Aanwijzing varen onder invloed

[Regeling vervallen per 01-10-2010.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m 30-09-2010

Aanwijzing varen onder invloed

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Op 1 april 1998 is de wet tot ‘Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de wijziging van de bepalingen met betrekking tot het varen onder invloed’ (Stb. 1997, 200) in werking getreden. In art. 27 van de Scheepvaartverkeerswet is vanaf die datum een zelfstandige strafbaarstelling opgenomen voor het varen onder invloed. In deze aanwijzing wordt aangegeven hoe in de praktijk met de handhaving van deze strafbaarstelling dient te worden omgegaan.

In deze aanwijzing is aansluiting gezocht bij het systeem dat gehanteerd wordt voor het besturen van een motorvoertuig onder invloed van alcoholhoudende drank. Hierop zijn echter twee belangrijke uitzonderingen van toepassing, te weten:

  • 1. De regels voortvloeiende uit de Herziene Rijnvaartakte hebben rechtstreekse werking. Het gevolg hiervan is dat voor het varen onder invloed op die wateren, die onder de Herziene Rijnvaartakte vallen, geen andere sanctie dan een geldboete mogelijk is.

  • 2. In de Scheepvaartverkeerswet wordt een aanvangsgrens van 0,8 BAG, respectievelijk 350 AAG gehanteerd. Deze norm is internationaal geaccepteerd – zowel voor de Rijnvaart, als voor de zeescheepvaart – en daarom heeft de wetgever besloten om daarbij aan te sluiten. Volgens de Memorie van Toelichting maakt de noodzaak tot het aansluiten bij de internationale normering in het scheepvaartverkeer het aanvaardbaar dat daarvoor een ander promillage wordt gehanteerd dan bij de andere wijzen van vervoer.

In deze aanwijzing wordt verstaan onder:

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

De aanwijzing bestaat uit twee delen:

  • 1. Het eerste deel gaat over de opsporing van varen onder invloed. Hier wordt ingegaan op de tegenonderzoeken op de ademanalyse en de bloedproef.

  • 2. Het tweede deel handelt over het vervolgingsbeleid met betrekking tot varen onder invloed.

Opsporing

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

1. Tegenonderzoek bij ademanalyse

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Het op de regeling van het tegenonderzoek bij ademanalyse betrekking hebbende Besluit van 21-2-1998, Stb. 1998 nr. 119, houdende wijziging van het Besluit alcoholonderzoeken is op 1 april 1998 in werking getreden. Hieronder wordt nader ingegaan op het door de politie in dezen te voeren beleid.

Artikel 10a van het Besluit alcoholonderzoeken regelt dat dadelijk na het vernemen van het resultaat van de ademanalyse, de verdachte kan verzoeken om een tegenonderzoek. Dit onderzoek wordt voor rekening van de verdachte verricht in de vorm van een bloedproef – of bij medische bezwaren – een vervangende urineproef.1

De bloedproef is op dit moment als tegenonderzoek het meest doelmatig en biedt de verdachte de meest objectieve vorm van tegenonderzoek.2

De politie is niet verplicht om de verdachte op de mogelijkheid van een tegenonderzoek te wijzen.3

Indien de verdachte om een tegenonderzoek vraagt, dient dit uiteraard in het proces-verbaal te worden vermeld.

In afwachting van het tegenonderzoek wordt de verdachte geacht zich op vrijwillige basis in het politiebureau te bevinden. Verdachte dient zich daartoe op te houden in een door de opsporingsambtenaar aangewezen ruimte in het politiebureau. Verlaat verdachte zonder toestemming deze ruimte, dan wordt hij geacht afstand te hebben gedaan van zijn recht op een tegenonderzoek4, dan wel het aan zichzelf te wijten te hebben dat geen tegenonderzoek is verricht.

Verzoekt verdachte om een tegenonderzoek, dan zal de politie een arts moeten waarschuwen. Indien de verdachte te kennen geeft zelf een arts te willen uitkiezen, dient dit verzoek in beginsel te worden gehonoreerd. De verdachte neemt vervolgens contact op met de arts van zijn keuze. Wel wordt de eis gesteld dat dit niet mag leiden tot onredelijke vertraging van het onderzoek. De door de verdachte gekozen arts zal dan ook moeten aangeven of hij naar verwachting binnen een uur aanwezig zal kunnen zijn. Kan hij deze toezegging niet doen en blijft de verdachte bij zijn verzoek om een tegenonderzoek, dan zal de politie van haar kant een arts waarschuwen.

In de regel zal de arts naar het politiebureau komen om daar de verdachte door middel van een venapunctie de vereiste hoeveelheid bloed af te nemen, c.q. onder zijn toezicht door verdachte urine af te laten staan. De desbetreffende bepalingen uit het Besluit alcoholonderzoeken en de Regeling bloed- en urine-onderzoek zijn van toepassing.

Nadrukkelijk zij er op gewezen dat artikel 15 van het Besluit alcoholonderzoeken, houdende de 1-uursregeling, onverkort van toepassing is.

Ook het verzenden van het bloedmonster (of urinemonster) dient te geschieden overeenkomstig de geldende regels. De politie dient hierbij aan te geven dat het monster is afgenomen in het kader van een tegenonderzoek bij ademanalyse. Dit dient de politie op de thans in gebruik zijnde formulieren aan te tekenen.

Het onderzoek van het bloed of de urine wordt verricht door het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk. Ingevolge artikel 20 van het Besluit alcoholonderzoeken dient het resultaat van het onderzoek zo spoedig mogelijk aan de verdachte te worden medegedeeld. De mededeling van het resultaat aan verdachte geschiedt rechtstreeks door het Gerechtelijk Laboratorium, nu niet de politie, doch de verdachte opdrachtgever is.

De kosten van het tegenonderzoek bij ademanalyse5, te weten die van de arts, van het onderzoek door het Gerechtelijk Laboratorium en van het bloedblok komen voor rekening van de verdachte.6 De verdachte dient – voordat de arts wordt gewaarschuwd – de kosten van het bloedblok en van de arts op het politiebureau te voldoen. De kosten van het onderzoek door het Gerechtelijk Laboratorium dienen binnen zes weken na de bloedafname aan het Gerechtelijk Laboratorium te worden voldaan. Pas nadat ook deze kosten zijn voldaan, gaat het Gerechtelijk Laboratorium tot het onderzoek over. Hierbij kan worden aangesloten bij het arrest van de Hoge Raad 18-10-1983, NJ 1984, 97 waarin werd bepaald dat het resultaat van een bloedproef voor het bewijs mocht worden gebruikt, omdat de verdachte niet tijdig een financiële regeling had getroffen en het daardoor aan zichzelf had te wijten dat het tegenonderzoek (bij bloedproef) niet had plaatsgevonden. De verdachte die dus niet voldoet aan betaling van alle kosten binnen de gestelde betalingstermijn, mag worden geacht afstand te hebben gedaan van zijn recht op een tegenonderzoek.

Aan de verdachte, die om een tegenonderzoek heeft verzocht, wordt door de politie een brief ter hand gesteld waarin de procedure en de verplichtingen met betrekking tot de betaling van de kosten worden vermeld (zie bijlagen 1 en 2).

2. Tegenonderzoek na tegenonderzoek bij ademanalyse

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Op basis van de artikelen 21, eerste en tweede lid, van het Besluit alcoholonderzoeken en 12, eerste lid, van de Regeling bloed- en urineonderzoek kan de verdachte, die na het tegenonderzoek bij ademanalyse nog een tegenonderzoek wenst, hiertoe een van de daartoe aangewezen laboratoria aanwijzen (zie bijlage 3).

Voor de kosten en de procedure van dit tegenonderzoek na tegenonderzoek bij ademanalyseonderzoek wordt hier verwezen naar het tegenonderzoek bij bloedproef.

3. Tegenonderzoek bij bloedproef

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Het Besluit Alcoholonderzoeken en de Regeling bloed- en urine- onderzoek kent de verdachte het recht toe een tegenonderzoek bij bloedproef te laten verrichten bij een van de drie daartoe aangewezen laboratoria (zie bijlage 3). De kosten van dit onderzoek komen voor rekening van de verdachte7 en dienen bij vooruitbetaling te worden voldaan. Het Gerechtelijk Laboratorium bewaart voor dit doel, conform de bepalingen, gedurende één jaar (te rekenen vanaf de datum bloedafname) een bloedmonster bij diepvriestemperatuur. De wens tot het laten verrichten van een tegenonderzoek bij bloedproef dient dus binnen dat jaar kenbaar te worden gemaakt.

De praktische uitvoering van de organisatie rond het tegenonderzoek is niet tot in detail wettelijk geregeld, maar wordt overgelaten aan de afdeling Toxicologie van het Gerechtelijk Laboratorium. Dit laboratorium heeft de onderstaande procedure opgesteld:

  • a. De verdachte of diens raadsman geeft de betreffende officier van justitie kennis van de wens een tegenonderzoek te laten uitvoeren. De officier van justitie deelt de verdachte schriftelijk mede welke laboratoria zijn aangewezen om tegenonderzoek uit te voeren. De verdachte of diens raadsman deelt aan de officier van justitie schriftelijk mede welk laboratorium hij heeft gekozen. De verdachte of diens raadsman neemt tevens contact op met het uitgekozen laboratorium.

