Besluit LSOP

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 31-08-2007 t/m 31-12-2016

Besluit van 27 juli 2007, houdende regels inzake de bekostiging, het financiële beheer en het toezicht met betrekking tot het landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (Besluit LSOP)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 april 2007, nr. 2007-0000128616;

Gelet op de artikelen 22, eerste en tweede lid, 27, zesde en zevende lid, en 29, vijfde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 1 mei 2007, No. W04.07.0103/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juli 2007, nr. 2007-0000251171;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 2 De algemene bijdrage is opgebouwd uit:

    • a. een budget voor initiële opleidingen, dat bestaat uit vergoedingen voor het ontwikkelen en verzorgen van initieel onderwijs, examenkosten, landelijke wervingsactiviteiten en selectieprocedures, waaronder begrepen de toets van eerder verworven competenties, en een vergoeding voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten;

    • b. een budget voor postinitiële opleidingen, dat bestaat uit een vergoeding voor het ontwikkelen en verzorgen van postinitieel onderwijs en een vergoeding van examenkosten;

    • c. bijdragen voor onderzoek naar de uitoefening van de politietaak, voor de onderwijskundige ontwikkeling en voor de kennisoverdracht aan de politie.

  • 3 Onze Minister stelt een bekostigingsmodel vast voor de berekening van het budget voor initieel onderwijs, bedoeld in het tweede lid, onder a.

Artikel 2

  • 1 Onze Minister stelt vóór 1 juli de algemene bijdrage voor het eerstvolgende jaar voorlopig vast en geeft daarbij een indicatie van de algemene bijdrage voor de daarop volgende drie jaren.

  • 2 Onze Minister kan de voorlopig vastgestelde algemene bijdrage wijzigen tot 1 december van het jaar waarop de voorlopige vaststelling betrekking heeft.

  • 3 Onze Minister kan de voorlopig vastgestelde algemene bijdrage verminderen, indien op grond van de meerjarenraming blijkt dat de solvabiliteitsratio structureel hoger is dan het krachtens artikel 10, derde lid, vastgestelde getal.

  • 4 Onze Minister stelt het college van bestuur zo spoedig mogelijk op de hoogte van een besluit tot bijstelling als bedoeld in het tweede of derde lid.

  • 5 De voorlopig vastgestelde algemene bijdrage wordt in vier termijnen betaalbaar gesteld op 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober van het begrotingsjaar.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister kan aan het LSOP een bijzondere bijdrage verstrekken.

  • 2 Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1 Op aanvraag van het college van bestuur kan Onze Minister aan het LSOP een aanvullende bijdrage verstrekken, indien in het jaar waarvoor de algemene bijdrage voorlopig is vastgesteld en enkele daarop volgende jaren begrotingstekorten worden verwacht die de continuïteit van het LSOP bedreigen.

  • 2 Het college van bestuur verstrekt aan Onze Minister alle informatie die hij nodig acht om de oorzaken van de verwachte tekorten te kunnen vaststellen.

  • 3 Onze Minister kan aan het college van bestuur voorschriften geven met betrekking tot het te voeren financiële beleid gedurende de begrotingsjaren waarvoor hij de aanvullende bijdrage verstrekt.

  • 4 Onze Minister kan de aanvullende bijdrage wijzigen, indien de ontwikkeling van de financiële positie van het LSOP daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5

  • 1 De begroting is gebaseerd op het stelsel van baten en lasten.

  • 2 De begroting geeft een duidelijk en stelselmatig inzicht in ontwikkeling van baten en lasten, de investeringen en de vermogens- en de liquiditeitspositie van het LSOP.

  • 3 De begroting vormt een betrouwbare weergave van de financiële gevolgen van het te voeren beleid.

  • 4 De begroting omvat de meerjarenraming en vormt daarvan de uitgewerkte eerste jaarschijf.

Artikel 6

  • 1 De begroting bestaat uit:

    • a. een balans (na resultaatbestemming);

    • b. een staat van baten en lasten;

    • c. een overzicht van de vaste activa;

    • d. een kasstroomoverzicht;

    • e. een kostenverdeelstaat;

    • f. de productiecijfers;

    • g. een overzicht van de omvang en samenstelling van de formatie, de verwachte feitelijke bezetting en het aantal postactieve ambtenaren. Dit overzicht betreft het eigen personeel en het gedetacheerde personeel en wordt opgemaakt naar de stand aan het eind van het begrotingsjaar en gemiddeld over het begrotingsjaar.

    • h. een dekkingsplan in het geval er een begrotingstekort is;

    • i. een risicoparagraaf.

  • 2 De toelichting op de begroting bevat:

    • a. een uiteenzetting over de financiële positie van het LSOP;

    • b. een uiteenzetting over de uitgangspunten van beleid die aan de begroting ten grondslag liggen;

    • c. een uiteenzetting over de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en, in geval van aanmerkelijk verschil met de raming respectievelijk de realisatie van het vorige respectievelijk het voorvorige begrotingsjaar, de oorzaken van het verschil;

    • d. een uiteenzetting over de wijze waarop de baten en lasten zijn toegerekend aan de activiteiten

Artikel 7

  • 1 Het college van bestuur stelt regels vast met betrekking tot de administratieve organisatie.

  • 2 Het college van bestuur stelt een treasurystatuut vast, waarin de algemene doelstellingen en de richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie zijn vastgelegd.

Artikel 8

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel ontvangsten en uitgaven, doet het college van bestuur daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 9

  • 1 De jaarrekening geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over:

    • a. de financiële gevolgen van de uitvoering van de begroting in het afgelopen begrotingsjaar;

    • b. de gerealiseerde productiecijfers ten opzichte van de productiecijfers waarop de begroting is gebaseerd;

    • c. de verkrijging en aanwending van de financiële middelen en de daaruit voortvloeiende balansposities in activa en passiva.

  • 2 De jaarrekening heeft dezelfde indeling als de begroting.

  • 3 De jaarrekening bevat geen vorderingen ten aanzien van rijksbijdragen zonder schriftelijke instemming van Onze Minister.

Artikel 10

  • 1 De jaarrekening biedt inzicht in de verhouding tussen de omvang van het eigen vermogen en het totaalbedrag van de balans.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden de functies van het vermogen van het LSOP vastgesteld.

  • 3 Onze Minister stelt voor de in het eerste lid genoemde verhouding een getal vast, dat hij hanteert als maatstaf voor de financiële weerbaarheid van het LSOP.

Artikel 11

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen modellen worden vastgesteld voor de begroting en de jaarrekening.

Artikel 12

Het college van bestuur stelt de jaarrekening vast met inachtneming van wat is gebleken tussen het opmaken van de jaarrekening en de vergadering van het college van bestuur waarin de jaarrekening wordt vastgesteld.

Artikel 13

Onze Minister stelt de rijksbijdragen definitief vast binnen drie maanden nadat hij de in artikel 29 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs genoemde jaarstukken heeft ontvangen.

Artikel 14

Bij de toepassing van de artikelen 203 en 205 tot en met 211 van de Gemeentewet wordt gelezen voor:

  • a. het gemeentebestuur en het college van burgemeester en wethouders: het college van bestuur;

  • b. de raad en de gemeenteraad: de raad van toezicht;

  • c. de gemeente: het LSOP;

  • d. gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning: Onze Minister.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 juli 2007

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

,

G. ter Horst

Uitgegeven de dertigste augustus 2007

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven