Kwaliteit opsporingsonderzoek
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Bij verkeersongevallen met (ernstig) letsel is het soms moeilijk naderhand een uitspraak
te doen over de toedracht. Indien bij deze ongevallen sprake is van (ernstige) snelheidsovertredingen
is het naderhand ook vaak een probleem om de gereden snelheid ten tijde van het ongeval
te reconstrueren.
Voor een goed onderbouwde uitspraak over de toedracht dan wel de gereden snelheid
is het noodzakelijk dat de verkeersongevallendiensten van de politie een adequaat
sporenonderzoek op de plaats van het ongeval en een onderzoek aan de betrokken voertuigen
uitvoeren.
Het is van belang dat de politie de onderzoeken kwalitatief goed, reproduceerbaar
en controleerbaar uitvoert. Dit is het geval wanneer de betreffende functionaris werkt
volgens specifieke richtlijnen (Forensisch Technische normen, verder te noemen FT
normen). Deze normen zijn speciaal voor de betreffende onderzoeken ontwikkeld. De
kwaliteit van het onderzoek, zowel onderzoek plaats ongeval als het voertuigonderzoek,
is zo goed mogelijk gewaarborgd wanneer de functionaris beschikt over de competenties
voortvloeiend uit de kernopgaven deeluitmakend van de leergang politieel verkeersspecialist,
met als afstudeerrichting onderzoek verkeersongevallen. Dit moet blijken uit het door
de betrokken opsporingsambtenaar behaalde diploma (volledige leergang) c.q. certificaat
(afzonderlijke kernopgave).
Genoemde leergang maakt deel uit van het recent ontwikkelde en door de Ministers van
Binnenlandse Zaken/Koninkrijksrelaties en Justitie vastgestelde nieuwe politieonderwijs.
Dit nieuwe onderwijs – een coproducties tussen genoemde departementen, de politieregio’s
en het LSOP – richt zich met name op all-round politiemedewerkers die vanaf 2002 zijn
ingestroomd.
Politiemedewerkers die zich thans reeds bezighouden met het onderzoeken van verkeersongevallen
worden middels applicaties in de gelegenheid gesteld zich de vereiste competenties,
voortvloeiend uit eerdergenoemde kernopgaven eigen te maken.
Gelet op het feit dat zowel de instroom van nieuwe all-round politiemedewerkers als
de om-/bijscholing van zittende politiemedewerkers de nodige tijd vergt, zal gedurende
twee jaar na invoering van deze aanwijzing sprake zijn van een overgangsperiode.
2. Onderzoek op de plaats van het ongeval
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Dit onderzoek is erop gericht dat alle van belang zijnde informatie controleerbaar
en reproduceerbaar wordt vastgelegd. Dit zijn bijvoorbeeld alle ter plaatse aangetroffen
sporen (ook de sporen die niet in de hypothese van de opnemer passen), eindposities
van voertuigen enz, controleerbaar en reproduceerbaar vast te leggen. Hierbij dient
gebruik gemaakt te worden van hulpmiddelen ten behoeve van fotogrammetrische uitwerking.
Om dit onderzoek goed uit te kunnen voeren moet de betreffende politiefunctionaris
in het bezit zijn van het certificaat ‘Opnemen en interpreteren plaats ongeval’, Politieonderwijs
Post Initieel of gelijkgestelde opleidingen cq. reeds eerder verworven competenties.
Bij het onderzoek moet gebruik worden gemaakt van de FT norm 750.01.
2.1 Opname verklaringen
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Het is naast deze ‘fysieke sporen’ ook uitermate belangrijk dat van aanwezige getuigen/verdachten
een mondelinge verklaring wordt opgenomen of dat spoedig na het ongeval contact wordt
opgenomen met personen, die zich van de plaats van het ongeval hebben verwijderd,
maar wel verklaringen kunnen afleggen omtrent het ongeval.
