Regeling Grote Projecten

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 14-01-2016 t/m 12-12-2016

Regeling Grote Projecten

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Waar in deze regeling sprake is van:

  • a. de commissie, wordt daarmee de commissie bedoeld die een voorstel doet tot aanwijzing van een groot project, dan wel de commissie die ingevolge artikel 31 van het Reglement van Orde wordt belast met de uitvoering;

  • b. de minister, wordt daarmee de eerstverantwoordelijke dan wel coördinerende bewindspersoon voor het groot project bedoeld;

  • c. de Voorzitter, wordt daarmee de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bedoeld;

  • d. een accountantsrapport, wordt bedoeld een rapport dat specifiek in het kader van deze regeling periodiek wordt opgesteld ten behoeve van de Tweede Kamer;

  • e. een audit, wordt bedoeld alle overige vormen van onderzoek, niet zijnde het in onderdeel d genoemde accountantsrapport, die betrekking hebben op een groot project of een aspect daarvan en die relevant worden geacht voor een adequate sturing of beheersing van het project door de minister, of de besluitvorming over, dan wel de controle op het groot project door de Tweede Kamer.

Hoofdstuk II. Aanwijzing groot project

Artikel 2. Voorstel tot aanwijzing groot project

  • 1. Commissies kunnen op elk moment voorstellen aan de Tweede Kamer doen tot aanwijzing van een groot project.

  • 2. De Kamer kan besluiten tot aanwijzing van een groot project indien zij van mening is dat haar controlerende taak vereist dat meer toegesneden informatie, periodiek te verstrekken, noodzakelijk is, beargumenteerd op basis van de volgende overwegingen:

    • a. er is sprake van een niet routinematige, grootschalige en in de tijd begrensde activiteit;

    • b. het Rijk draagt alleen of grotendeels de verantwoordelijkheid voor het project;

    • c. er zijn substantiële financiële gevolgen en/of aanmerkelijke uitvoeringsrisico’s aan het project verbonden;

    • d. er zijn belangrijke gevolgen voor de samenleving of de rijksdienst aan verbonden;

    • e. er is sprake van toepassing van nieuwe technologieën of financieringsconstructies;

    • f. er is sprake van een in organisatorisch opzicht complex besturings- en uitvoeringsproces.

Artikel 3. Advisering bij aanwijzing groot project

  • 1. Voordat een commissie aan de Tweede Kamer een voorstel doet tot aanwijzing van een groot project, vraagt zij advies aan de commissie voor de Rijksuitgaven.

  • 2. Indien de commissie voor de Rijksuitgaven zelf een voorstel overweegt tot aanwijzing van een groot project en dit project tot het werkterrein van een andere commissie behoort, vraagt zij aan de betrokken commissie advies over het voorgenomen voorstel.

Artikel 4. Toezending voorstel en advies aan de Voorzitter

De commissie zendt het voorstel tot aanwijzing van een groot project, vergezeld van het uitgebrachte advies, aan de Voorzitter.

Artikel 5. Mededeling besluit tot aanwijzing groot project

De Voorzitter deelt het besluit van de Tweede Kamer tot aanwijzing van een groot project onverwijld aan de minister mede. Daarbij meldt de Voorzitter tevens welke commissie met de uitvoering wordt belast.

Hoofdstuk III. Uitvoering van de parlementaire controle op een groot project

Artikel 6. Verantwoordelijke commissie

De commissie die is belast met de uitvoering is verantwoordelijk voor het vaststellen van de in artikel 9 genoemde uitgangspunten en vervolgens voor de controle op het aangewezen groot project.

Artikel 7. Advies over uitvoering regeling

  • 1. De commissie voor de Rijksuitgaven adviseert de commissie over de uitvoering van de regeling.

  • 2. Deze adviezen kunnen betrekking hebben op:

    • a. de toepassing van deze regeling;

    • b. de volledigheid van de overgelegde informatie aan de hand van de afgesproken informatie-eisen;

    • c. de toereikendheid van de overgelegde informatie;

    • d. de comptabele, financieel-economische en budgettaire aspecten van de overgelegde informatie;

    • e. de wijze van behandelen van de voortgangsrapportages door de commissie.

Artikel 8. Rapporteur groot project

  • 1. Indien een groot project is aangewezen, besluit de commissie of zij een of meer rapporteurs als bedoeld in artikel 31a van het Reglement van Orde over het project benoemt.

  • 2. De commissie deelt haar besluit over de benoeming, en de bij benoeming vastgestelde taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, mede aan de Voorzitter en de Minister.

