Regeling EFRO doelstelling 3 programmaperiode 2007–2013

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 22-12-2007 t/m 16-09-2008

Regeling EFRO doelstelling 3 programmaperiode 2007–2013

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 56, derde lid, van Kaderverordening 1083/2006, artikel 3 en 8, eerste lid, van de Kaderwet EZ-subsidies en de artikelen 2 en 3 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen.

Artikel 2

Als Europees Programma, bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 4 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 wordt aangewezen:

  • a. het Operationeel Programma voor Vlaanderen-Nederland, goedgekeurd bij beschikking van de Europese Commissie van 16 november 2007, nr. C (2007)5463;

  • b. het Operationeel Programma voor Duitsland-Nederland, goedgekeurd bij beschikking van de Europese Commissie van 3 december 2007, nr. C (2007) 5809;

  • c. het Operationeel Programma voor Euregio Maas–Rijn, goedgekeurd bij beschikking van de Europese Commissie van 18 september 2007, nr. C (2007)4250.

Artikel 3

  • 1 De Minister kan op aanvraag subsidie verlenen indien eveneens subsidie ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling verkregen is of wordt. De subsidie wordt verleend aan:

    • a. degene die een project tot stand brengt dat past in één van de programma’s, genoemd in artikel 2;

    • b. de deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren dat past in één van de programma’s, genoemd in artikel 2.

  • 2 Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden.

  • 3 Indien een subsidie ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling nog niet is verkregen, wordt de subsidie verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidie ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling verkregen is.

Artikel 4

Het subsidieplafond voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is:

Artikel 5

De aanvraag om subsidieverlening wordt gedaan bij de managementautoriteit van het desbetreffende Europees Programma, genoemd in artikel 2.

Artikel 6

  • 1 De Minister wijst de aanvraag in ieder geval af indien deze strekt tot het krachtens deze regeling subsidie verkrijgen ter hoogte van het geheel van de subsidiabele kosten van het project.

  • 2 De Minister verleent de subsidie zonodig onder de opschortende voorwaarde van tijdige toekenningsbeslissingen door de beoogde overige cofinanciers.

  • 3 De Minister kan de aanvraag geheel of gedeeltelijk afwijzen indien:

    • a. blijkt dat de beoogde cofinanciering door de overige cofinanciers niet of niet volledig is aangevraagd dan wel niet of niet volledig zal worden verleend, of

    • b. het project naar het oordeel van de Minister volgens het Europees Programma in aanmerking komt voor een groter deel cofinanciering door een ander bestuursorgaan en indien blijkt dat deze cofinanciering niet of niet volledig is aangevraagd dan wel niet of niet volledig zal worden verleend.

Artikel 7

  • 1 De Minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de aanvraag of het project niet voldoet aan de Kaderverordening, de EFRO-verordening, de Uitvoeringsverordening, het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 of deze regeling;

    • b. het project niet past binnen het Europees Programma;

    • c. de totale subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan € 200.000,–;

    • d. het project niet valt in prioriteit 1 of prioriteit 4 van het Europees Programma; of

    • e. het project niet past binnen de criteria, bedoeld in artikel 65, onder a, van de Kaderverordening.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid beslist de Minister afwijzend indien een project valt in prioriteit 1 en het project niet bijdraagt aan:

    • a. versterking en betere benutting van kennispotentieel,

    • b. kennisoverdracht,

    • c. toepassing van kennis in nieuwe producten, diensten, organisatievormen, processen, markten of combinaties hiervan, of

    • d. toepassing en uitbouw van kennis in nieuwe of bestaande kennis- en onderzoeksinfrastructuur.

Artikel 8

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag aan rijkscofinanciering op volgorde van binnenkomst van de aanvraag, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

Artikel 9

De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, tenzij de managementautoriteit heeft ingestemd met het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.

Artikel 10

  • 1 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 2 De subsidieontvanger zal, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de Minister, niet:

    • a. indien hij een rechtspersoon is, de rechtspersoon ontbinden of geheel of gedeeltelijk vervreemden;

    • b. indien hij deelnemer is in een samenwerkingsverband in de vorm van een commanditaire vennootschap, een vennootschap onder firma of een maatschap, meewerken aan de ontbinding ervan of aan het uittreden van een of meer deelnemers ervan.

Artikel 11

  • 1 Als projectkosten worden uitsluitend de door het Comité van Toezicht van de Managementautoriteit van het desbetreffende programma goedgekeurde kostensoorten in aanmerking genomen.

  • 2 De projectkosten worden slechts toegerekend aan een bepaald project voor zover deze rechtstreeks toe te rekenen zijn aan dat project en zij proportioneel en doelmatig zijn.

  • 3 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door de Minister, door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan de totale waarde van de projectkosten die voor deze subsidie in aanmerking komen.

Artikel 12

De Minister verbindt zodanig voorwaarden aan de subsidie dat de subsidieontvanger aan de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit de voor hun taakvervulling nodige medewerking verleent.

Artikel 13

  • 1 De Minister verleent op aanvraag en naar rato van de mate waarin deze cofinanciering bijdraagt aan de totale financiering van het project een voorschot van 100% van de verleende subsidie:

    • a. voor zover de subsidiabele kosten gemaakt en betaald zijn, en

    • b. voor zover de certificeringsautoriteit de desbetreffende betaalaanvraag heeft goedgekeurd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Minister éénmalig op aanvraag een voorschot van ten hoogste 10% van de verleende subsidie geven indien dit voor de start van het project noodzakelijk is.

  • 3 In afwijking van het percentage, bedoeld in het eerste lid, bedragen voorschotten na toepassing van het tweede lid 90% van de subsidie.

  • 4 De aanvraag gaat vergezeld van stukken waaruit blijkt dat is voldaan aan de criteria voor voorschotverlening.

Artikel 14

Als toezichthouder op deze regeling voor het programma, bedoeld in artikel 2, onder c, worden aangewezen de ambtenaren van de Auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 15

De programma’s, genoemd in artikel 2, worden ter inzage gelegd bij het Informatiecentrum van het Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 30 te Den Haag.

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling EFRO doelstelling 3 programmaperiode 2007–2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2007

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven