicator. Ook worden regels gegeven over het informeren van slachtoffers over de executiefase.

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als gevolg van het inwerkingtreden van de Penitentiaire beginselenwet op 1 januari 1999 wordt een formulier risicoprofiel ingevuld door een medewerker van het openbaar ministerie (OM), veelal de officier van justitie aan wie de verdachte wordt voorgeleid of de parketsecretaris. Het formulier risicoprofiel is opgebouwd uit een aantal vragen die verband houden met het / de strafbare feit(en) en vragen over de persoon van de verdachte. Het invullen van het formulier geschiedt ten behoeve van het gevangeniswezen / de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), in verband met het vervoer en de plaatsing van een gedetineerde.

Ook over het plaatsen van een executie-indicator neemt de medewerker van het OM een beslissing. De executie-indicator is een aantekening van het OM bij het aanbieden van een vonnis ter executie aan de Minister van justitie. De beslissing om een executie-indicator te plaatsen wordt echter om praktische redenen (vaak) al tijdens de voorgeleiding genomen. Met de executie-indicator wordt aangegeven dat het OM wil adviseren over te nemen besluiten inzake (toekomstig) te verlenen verlof aan de gedetineerde of overplaatsing van de gedetineerde naar een ander regime of inrichting en dat het OM tijdig op de hoogte wil worden gebracht van de invrijheidstelling van de desbetreffende gedetineerde. Ook geeft het OM hiermee aan advies te willen geven over het opleggen van bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van de (op dat moment) veroordeelde. Deze bijzondere voorwaarden kunnen door de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) bij het ressortsparket in Arnhem worden opgelegd, na ingewonnen advies van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt, de reclassering en, als dit dus is aangegeven, de officier van justitie of advocaat-generaal.

Een goed gebruik van de executie-indicator is van groot belang, ook omdat het informeren van slachtoffers over de executiefase van (zeden)delinquenten gekoppeld is aan dit instrument en omdat de Centrale voorziening v.i. niet zonder advies van het lokale OM kan omtrent de noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling.

De executie-indicator en het formulier risicoprofiel staan nu veelal op één formulier vermeld. Het formulier risicoprofiel heeft daarom tegelijk met de executie-indicator een verandering ondergaan.

1. Het formulier risicoprofiel

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als gevolg van het inwerkingtreden van de Penitentiaire beginselenwet wordt een formulier risicoprofiel ingevuld door een medewerker van het OM. Het invullen van het formulier, dat is opgebouwd uit een aantal vragen die verband houden met het / de strafbare feit(en) en vragen over de persoon van de verdachte, geschiedt ten behoeve van het gevangeniswezen in verband met het vervoer en de plaatsing van een gedetineerde.

1.1. Het doel van het formulier risicoprofiel

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het ingevulde formulier risicoprofiel verschaft DJI / het gevangeniswezen gegevens (indien bekend bij het OM) van de verdachte / gedetineerde over bijvoorbeeld fysieke gesteldheid, gedrag en medeverdachten, maar ook of er al dan niet een uitleveringsverzoek is voor deze verdachte / gedetineerde. Deze gegevens zijn van belang bij het vervoer en de plaatsing in een inrichting van de verdachte / gedetineerde.

1.2. Het gebruik van het formulier risicoprofiel

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het formulier risicoprofiel wordt bij de voorgeleiding ingevuld door de officier van justitie aan wie de verdachte wordt voorgeleid of de parketsecretaris. Voor iedere voorgeleide verdachte dient een formulier risicoprofiel ingevuld te worden. Wanneer er geen bijzonderheden bekend zijn kan ook dit aangegeven worden op het formulier.

2. Executie-indicator

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De executie-indicator wordt in artikel 1 sub c Penitentiaire maatregel gedefinieerd als ‘de aantekening van het openbaar ministerie bij het aanbieden van een vonnis ter executie aan onze Minister waarin wordt aangegeven dat het openbaar ministerie wil adviseren over te nemen besluiten inzake de verschillende vormen van te verlenen vrijheden aan de betreffende gedetineerde.’ Het initiatief of het OM bij de tenuitvoerlegging van de straf betrokken wil worden ligt exclusief bij het OM. Het invullen / plaatsen van de executie-indicator geschiedt derhalve door en ten behoeve van het OM.

De executie-indicator is een aan de delinquent gekoppeld instrument en vervalt pas wanneer het OM dat aangeeft of bij uiteindelijke invrijheidstelling van de gedetineerde (dus niet bij het aansluitend uitzitten van een gevangenisstraf voor een ander feit).

2.1. Het doel van de executie-indicator

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Met het plaatsen van een executie-indicator bij een bepaalde persoon geeft het OM aan dat het om advies gevraagd wil worden alvorens DJI of de inrichting een beslissing neemt over te verlenen vrijheden aan deze persoon, en alvorens de Centrale voorziening v.i. een beslissing neemt over de voorwaardelijke invrijheidstelling van de persoon. Gaat het om vrijheden tijdens voorlopige hechtenis dan wordt het OM altijd om advies gevraagd, tijdens deze periode heeft de executie-indicator dus geen speciale functie.

Bij een min of meer standaardzaak zal het OM geen behoefte hebben aan het geven van advies en kan DJI zelf bepalen of en wanneer vrijheden worden verleend aan de delinquent. In dat geval behoeft er geen executie-indicator geplaatst te worden, tenzij er bijzondere redenen zijn om wel bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van deze persoon betrokken te willen worden. Bij zedenzaken waarin naar verwachting gevangenisstraf wordt gevorderd dient wel een executie-indicator geplaatst te worden.

Voor het geven van advies aan de inrichting of DJI dient de officier gebruik te maken van het standaardformulier. Voor het geven van advies aan de Centrale voorziening v.i. ten behoeve van de beslissing of voorwaardelijke invrijheidstelling met bijzondere voorwaarden moet worden verleend, is eveneens een standaardformulier voorhanden. Dit formulier dient tijdig naar de Centrale Voorziening v.i. te worden geretourneerd, in verband met de uiterlijke datum waarop een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. ingediend kan worden.

De inrichting of DJI en de Centrale voorziening v.i. zullen de -met inachtneming van het advies van het OM- genomen beslissingen terugkoppelen aan het OM. Door terugkoppeling van de beslissing verkrijgt het OM inzicht in de executiefase. Een onderbouwing van het door het OM gegeven advies is van wezenlijk belang voor het nemen van een zorgvuldige beslissing voor de inrichting of DJI.

2.2. Het gebruik van de executie-indicator

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De officier van justitie zal in de meeste gevallen tijdens de voorgeleiding van de verdachte beslissen over het wel of niet plaatsen van de executie-indicator. Bij deze beslissing dient de officier gebruik te maken van het formulier plaatsen executie-indicator. Beslist de officier dat hij betrokken wil worden bij de tenuitvoerlegging van een eventuele straf van deze gedetineerde en bij de mogelijk op te leggen bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling dan kan de executie-indicator vervolgens tegelijk met het bevel bewaring gezonden worden naar de inrichting waar de gedetineerde zich op dat moment bevindt en verwerkt worden in Compas.

Het ingevulde formulier plaatsen executie-indicator en de executie-indicator worden toegevoegd aan het dossier (het preventievenmapje lijkt een logische plaats) zodat ook in een later stadium een ander dan de degene die de executie-indicator heeft geplaatst duidelijk is met welke reden de executie-indicator is geplaatst.

De officier van justitie (of de advocaat-generaal, zie 2.3) kan ook op een ander moment beslissen dat hij betrokken wil worden bij de tenuitvoerlegging van de straf van een delinquent. Afhankelijk van het moment van plaatsen zal het OM de executie-indicator aan de inrichting zenden, dan wel aan het CJIB. Dit laatste alleen wanneer de persoon niet ingesloten is of wanneer de geplaatste executie-indicator wordt ingetrokken.

Wanneer het lokale OM een verzoek van het CJIB ontvangt om processtukken aan de reclassering te verzenden (de reclassering heeft die stukken nodig voor het opmaken van een advies over de te verlenen v.i.), moet bij dat lokale OM direct worden bekeken of de executie-indicator in die zaak aan staat. Of de executie-indicator aan staat of niet, moet vervolgens meegedeeld worden aan de Centrale voorziening v.i. van het OM. Als de executie-indicator aan staat, betekent dit namelijk dat het OM-onderdeel advies moet uitbrengen over de te verlenen v.i. De Centrale voorziening v.i. zal in dat geval dus aan het CJIB doorgeven dat dit OM-onderdeel een adviesaanvraag moet ontvangen. Als de executie-indicator uit staat, wordt deze adviesprocedure voor het lokale OM in principe niet gestart. Als de executie-indicator aan staat, moet een uitdraai van deze indicator ook worden gevoegd bij de processtukken die naar de reclassering worden verzonden. De reclassering kan dan namelijk contact opnemen over de door de reclassering en het OM uit te brengen adviezen.

2.3. Ressortsparket

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het ingevulde formulier plaatsen executie-indicator en de executie-indicator worden altijd als papieren formulier toegevoegd aan het strafdossier (het preventievenmapje). Voorlopig is dit namelijk de enige manier om het ressortsparket op de hoogte te brengen van de executie-indicator. De advocaat-generaal kan ook beslissen tot het plaatsen van een executie-indicator. In dat geval moet de advocaat-generaal de aandachtspunten als beschreven in paragrafen 2.1. en 2.2 in acht te nemen.

3. De executie-indicator ten behoeve van informatieverstrekking over de executiefase

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de informatieverstrekking aan slachtoffers en anderen over de executiefase van zedendelinquenten dient bij verdenking van een (zwaar) zedendelict de executie-indicator altijd geplaatst te worden. Het is (in overige gevallen) ter overweging van de officier / de advocaat generaal of er al dan niet een executie-indicator geplaatst wordt.

3.1. Informatieverstrekking aan het slachtoffer

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Een slachtoffer wordt geïnformeerd over het verloop van de zaak tot en met de veroordeling van de verdachte, indien hij dat kenbaar heeft gemaakt bij de politie of het OM. Indien een executie-indicator is geplaatst, kan een slachtoffer tevens, na het onherroepelijk worden van het vonnis, worden geïnformeerd over de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Ook het overlijden van de gedetineerde kan aan het slachtoffer worden meegedeeld.

Toelichting

Het slachtoffer wordt benaderd met de vraag of het informatie wil ontvangen over de executiefase wanneer er sprake is van een onherroepelijk vonnis of een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, dus niet al bij de informatie over het vonnis van de rechtbank. Zo is te allen tijde duidelijk wie verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking aan het slachtoffer, het arrondissementsparket of het ressortsparket.

Het verdient aanbeveling de informatiebrief aan het slachtoffer in een zaak met een veroordeelde aan wie een executie-indicator is gekoppeld, uit te breiden met de volgende onderdelen:

  • 1. De vraag of het slachtoffer ook informatie over de executiefase wil ontvangen.

  • 2. Het bericht dat het slachtoffer altijd op de beslissing onder 1. kan terugkomen, maar dat hij / zij dat zelf moet aangeven, zo ook in geval van verhuizing van het slachtoffer.

  • 3. De vraag of het slachtoffer geïnformeerd wil worden over de v.i.- datum en de eventueel opgelegde bijzondere voorwaarden.

Een toelichting: de informatie die aan het slachtoffer verstrekt wordt, is bedoeld om het slachtoffer voor te bereiden op een eventuele confrontatie met de ex-delinquent. Het is niet de bedoeling om deze bij terugkeer in de maatschappij te confronteren met bijvoorbeeld wraakacties. Zogenaamde eigenrichting is strafbaar.

Emotionele hulp: het Bureau Slachtofferhulp.

Tenslotte is het verstandig met de informatiebrief een antwoordformulier en -(gefrankeerde of portvrije) envelop mee te sturen, om het voor het slachtoffer zo gemakkelijk mogelijk te maken te antwoorden op de gestelde vraag over de informatieverstrekking.

3.2. Informatieverstrekking aan anderen dan het slachtoffer

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De informatie over de executiefase die aan het slachtoffer wordt verstrekt, wordt ook standaard aan de regionale informatiedesks van de politie verstrekt.

De informatie kan ook aan anderen worden verstrekt. In het geval dat openbare orde problemen verwacht worden bij de terugkeer van de delinquent, kan bijvoorbeeld de burgemeester worden geïnformeerd.

Naar boven