Hoofdstuk IV. De aanvang van een groot project

Artikel 9. Uitgangspunten voor parlementaire controle

  • 1. De commissie stelt na de aanwijzing tot groot project een notitie op over de uitgangspunten voor de parlementaire controle op het groot project. Tot deze uitgangspunten behoren in ieder geval:

    • a. de duur van de grootprojectstatus;

    • b. de verwerking van het project in de Rijksbegroting;

    • c. aanwijzingen over de inrichting van de voortgangsrapportages, voorzover afwijkend van of aanvullend op hetgeen in artikel 12 is bepaald;

    • d. aanwijzingen over de op te stellen accountantsrapporten, voorzover afwijkend van of aanvullend op hetgeen in artikel 13 is bepaald;

    • e. frequentie en verschijningstijdstip van voortgangsrapportages en accountantsrapporten.

  • 2. De in het eerste lid genoemde uitgangspunten worden besproken in een overleg van de commissie met de minister.

  • 3. De minister legt de aldus besproken uitgangspunten neer in de op te stellen basisrapportage. Deze uitgangspunten gelden voor de duur van het groot project, tenzij deze, overeenkomstig artikel 11, worden herzien op basis van veranderde omstandigheden. De basisrapportage wordt zo spoedig mogelijk aan de commissie uitgebracht.

  • 4. De basisrapportage vormt het startdocument van de parlementaire controle op het groot project.

  • 5. Voortgangsrapportages worden ten minste eenmaal per half jaar uitgebracht.

  • 6. Accountantsrapporten worden ten minste eenmaal per jaar uitgebracht.

  • 7. Onverminderd hetgeen in het eerste lid onder e. is bepaald, ontvangt de Tweede Kamer een voortgangsrapportage of een accountantsrapport uiterlijk 3 maanden na de peildatum van de desbetreffende rapportages.

Hoofdstuk V. Informatievoorziening

Artikel 10. Aanwijzingen voor de basisrapportage

  • 1. De informatie in de basisrapportage omvat in ieder geval:

    • a. de doelstelling(en) van het project;

    • b. een overzicht van de besluitvormingsmomenten en de betrokkenheid van de Tweede Kamer daarbij;

    • c. de reikwijdte van het project;

    • d. de planning van het project;

    • e. de financiën van het project;

    • f. de aan het project verbonden risico’s;

    • g. de wijze waarop het project zal worden beheerst en beheerd;

    • h. alle overige informatie die het project raakt, middellijk en onmiddellijk, en waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat deze informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de controlerende taak van de Tweede Kamer.

  • 2. Bij de uitwerking van bovengenoemde categorieën dient, indien en voorzover van toepassing, in ieder geval ingegaan te worden op:

    • a. de probleemanalyse die aan het project ten grondslag ligt;

    • b. de (besluitvormings)procedure die wordt gevolgd ter verwezenlijking van het project, de voorziene planning van te nemen beslissingen die van wezenlijk belang zijn voor voortzetting van het project en de formele positie die de Tweede Kamer daarbij heeft;

    • c. de toetsbaarheid van de doelstellingen van het project, de gekozen middelen om de doelstellingen te verwezenlijken, de motivering voor de gekozen oplossing, de uitgangspunten en vooronderstellingen voor verwezenlijking (waaronder eventueel te voeren flankerend beleid) en eventuele raakpunten met andere activiteiten;

    • d. de procedure en het tijdstip voor het verrichten van tussentijdse evaluatie(s) over de voortgang van het project;

    • e. de kostenraming van het project en de wijze waarop de geraamde bedragen tot stand gekomen zijn;

    • f. de wijze van financiering van de investerings- en uitvoeringskosten; indien van toepassing wordt daarbij ook aandacht besteed aan publiek-private samenwerking en de wijze van contractering;

    • g. de budgettaire inpassing van het groot project in de rijksbegroting, de voorziene budgettaire dekking en afspraken over compensatie van eventuele overschrijdingen;

    • h. een beschrijving van de bij de projectvoorbereiding onderzochte alternatieven, met inbegrip van een financiële onderbouwing en risicoanalyses van deze alternatieven, alsmede de motivering waarom deze alternatieven zijn afgevallen;

    • i. de adviezen van externe deskundigen over de onderscheiden aspecten van het voorstel;

    • j. een uiteenzetting op hoofdlijnen van hoe het project georganiseerd is en hoe het beheerst en beheerd zal worden, waarbij aandacht besteed wordt aan de opzet van de bestuurlijke informatievoorziening, de opzet van de administratieve organisatie en de opzet van het systeem van interne controle.