3. Voertuigonderzoek
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Ook dit onderzoek is erop gericht alle van belang zijnde informatie controleerbaar
en reproduceerbaar vast te leggen. Dit kunnen bijvoorbeeld specifieke sporen zijn
die in combinatie met de resultaten van het onderzoek op de plaats ongeval, het bewegingsverloop
bepalen van een voertuig na de botsing. Verder valt bijvoorbeeld ook te denken aan
het fotograferen van de schades, d.m.v. video-opnames, of digitale fotografie.
Om dit onderzoek goed uit te kunnen voeren moet de betreffende politiefunctionaris
al naar gelang de bij het ongeval betrokken voertuigen in bezit zijn van de certificaten:
-
• ‘Voertuigonderzoek personenauto’s m.b.t. ongevallen’
-
• ‘Voertuigonderzoek vrachtauto’s m.b.t. ongevallen’
-
• ‘Voertuigonderzoek bijzondere voertuigen m.b.t. ongevallen’
-
• ‘Voertuigonderzoek tweewielers m.b.t. ongevallen’
van het Politieonderwijs Post Initieel of gelijkgestelde opleidingen c.q. reeds eerder
verworven competenties.
Bij het onderzoek moet gebruik worden gemaakt van de FT norm 760.01 dan wel FT norm
740.01 (in geval van voertuigonderzoek tweewielers m.b.t. ongevallen). Aanvullend
onderzoek zal in deze vaak het uitvoeren van remproeven ter bepaling van de opgetreden
remvertraging kunnen zijn. Deze proeven moeten worden uitgevoerd volgens FT 730.01.
3.1 Bepaling zichtveld bij vrachtauto’s
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Wanneer beperking van het zicht van een vrachtautochauffeur een mogelijke ( mede)
oorzaak van het ongeval kan zijn geweest dient de ongevallendienst een onderzoek naar
het zicht van de vrachtautobestuurder uit te voeren door het vastleggen van de zichtvelden
conform norm FT 765.01. Dit onderzoek zal vaak nodig zijn wanneer een fietser of een
voetganger tijdens een rechtsafslaande manoeuvre van een vrachtauto wordt overreden.
4. Reconstructie en analyse van het verkeersongeval
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
De resultaten van het onderzoek op de plaats ongeval en van het voertuigonderzoek
kunnen aanleiding zijn voor een ‘feitelijk’’ reconstructie van het verkeersongeval
of onderdelen daarvan (scenario-onderzoek). Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan
schade-inpassing, rijproeven, enz. De kennis voor deze reconstructie wordt aangereikt
in de kernopgave ‘Reconstructie verkeersongevallen’, Politieonderwijs Post Initieel.
Het gaat dan om de beantwoording van aanvullende onderzoeksvragen. Deze kunnen ook
ontstaan naar aanleiding van de analyse, zie hieronder.
In de kernopgave ‘Analyse verkeersongevallen’, Politieonderwijs Post Initieel, worden
de medewerker van de verkeersongevallendienst rekenmethoden aangereikt aan de hand
waarvan een eerste indruk kan worden gekregen van onder andere de rijsnelheden van
betrokken voertuigen. Het is van belang bij de beoordeling van deze berekeningen door
het Openbaar Ministerie goed te letten op de gehanteerde nauwkeurigheden. Ook moet
de politiefunctionaris aangeven hoe betrouwbaar de uitkomst van de gepresenteerde
berekening is. Voor het uitvoeren van de genoemde activiteiten moet men in het bezit
zijn van de betreffende certificaten.
Bepaalde medewerkers van de verkeersongevallendienst maken steeds meer gebruik van
geavanceerde computerprogramma’s om verkeersongevallen te simuleren. In dit verband
kan bijvoorbeeld het programma PC-Crash worden genoemd. Het is van groot belang dat
het Openbaar Ministerie zich realiseert dat de hiermee gepresenteerde uitkomst bij
de huidige uitvoeringen van deze programma’s in principe indicatief is. In die zin
dat de uitkomst wel kan dienen voor een eerste beoordeling maar dat lagere of hogere
snelheden niet zijn uitgesloten. Voor het werken met deze computerprogramma’s moet
de politiefunctionaris in het bezit zijn van het certificaat ‘Analyse verkeersongevallen
met computersimulatie’, Politieonderwijs Post Initieel en werken volgens de bijbehorende
FT norm, FT 770.01 of gelijkgestelde opleidingen c.q. reeds eerder verworven competenties.
