Circulaire bekwaamheid buitengewoon opsporingsambtenaar

[Regeling vervallen per 01-02-2010.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 26-05-2007 t/m 31-01-2010

Circulaire bekwaamheid buitengewoon opsporingsambtenaar

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

In deze circulaire wordt het beleid inzake de ontheffing van de bekwaamheidseis, waarvoor artikel 16, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (BBO) de mogelijkheid biedt, nader uiteengezet.

In mijn circulaire van 14 mei 2007, kenmerk 5484163/07/CBK heb ik het beleid inzake de bekwaamheid van de buitengewoon opsporingsambtenaren toegelicht. Gebleken is, dat in deze circulaire een onvolkomenheid staat in het onderdeel seniorenontheffing. Deze onvolkomenheid wordt door middel van de onderhavige circulaire rechtgezet. Gelet op de leesbaarheid van de circulaire acht ik het wenselijk de circulaire integraal te herzien en te publiceren.

Deze circulaire is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan de opleiding in zijn algemeenheid. In hoofdstuk 3 wordt het beleid ten aanzien van het verlenen van ontheffingen van de bekwaamheidseis toegelicht. Tenslotte wordt in hoofdstuk 4 de procedure beschreven van het aanvragen van een ontheffing van de bekwaamheidseis.

2. Bekwaamheid algemeen

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Ingevolge artikel 16, eerste lid, van het BBO beschikt iemand over de bekwaamheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden indien hij de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden bezit. Artikel 16, eerste lid bepaalt verder dat deze bekwaamheid blijkt uit het met goed gevolg afleggen van het daarvoor vastgestelde examen.

Het is noodzakelijk dat de buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een algemene basiskennis van het recht en in het bijzonder van het formele en materiële strafrecht. Daarnaast mag ook de vaardigheid van het opmaken van een proces-verbaal niet ontbreken. De (beoogd) buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op beide elementen getoetst teneinde te bezien of hij over deze kennis en vaardigheden beschikt. Het examen dient elke vijf jaar met goed gevolg te worden afgelegd. Dit dient als één van de voorwaarden voor het verkrijgen van een akte van opsporingsbevoegdheid.

2.1. De eindtermen

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

De eisen voor de bekwaamheid zijn vastgelegd in de vorm van eindtermen. Wetswijzigingen ten aanzien van de regelgeving in de eindtermen kunnen worden opgenomen in het examen vanaf zes maanden na de inwerkingtreding van de betreffende wetsbepalingen. De eindtermen behoeven daarvoor niet te worden gewijzigd. De door de mij vastgestelde eindtermen zijn gepubliceerd in de Staatscourant en zijn op te vragen bij het Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van mijn ministerie.

2.2. Het examen

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Jaarlijks worden door mij goedgekeurde examens afgenomen. De examens worden georganiseerd door het Cito (Centraal Instituut voor Toetsing en Ontwikkeling) en worden afgenomen onder verantwoordelijkheid van de door mij ingestelde Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar. Het Examenreglement buitengewoon opsporingsambtenaar is gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2002, 16).

Het examen valt uiteen in twee onderdelen: het theoretisch onderdeel rechtskennis (multiple choice vragen) en het onderdeel proces-verbaal (uitwerking van een casus). Nadere informatie over de inhoud van het examen en inschrijvingen is te verkrijgen bij het Cito te Arnhem, tel. 026 - 352 11 11, www.cito.nl.

2.3. Geldigheid van het getuigschrift buitengewoon opsporingsambtenaar

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Indien men slaagt voor het examen buitengewoon opsporingsambtenaar ontvangt men een ‘getuigschrift boa’, namens mij ondertekend door de voorzitter van de Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar.

Het getuigschrift boa is vijf jaar geldig. Indien men binnen één jaar na het behalen van het getuigschrift een akte van opsporing/beëdiging aanvraagt, dan geldt de benoemingsperiode van vijf jaar vanaf de datum die op de akte van beëdiging staat vermeld. Vraagt men later dan één jaar na het behalen van het getuigschrift als buitengewoon opsporingsambtenaar een akte van opsporing/beëdiging aan, dan geldt echter een maximale benoemingsperiode tot vijf jaar na de datum die op het getuigschrift staat vermeld.

Bij overgang van de buitengewoon opsporingsambtenaar naar een nieuwe werkgever blijft het getuigschrift zijn geldigheid behouden, tot maximaal vijf jaar na de datum die op het getuigschrift staat vermeld. Daarna moet de buitengewoon opsporingsambtenaar, voor de verlenging van de akte van beëdiging, opnieuw het getuigschrift behaald hebben dan wel voldoen aan de hierna genoemde ontheffingsgronden.

3. Ontheffing van de bekwaamheidseis

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Uitgangspunt is dat zowel bij een eerste aanvraag als bij een aanvraag tot verlenging tot benoeming als buitengewoon opsporingsambtenaar aan de bekwaamheidseis moet worden voldaan. Ingevolge artikel 16 van het BBO kan van de bekwaamheidseis ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheid op andere wijze blijkt. Voor alle ontheffingen geldt, dat buitengewoon opsporingsambtenaren hier niet automatisch ‘recht’ op hebben. De werkgever dient de ontheffing te allen tijde te ondersteunen en aan te vragen.

De volgende gevallen kunnen voor ontheffing van de bekwaamheidseis in aanmerking komen, zodat toch een akte van opsporingsbevoegdheid kan worden verleend:

  • 1. de genoten opleiding minstens gelijkwaardig (gesteld) aan de boa-opleiding;

  • 2. semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis (boa-plus);

  • 3. tijdelijke ontheffing;

  • 4. ontheffing in het geval van beperkte opsporingsbevoegdheden;

  • 5. discretionaire ontheffing;

  • 6. seniorenontheffing (60+ ontheffing).

3.1. Genoten opleiding gelijkwaardig (gesteld) aan de boa-opleiding

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

In individuele gevallen kan bij een eerste aanvraag ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend indien één van de volgende getuigschriften wordt overgelegd:

  • Politiediploma A of B;

  • Diploma herziene primaire opleiding (HPO);

  • Diploma primaire opleiding basispolitiezorg (POMB);

  • Diploma primaire opleiding politiesurveillant (POPS A en B)

  • Diploma van één van de initiële politie-opleidingen van de Politie Academie; het gaat hierbij om:

    • assistent politiemedewerker (niveau 2)

    • politiemedewerker (niveau 3)

    • allround politiemedewerker (niveau 4)

    • politiekundige bachelor (niveau 5)

    • politiekundige master (niveau 6)

  • Diploma reservepolitie;

  • Diploma vrijwillig ambtenaar van politie;

  • Diploma surveillant van politie;

  • Diploma opsporingsambtenaar Koninklijke Marechaussee;

  • Diploma van de Nederlandse Politie Academie;

  • Diploma politiedienstverlener A (tevens vereist minimaal 1 jaar werkervaring).

De geldigheidsduur van de ontheffing is maximaal vijf jaren na de datum waarop het betreffende getuigschrift is behaald. Daarna dient het reguliere boa-examen te worden afgelegd, dan wel te worden deelgenomen aan het (eigen) scholingstraject van de werkgever.

Tevens kan een éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing worden toegekend aan een (nieuw) voorgedragen functionaris, die beschikt over één van de hierboven genoemde getuigschriften, maar deze langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft behaald. Voorwaarde is dan wel, dat deze functionaris enige tijd daarvoor op basis van dit getuigschrift een executieve functie bij de politie of de Koninklijke Marechaussee heeft vervuld.

De termijn waarbinnen na de uitdiensttreding uit de executieve functie de aanvraag om te worden aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar moet worden ingediend, is vijf jaar. Deze éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing wordt geacht te zijn ingegaan op de dag waarop de aanvrager uit de executieve dienst is ontslagen.

Voorbeeld:

Een politieambtenaar verlaat de executieve functie op 01-01-2005. Deze persoon heeft tot 01-01-2010 ontheffing van de bekwaamheidseis, ongeacht het tijdstip van indiensttreding bij de boa-werkgever. Krijgt deze persoon eerst op 01-01-2007 een boa-werkgever, dan is de ontheffing van de bekwaamheidseis nog slechts drie jaar geldig. In dat geval wordt een akte van opsporingsbevoegdheid voor de beperkte periode verstrekt.

Voor opsporingsambtenaren die van een uittredingsregeling, zoals THOR, gebruik maken en derhalve hun executieve status behouden, geldt onverminderd de eis van het bekleden van een executieve functie. Als uitgangsdatum wordt de datum van het ingaan van de uittredingsregeling gehanteerd.

Bij de (nieuwe) aanvraag moet een kopie van het besluit waarbij iemand uit executieve dienst is ontslagen, worden gevoegd.

Aan vrijwillige ambtenaren van politie kan ontheffing van de bekwaamheideis worden verleend. De (beoogde) buitengewoon opsporingsambtenaar moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen:

  • hij moet in het bezit zijn van het diploma reservepolitie/vrijwillig ambtenaar van politie;

  • hij moet minimaal 125 uren per jaar daadwerkelijk als vrijwillige ambtenaar van politie worden ingezet;

  • uit een door zijn mentor opgestelde en ondertekende verklaring dient te blijken dat hij/zij gemiddeld vier uur per maand deelneemt aan (bij)scholing. Deze verklaring dient alleen te worden overgelegd, indien het diploma reservepolitie/vrijwillig ambtenaar van politie langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag is behaald.

Daarnaast kan ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend aan politieambtenaren of opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die naast hun functie de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar als nevenfunctie hebben, doch die langer dan vijf jaren geleden het betreffende diploma hebben behaald. Voor deze ontheffing wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene in executieve dienst werkzaam is bij de politie of de status van opsporingsambtenaar heeft bij de Koninklijke Marechaussee.

3.2. Semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis (boa-plus)

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Aan werkgevers met een uitgebreid eigen scholingstraject kan een zgn. semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend (de boa-plus opleiding). De werkgever voorziet in dit geval in een eigen opleiding, afgesloten met een examen dat in eigen beheer wordt afgenomen.

Voor toekenning van deze ontheffing moet voldaan zijn aan de onderstaande voorwaarden:

  • a. De (beoogd) buitengewoon opsporingsambtenaar wordt geacht bekwaam te zijn, indien hij met goed gevolg een op zijn functie toegesneden opleiding heeft voltooid. Deze opleiding kan een interne opleiding zijn of een opleiding van een extern opleidingsinstituut. Zo mogelijk wordt één maal deelgenomen aan het algemene Cito-examen.

  • b. De onder a. bedoelde opleiding omvat tenminste de door mij goedgekeurde en gepubliceerde eindtermen. De eindtermen van de opleiding worden door mij in overleg met degenen die betrokken zijn bij het formuleren van de eindtermen van de (eigen) opleiding getoetst. De (eigen) opleiding dient te worden afgesloten met een toets.

  • c. De onder b. bedoelde toetsing van de kandidaten ter afsluiting van de opleiding geschiedt onder verantwoordelijkheid van een examencommissie, waarvan een lid van het openbaar ministerie (OM) deel uitmaakt. Het lid van het OM dient hiertoe door het College van procureurs-generaal te zijn aangewezen.

  • d. Er dient een systeem van periodieke toetsing en her- en bijscholing te gelden voor de buitengewoon opsporingsambtenaren, zodat gewaarborgd is dat het verworven kennisniveau op een hoog peil blijft gehandhaafd. De her- en bijscholing dient te worden afgesloten met een toets. Hierop ziet de examencommissie toe.

Deze ontheffing van de bekwaamheidseis kan ook aan individuele buitengewoon opsporingsambtenaren worden toegekend, bijvoorbeeld als zij deelnemen aan het scholingsprogramma bij een werkgever die over een semi-permanente ontheffing beschikt.

3.3. Tijdelijke ontheffing

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Onder de tijdelijke ontheffing wordt verstaan een ontheffing die voor een bepaalde periode kan worden verleend teneinde de werkgever in staat te stellen om de bij hem in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren bij te scholen en in staat te stellen om het vereiste examen af te leggen. Deze ontheffingsmogelijkheid bestaat alleen voor reeds in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren, dus uitdrukkelijk niet voor nieuwe aanvragen tot aanstelling als buitengewoon opsporingsambtenaar. Voorts kan van deze ontheffing slechts gebruik worden gemaakt in de volgende gevallen:

  • er is sprake van een nieuw opleidingsprogramma

  • er is sprake van een ingrijpende wijziging van de opleidingmethode bij de werkgever

  • door het opleidingsinstituut wordt de buitengewoon opsporingsambtenaar onvoldoende mogelijkheid geboden het opleidingsprogramma binnen de daartoe gestelde termijnen met goed gevolg te voltooien.

  • tengevolge van het wegvallen van een tijdelijke ontheffings- c.q. vrijstellingsregeling (zoals bijvoorbeeld deze bestond voor financieel rechercheurs), de buitengewoon opsporingsambtenaar die daadwerkelijk met opsporingstaken belast is en in lopende onderzoeken betrokken is, de gelegenheid nodig heeft om binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf het moment van wegvallen van de tijdelijke ontheffingsregeling, alsnog zich aanvullend moet opleiden, teneinde aan de eindtermen te kunnen blijven voldoen. In dit laatstgenoemde geval, dient aannemelijk gemaakt te worden dat aan de opsporingsfunctie gerelateerde opleidingen, trainingen of cursussen gevolgd zijn, die niet opgenomen zijn in artikel 3.1 Het belang van opsporing dient doorslaggevend te zijn bij de toekenning.

De termijn waarvoor de ontheffing geldt, wordt in overleg met de betreffende werkgever vastgesteld, maar bedraagt maximaal vijf jaar.

Voorbeeld

Een boa-akte loopt van 1 mei 2005 tot 1 mei 2010. De buitengewoon opsporingsambtenaar treedt op 1 mei 2007 in dienst bij een werkgever als sociaal rechercheur (deze functie bekleedde de boa voorheen niet). Deze werkgever biedt een interne boa-opleiding (boa-plus), maar voorziet niet in het behalen van alle benodigde deelcertificaten voor 1 mei 2010 of biedt eerst na 1 mei 2010 de mogelijkheid tot het doen van examen. In dit geval kan een tijdelijke ontheffing worden aangevraagd.

3.4. Ontheffing in het geval van beperkte opsporingsbevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Indien de uitoefening van de opsporingsbevoegdheid zodanig beperkt en gering van omvang is dat in verhouding daarmee het behalen van het examen een onevenredige belasting vormt, kan door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar een verzoek om ontheffing worden gedaan. Voorbeelden van deze functies zijn de teleservicemedewerker bij de politie (de functie beperkt zich tot het (telefonisch) aannemen van aangiftes, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten) dan wel functies waarbij de buitengewoon opsporingsambtenaar geen contact heeft met het publiek en waarbij de opsporingsbevoegdheid slechts marginaal nodig is voor de werkzaamheden (functies waarbij door een buitengewoon opsporingsambtenaar slechts technische processen-verbaal worden opgemaakt zonder dat getuigen of verdachten behoeven te worden gehoord).

Op basis van de door de werkgever aangedragen gegevens en het advies van de toezichthouder en de direct toezichthouder wordt besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

3.5. Discretionaire ontheffing

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Aan personen die niet beschikken over een geldig diploma of getuigschrift kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. Gezien het belang dat wordt gehecht aan het basiskennisniveau van elke buitengewoon opsporingsambtenaar kan slechts om ontheffing van de bekwaamheidseis worden verzocht in het volgende geval.

Indien een persoon vanwege bepaalde redenen het examen niet heeft behaald dan wel niet heeft kunnen deelnemen aan het examen kan door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar een verzoek om ontheffing worden gedaan. Daarbij moet gemotiveerd worden aangegeven dat het noodzakelijk is dat deze persoon over opsporingsbevoegdheid blijft beschikken en dat hij om bepaalde redenen het examen niet heeft behaald c.q. het onmogelijk was om deel te nemen aan het examen. Een dergelijk verzoek kan alleen worden gedaan bij een aanvraag tot verlenging van de opsporingsbevoegdheid.

Op basis van de aangedragen gegevens en zo nodig in te winnen advies van de toezichthouder en direct toezichthouder kan worden besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

3.6. Seniorenontheffing (60+ ontheffing)

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

De leeftijdsgrens voor de seniorenontheffing is verhoogd van 55 naar 60 jaar. Gelet op de huidige tendens dat men langer moet doorwerken, ligt het in de rede om hierop ook het ontheffingenbeleid aan te passen.

Op verzoek van de werkgever kan aan een persoon van 60 jaar of ouder éénmalig ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend op grond van het zogenaamde seniorenbeleid onder de volgende voorwaarden:

  • a. de ontheffing kan alleen worden toegekend naar aanleiding van een aanvraag tot verlenging van een nog niet verlopen en al eerder aan die persoon verleende akte van opsporingsbevoegdheid, die was toegekend op basis van een daarvoor behaald geldig diploma of getuigschrift.