  • 3. Daarenboven gelden de volgende uitgangspunten:

    • a. de basisrapportage dient de situatie te beschrijven bij ongewijzigd beleid (nulmeting), op een zodanige wijze dat effectmeting na verwezenlijking van het project mogelijk is;

    • b. doelstellingen worden specifiek, meetbaar, realistisch en tijdgebonden geformuleerd;

    • c. bij een groot project wordt altijd een kosten-batenanalyse opgesteld;

    • d. bij een groot project wordt altijd een risicoanalyse opgesteld, waarin duidelijk wordt gemaakt welke mogelijke risico’s aan het project verbonden zijn, wat de (financiële) gevolgen van de geïdentificeerde risico’s kunnen zijn en hoe deze beheerst zullen worden.

  • 4. Naast de basisrapportage ontvangt de Tweede Kamer tevens een rapport van de departementale auditdienst of van een openbaar accountantskantoor met een oordeel over in ieder geval:

    • a. de kwaliteit en de volledigheid van de in de basisrapportage opgenomen financiële en niet-financiële informatie;

    • b. de toegepaste calculatiemethoden en risicoanalyses;

    • c. het realiteitsgehalte van de financiering en de budgettaire inpassing;

    • d. het projectbeheer, waaronder begrepen de toereikendheid van de projectorganisatie, de kwaliteit van de opzet van de bestuurlijke informatievoorziening, de kwaliteit van de opzet van de administratieve organisatie en de kwaliteit van de opzet van het systeem van interne controle.

Artikel 11. Actualiseren van afspraken en basisrapportage

  • 1. Bij een groot project kunnen de volgende fasen van toepassing zijn:

    • a. initiatieffase;

    • b. uitwerkingsfase;

    • c. uitvoeringsfase;

    • d. realisatie-/exploitatiefase.

  • 2. De in het eerste lid onder a en b genoemde fasen beslaan het besluitvormingstraject van een groot project; de onder c en d genoemde fasen beslaan het realisatietraject van een groot project.

  • 3. Voor elk van deze fasen kunnen, in aanvulling op de in artikel 10 genoemde eisen, nadere of specifieke eisen gesteld worden aan de informatievoorziening van het groot project. Ook kunnen in elk van deze fasen specifieke eisen gesteld worden aan de te volgen procedure.

  • 4. Indien een groot project wordt aangewezen in de initiatieffase of de uitwerkingsfase, kunnen de te maken afspraken en de op te stellen basisrapportage worden aangepast aan de mate van concreetheid die het project dan kent.

  • 5. Zodra een project van de initiatieffase overgaat naar uitwerkingsfase en/of wanneer een project overgaat van de uitwerkingsfase naar de uitvoeringsfase kunnen de gemaakte afspraken en de basisrapportage worden geactualiseerd en zonodig worden aangepast of uitgebreid.

Artikel 12. Aanwijzingen voor de voortgangsrapportage

  • 1. De informatie in de voortgangsrapportage is, indien en voorzover van toepassing, gericht op:

    • a. de ontwikkelingen van de doelstelling(en) van het project ten opzichte van de basisrapportage;

    • b. eventuele veranderingen in de voorziene (besluitvormings)procedure van het groot project en de betrokkenheid van de Tweede Kamer daarbij;

    • c. eventuele veranderingen in de reikwijdte van het project;

    • d. de ontwikkeling van de planning van het project;

    • e. de ontwikkeling van de financiën van het project;

    • f. de ontwikkelingen met betrekking tot de aan het project verbonden risico’s;

    • g. de wijze waarop het project wordt beheerst en beheerd;

    • h. alle overige informatie die het project raakt, middellijk en onmiddellijk, en waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat deze informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de controlerende taak van de Tweede Kamer.

  • 2. Wat betreft de informatie over de financiën van een groot project geldt dat:

    • a. in de voortgangsrapportage nadrukkelijk melding gemaakt wordt van dreigende kostenoverschrijdingen, met inbegrip van voorstellen voor vermijding dan wel beperking van overschrijdingen en de eventuele budgettaire inpassing ervan;

    • b. indien bij een groot project sprake is van aanbestedingen, in de voortgangsrapportages vermeld wordt wat de som van de aanbestedingsresultaten is;

    • c. indien in de projectbegroting een post «onvoorzien» is opgenomen, in iedere voortgangsrapportage inzicht gegeven wordt of, en zo ja waarvoor, deze is aangesproken en in hoeverre de post onvoorzien nog toereikend wordt geacht gegeven de op dat moment geldende inzichten;

    • d. de financiële informatie in de voortgangsrapportages gerelateerd moet kunnen worden aan informatie in de departementale begrotingsstukken;

    • e. de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten die met het groot project gemoeid zijn, in beginsel op één afzonderlijk begrotingsartikel of artikelonderdeel worden geboekt en herkenbaar in de rijksbegroting zijn opgenomen.