  • b. Van de zijde van de officier van justitie wordt in vermeld schrijven de verdachte of diens raadsman erop gewezen, dat een alcoholbepaling door het aangewezen laboratorium pas wordt uitgevoerd nadat de kosten vooraf zijn voldaan. Over de wijze van betaling worden de nodige gegevens verstrekt.

  • c. De officier van justitie geeft het Gerechtelijk Laboratorium schriftelijk kennis van de wens van de verdachte een tegenonderzoek te doen verrichten onder vermelding van: naam en adres verdachte; zaak- en identiteitsnummer, plaats en datum van ‘aanhouding’ en de naam van het uitgekozen laboratorium.

  • d. Het Gerechtelijk Laboratorium stelt het uitgekozen laboratorium op de hoogte van het te verwachten onderzoek. Na bevestiging van de betaling vindt verzending van het voor het tegenonderzoek bestemde deel van het monster plaats.

  • e. Zodra het voor het tegenonderzoek bestemde deel van het monster is verzonden, geeft het Gerechtelijk Laboratorium hiervan bericht aan de betreffende officier van justitie.

  • f. Het uitgekozen laboratorium deelt het resultaat van het tegenonderzoek mede aan de verdachte of diens raadsman.

Vervolging

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

1. Artikel 27, tweede lid, Scheepvaartverkeerswet

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Wanneer met inachtneming van de wettelijke voorschriften een ademmonster/bloedproef is genomen, zodat het resultaat van dat onderzoek voor het bewijs kan worden gebruikt, zal een vervolging op basis van artikel 27, tweede lid, aanhef en onder a of b, Scheepvaartverkeerswet dienen te worden ingesteld.

2. Artikel 27, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Een vervolging op basis van artikel 27, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet komt in aanmerking in de volgende gevallen:

  • a. bij een AAG lager dan 351 mg/liter (BAG lager dan 0,81‰), terwijl de verdachte verkeerde onder zodanige invloed van de alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de vaardigheid voor het voeren of sturen van een schip, dan wel de bekwaamheid tot het adviseren van de kapitein of de verkeersdeelnemer kon verminderen, dat hij niet tot naar behoren voeren of sturen, dan wel adviseren in staat moest worden geacht8;

  • b. wanneer er andere stoffen dan alcohol in het geding zijn, zoals medicijnen en/of drugs;

  • c. wanneer er sprake is van andere omstandigheden dan het weigeren van de ademanalyse/bloedproef waardoor de adem- analyse/bloedproef achterwege is gebleven;

  • d. wanneer er sprake is van vormfouten in de procedure betreffende de ademanalyse of de bloedproef, terwijl wel aan alle vereisten voor een vervolging ex artikel 27, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet is voldaan.

3. Artikel 28a, tweede en zevende lid, Scheepvaartverkeerswet

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Indien de ademanalyse/bloedproef wordt geweigerd, zijn er twee situaties te onderscheiden:

  • a. de verdachte verkeerde naar het oordeel van de politie onder zodanige invloed van de alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de vaardigheid voor het voeren of sturen van het schip, dan wel de bekwaamheid tot het adviseren van de kapitein of de verkeersdeelnemer kon verminderen, dat hij niet tot het naar behoren kunnen voeren of sturen, dan wel de kapitein of de verkeersdeelnemer naar behoren te kunnen adviseren in staat moest worden geacht;

  • b. de politie heeft geen of onvoldoende bijzonderheden met betrekking tot de wijze van varen van de verdachte of zijn verdere gedrag geconstateerd, zodat niet kan worden gezegd dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van de alcohol, al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof, dat hij niet tot het naar behoren kunnen voeren of sturen, dan wel de kapitein of de verkeersdeelnemer naar behoren te kunnen adviseren in staat moest worden geacht;

Hoewel ten aanzien van het onder a omschreven geval het theoretisch mogelijk is artikel 28a en artikel 27, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet cumulatief te laste te leggen, dient zowel in dit geval als in de situatie genoemd onder b de verdachte te worden vervolgd ter zake van artikel 28a Scheepvaartverkeerswet9.

Bijlage 1. : Modelbrief

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

PARKET VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE TE ......

Aan:......

Betreft: tegenonderzoek bloedalcoholgehalte

Parketnr.:

Naar aanleiding van uw mededeling dat u in bovenvermelde zaak een tegenonderzoek wenst te doen uitvoeren naar het bloedalcoholgehalte, bericht ik u dat u een keuze kunt maken uit de drie op bijgaand informatieblad genoemde laboratoria. Ik verzoek u mij schriftelijk mede te delen op welk laboratorium uw keuze is gevallen, opdat ik ervoor kan zorgdragen dat het bloedmonster naar dat laboratorium wordt verzonden.