  • b. Bij de verlengingsaanvraag dient een bewijs van een opleidingsinstituut te worden overgelegd, waaruit blijkt dat de betrokken persoon recentelijk met getoonde inzet heeft deelgenomen aan een boa-opleiding. Dit geldt ook voor interne opleidingen van de werkgever. Het examen behoeft niet te worden afgelegd.

De ontheffing 60+ wordt slechts eenmalig verleend en geldt voor een periode van vijf jaar. Indien na afloop van de benoemingstermijn waarvoor de ontheffing is verleend, de wens bestaat om opnieuw een verlenging aan te vragen, dan dient de opleiding wederom te worden gevolgd en dient ook het vereiste examen met goed gevolg te worden afgelegd. De ontheffing 60+ kan niet worden verleend aan personen van 60 jaar of ouder voor wie een eerste aanvraag tot benoeming als buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingediend. De aanvraag voor de ontheffing moet worden ingediend vier maanden voordat de geldende akte verloopt.

Overgangsregeling

De overgangsregeling ziet op twee categorieën:

  • a. Op personen, die bij de inwerkingtreding van deze circulaire de leeftijd van 60 jaar nog niet hadden bereikt en op grond van de circulaire van 26 mei 2003, kenmerk 5228033/503 (55+ ontheffing) reeds ontheffing hadden aangevraagd en verkregen, blijven de regels van voormelde circulaire van toepassing. Vanzelfsprekend kan daarna niet opnieuw een beroep worden gedaan op de 60+ ontheffing.

  • b. Op personen, die vooruitlopend op hun ontheffingsaanvraag 55+ op dit moment wel de opleiding volgen, maar niet het examen doen, blijven de regels van de circulaire van 26 mei 2003 van toepassing. De werkgever dient bij het aanvragen van de nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid aannemelijk te maken dat de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaar ten tijde van de inwerkingtreding van de onderhavige, nieuwe circulaire reeds anticipeerde op de 55+ ontheffing. Vanzelfsprekend kan daarna niet opnieuw een beroep worden gedaan op de 60+ ontheffing.

4. Procedures

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

4.1. Het aanvragen van een ontheffing van de bekwaamheidseis

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Aanvragen om ontheffing van de bekwaamheidseis dienen door de werkgever bij mij te worden ingediend. Een aanvraag om ontheffing van de bekwaamheidseis kan voor één, voor alle of voor een deel van de bij een werkgever in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren worden gedaan. Op basis van de aanvraag wordt bij afzonderlijke beschikking dan wel bij categoriale aanwijzing een besluit genomen. Een aanvraag om ontheffing kan tegelijkertijd met de aanvraag voor een categoriale aanwijzing of voor de akte van opsporingsbevoegdheid van de aanstaande buitengewoon opsporingsambtenaar worden ingediend.

4.2. Het aanvragen van een akte van opsporingsbevoegdheid

[Regeling vervallen per 01-02-2010]

Met alleen het behalen van het ‘getuigschrift boa’ is men nog geen buitengewoon opsporingsambtenaar; hiervoor is tevens een akte van opsporingsbevoegdheid nodig. Bij een aanvraag tot verlenging of wijziging van de opsporingsbevoegdheid dient het behaalde ‘getuigschrift boa’ te worden overgelegd of een diploma/certificaat van een interne opleiding van een bijzondere opsporingsdienst of een instelling met een uitgebreid (eigen) scholingstraject.

Conform artikel 6, eerste lid, van het BBO dient een aanvraag tot verlenging of wijziging van de akte van opsporingsbevoegdheid uiterlijk vier maanden voor het verlopen van de geldigheidsduur te worden ingediend. Om dat ook daadwerkelijk te kunnen doen, is het raadzaam om ongeveer een jaar voor het verlopen van de geldigheidsduur met het opleiden van de buitengewoon opsporingsambtenaar te beginnen. Men heeft dan de mogelijkheid om de cursus buitengewoon opsporingsambtenaar te volgen en daarna examen en eventueel herexamen te doen.

De

Minister

van Justitie,
namens deze:
de

directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

,

J. van der Vlist

Naar boven