Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 16-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 maart 2007, nr. DJZ/BR/1029-06, betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon en Syrië (Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (Pb EG L 51);

Gelet op Verordening (EG) nr. 1412/2006 van de Raad van de Europese Unie van 25 september 2006 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon (Pb EG L 267);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt nr. 2006/625/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 15 september 2006 betreffende een verbod op de verkoop of levering van wapens en aanverwant materieel en op het verrichten van aanverwante diensten aan entiteiten of personen in Libanon overeenkomstig Resolutie 1701 (2006) van de VN-Veiligheidsraad (Pb EG L 253);

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 5 van Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in gevallen waarin artikel 2, vierde lid, artikel 3, eerste of tweede lid, of artikel 4 van Verordening (EG) nr. 305/2006 van toepassing is.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1412/2006 van de Raad van de Europese Unie van 25 september 2006 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon.

  • 2 Het verbod te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening 1412/2006 is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1412/2006 van toepassing is.

Artikel 2a

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van Verordening (EU) nr. 2021/1275 van de Raad van de Europese Unie van 30 juli 2021 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libanon (PbEU 2021, LI 277).

  • 2 Het verbod te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 2021/1275, geldt niet in gevallen waarin artikel 3, eerste lid, artikel 4, eerste, tweede of derde lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, eerste lid, of artikel 7 van Verordening (EU) nr. 2021/1275 van toepassing is.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen of te leveren aan, door of uit te voeren naar, over te dragen aan, daaronder begrepen over te brengen naar, entiteiten of personen in Libanon, of voor gebruik in Libanon, ongeacht of de goederen afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese Unie.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en aanverwant materieel of de levering van technische bijstand, financiering en financiële bijstand, diensten als tussenhandelaar en andere diensten in verband met wapens en aanverwant materieel, indien vooraf toestemming is verleend door de bevoegde autoriteit, genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1412/2006, en:

    • a. de goederen of diensten niet, direct of indirect, worden geleverd of verleend aan een van de milities die volgens de Resoluties 1559 (2004) en 1680 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moeten worden ontwapend,

    • b. de transactie is goedgekeurd door de Libanese regering of UNIFIL, en

    • c. de goederen of diensten zijn toegestaan door UNIFIL in het kader van haar missie of door de Libanese strijdkrachten.

Artikel 3a

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1412/2006 is, wat betreft de technische bijstand, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en wat betreft de financiering en de financiële bijstand, de Minister van Financiën.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, eerste lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/1275 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/1275 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

Naar boven