Ik wijs u er nog op dat de kosten van het tegenonderzoek voor uw rekening komen en dat het laboratorium eerst tot een tegenonderzoek overgaat nadat het verschuldigde bedrag is betaald. Ten aanzien van de hoogte van het bedrag, de manier waarop kan worden betaald en de gegevens die bij de betaling dienen te worden vermeld, verwijs ik tevens naar bijgaand informatieblad.

Het resultaat van het tegenonderzoek wordt u te zijner tijd door het door u aangewezen laboratorium medegedeeld

De officier van justitie,

Bijlage 2. : Informatieblad tegenonderzoek bloedproef

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Bij de betaling aan het laboratorium van uw keuze moet duidelijk worden vermeld: ‘tegenonderzoek bloedalcoholbepaling’ en de naam en het adres van de verdachte. Bij gebruikmaking van een giro- of bankrekening van een ander dan de verdachte zelf (bijvoorbeeld van echtgeno(o)t(e) of raadsman) mag dit geen aanleiding tot misverstanden kunnen geven.

De kosten van het tegenonderzoek bedragen € 136,13. Pas na betaling van dit bedrag voert het laboratorium het tegenonderzoek uit.

Bijlage 3. : Laboratoria

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Laboratorium voor Klinische Chemie van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis

1e Oosterparkstraat 179

1091 HA Amsterdam-Oost

Laboratorium der Apotheek van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt

Dr. Molenwaterplein 40

3015 GD Rotterdam

Laboratorium der Apotheek van het Academisch Ziekenhuis Groningen

Oostersingel 59

Postbus 30001

9700 RB Groningen

  1. Bij het uitvoeren van het onderzoek dient verder op dezelfde wijze te worden gehandeld als wanneer op initiatief van de politie tot het afnemen van een bloedmonster (of urinemonster) zou zijn overgegaan. De artikelen 12 t/m 15, 18 t/m 21 (met uitzondering van het eerste en het tweede lid) en 22 van het Besluit alcoholonderzoeken, respectievelijk de artikelen 3 t/m 7 en 8 t/m 13 van de Regeling bloed- en urine-onderzoek zijn van (overeenkomstige) toepassing. ^ [1]
  2. In dit verband wordt verwezen naar de conclusie van het OM bij het zgn. Ademanalyse-arrest (HR 6 maart 1990, NJ 1990, 467). ^ [2]
  3. Deze opvatting sluit aan bij de regeling inzake het onderzoek van bloed (of urine) en de jurisprudentie terzake. Verwezen wordt naar de arresten HR 15 februari 1983, NJ 1983, 448 en HR 12 april 1983, NJ 1983, 569, waarin werd beslist dat de verdachte niet behoeft te worden medegedeeld dat hij recht heeft op een tegenonderzoek met betrekking tot de uitslag van een bloedproef (of urineproef). In genoemde arresten is niet het voorbehoud gemaakt dat zulks anders zou zijn bij verdachten die niet beschikken over een raadsman. Het Hof Den Haag heeft op 21 november 1997, nr. 1020084997 een arrest gewezen met dezelfde strekking als de bovengenoemde arresten van de Hoge Raad. ^ [3]
  4. Uiteraard kan de verdachte zijn verzoek om een tegenonderzoek herroepen, indien de arts van zijn keuze niet binnen een uur beschikbaar blijkt te zijn. Dit dient in het proces-verbaal te worden vermeld. ^ [4]
  5. Een en ander is geregeld in artikel 11 van de Regeling bloed- en urineonderzoek (Stcrt. 2005, 188). ^ [5]
  6. Art. 11 van de Regeling bloed- en urineonderzoek geeft daar de volgende tarieven voor aan:
    • a: de bloedafname door een arts bedraagt € 62, dan wel – indien het afnemen van het bloed geschiedt in de periode tussen 18:00 uur ’s avonds en 8:00 uur ’s ochtends of in de periode tussen 18:00 uur vrijdagavond en 8:00 uur maandagochtend – € 81;

    • b: het onderzoek van het bloedmonster door het NFI bedraagt € 91;

    • c: het bloedblok bij de politie € 4,50 voor de bloedblok bij de politie.

    ^ [6]
  7. Het huidige tarief bedraagt € 136,13. ^ [7]
  8. Dit geval zal zich in de praktijk vrijwel nooit voordoen. ^ [8]
  9. Indien er in een situatie genoemd onder a enige twijfel bestaat of veroordeling ter zake van artikel 28a Scheepvaartverkeerswet zal volgen, verdient het aanbeveling artikel 27, eerste lid, Scheepvaartverkeerswet subsidiair te laste te leggen. ^ [9]
Naar boven