  • 3. Wat betreft de informatie over de beheersing en het beheer van een groot project wordt in de voortgangsrapportage melding gemaakt van belangrijke wijzigingen in de wijze van beheersing en het beheer van het project, de vormgeving van de projectorganisatie en de uitkomsten van relevante audits die op dit punt zijn uitgevoerd.

Artikel 13. Aanwijzingen voor het accountantsrapport

  • 1. Bij voortgangsrapportages wordt periodiek, op basis van een nader te bepalen frequentie, doch ten minste één maal per jaar, een accountantsrapport gevoegd met een oordeel over de kwaliteit en volledigheid van de financiële en niet-financiële informatie in de voortgangsrapportage en over de beheersing en het beheer van het project.

  • 2. Bij de beoordeling van de beheersing en het beheer van het project wordt in het bijzonder gekeken naar de toereikendheid van de projectorganisatie, de kwaliteit van de bestuurlijke informatievoorziening, de werking van de administratieve organisatie en de werking van het systeem van interne controle.

  • 3. Het accountantsrapport wordt opgesteld door de departementale auditdienst of door een openbaar accountantskantoor.

  • 4. Het accountantsrapport wordt als afzonderlijk document aan de Tweede Kamer gezonden, uiterlijk twee weken na verschijning van de voortgangsrapportage waarop het accountantsrapport betrekking heeft.

Artikel 14. Terugzendrecht van de commissie

Indien de commissie van oordeel is dat de geleverde informatie ontoereikend is, dan wel de kwaliteit van de geleverde informatie onvoldoende is, wordt de minister in staat gesteld binnen zeven werkdagen de ontbrekende of verbeterde informatie aan de Tweede Kamer te zenden.

Hoofdstuk VI. Beëindiging grootprojectstatus

Artikel 15. Verzoek om eindevaluatie

  • 1. Indien de commissie van mening is dat het groot project als beëindigd kan worden beschouwd, verzoekt zij de minister de eindevaluatie op te stellen.

  • 2. Bij het opstellen van een eindevaluatie worden de in artikel 16 genoemde aanwijzingen gevolgd.

Artikel 16. Aanwijzingen voor de eindevaluatie

De eindevaluatie van een groot project omvat in ieder geval:

  • a. informatie over de vraag in welke mate de oorspronkelijke doelstellingen van het project zijn verwezenlijkt;

  • b. informatie over de vraag welke activiteiten daarvoor zijn verricht;

  • c. informatie over de vraag wat de kosten zijn geweest van het groot project;

  • d. informatie over de vraag in hoeverre de oorspronkelijke projectraming en projectplanning zijn gerealiseerd;

  • e. informatie over de wijze waarop risico’s zijn onderkend en beheerst, alsmede een beschrijving van de (financiële) gevolgen van risico’s die zich gedurende het project hebben gemanifesteerd;

  • f. informatie over de wijze waarop het project is beheerst en beheerd en informatie over hoe de projectorganisatie heeft gefunctioneerd;

  • g. indien van toepassing: informatie over het verloop van de publiek-private samenwerking, de private co-financiering, de exploitatie en de gehanteerde contracteringsstrategie;

  • h. een verklarende analyse van verschillen tussen de uitgangspunten uit de basisrapportage en de op dat moment actuele stand van zaken van het project, ten aanzien van de onder a t/m d genoemde aspecten.

Artikel 17. Voorstel tot beëindiging grootprojectstatus

  • 1. De eindevaluatie wordt besproken in een overleg tussen de commissie en de minister.

  • 2. Na behandeling van de eindevaluatie kan de commissie een voorstel aan de Tweede Kamer doen tot beëindiging van de grootprojectstatus.

Artikel 18. Advisering over beëindiging grootprojectstatus

Voordat de commissie aan de Tweede Kamer een voorstel doet tot beëindiging van de grootprojectstatus, vraagt zij advies aan de commissie voor de Rijksuitgaven.

Artikel 19. Toezending voorstel en advies aan de Voorzitter

De verantwoordelijke commissie zendt een voorstel tot beëindiging van de grootprojectstatus, vergezeld van het uitgebrachte advies, aan de Voorzitter.

Artikel 20. Mededeling besluit tot beëindiging grootprojectstatus

De Voorzitter deelt een besluit van de Kamer tot beëindiging van de grootprojectstatus onverwijld aan de minister mede.

Naar boven