Het is van belang dat de verkeersongevallendienst van de politie conform de opleiding
van het opleidingsinstituut werkt, aangevuld met FT-normen. In deze situatie levert
de politie immers de vanuit technisch oogpunt relevante bouwstenen voor een kwalitatief
goede reconstructie van het verkeersongeval.
5. Proces-verbaal
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
De ongevallenanalist dient bij het opstellen van het proces verbaal gebruik te maken
van de landelijk geldende standaard. Hij kan hierbij kiezen uit een verkort of een
uitgebreid proces-verbaal. Het verkorte proces-verbaal is voor het Openbaar Ministerie
bedoeld om een eerste indruk van de zaak te krijgen. Er kan op basis van dit proces-verbaal
worden besloten tot het zetten van bepaalde vervolgstappen. Op verzoek van het OM
kan dan de ongevallenanalist een uitgebreid proces-verbaal opstellen.
In het uitgebreide proces-verbaal moet alle verzamelde informatie zijn opgenomen (zoveel
mogelijk ondersteund door foto- of beeldmateriaal), de uitgevoerde onderzoeken cq.
reconstructies en de daaruit volgende resultaten. Het is van groot belang dat bij
deze rapportage in het proces-verbaal door de verbalisant ruim aandacht wordt besteed
aan de reden van wetenschap die tot bepaalde conclusies hebben geleid. Dit houdt in
dat foto’s, checklisten en bijlagen van FT normen moeten worden bijgevoegd.
Ter bevordering van de kwaliteit van het proces-verbaal dienen tenminste de volgende
uitgangspunten in acht te worden genomen:
-
• niet alleen conclusies, maar vooral ook reden van wetenschap dienen te worden verwoord;
-
• het is van belang ook te vermelden waarom iets niet kon worden onderzocht of werd
onderzocht;
-
• van elke waarneming het resultaat geven, ook als dit geen bijzonderheid lijkt te zijn
(bijvoorbeeld: lekke banden, niet alleen opschrijven welke banden lek waren, maar
ook dat de andere niet lek waren);
-
• als bepaalde metingen worden gedaan ook de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van deze
metingen aangeven;
-
• indien getuigenverklaringen niet zijn opgenomen, of getuigen niet zijn gehoord, dient
daarvan de reden te worden aangegeven in het proces-verbaal.
5.1 Situatietekening op schaal
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
In het strafproces is het noodzakelijk dat ten behoeve van de reconstructie van het
verkeersongeval een situatietekening op schaal wordt gemaakt, voorzien van een kompas
of noord-pijl. De basis van deze tekening moet een vastlegging zijn van de plaats
ongeval (inclusief sporen, eindposities enz.) door middel van foto’s, die naderhand
fotogrammetrisch moeten worden uitgewerkt. In deze situatietekening dienen naast aangetroffen
sporen ook onder meer voertuigen, rijrichtingen, voorrangsaanduidingen, wegmarkeringen,
straatmeubilair etc te worden vermeld. Op de tekening dient te worden vermeld welke
schaal van toepassing is en de naam van de verbalisant/opsteller.
5.2 Foto’s
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Het is van het grootste belang dat zo snel mogelijk na het ongeval van de aangetroffen
ongevalsituatie foto’s of beeldmateriaal worden gemaakt. Op deze wijze zijn zoveel
mogelijk de voorwaarden geschapen voor een goed vervolgonderzoek en krijgen de belanghebbenden,
het OM, alsmede de rechter de mogelijkheid om zich een goed beeld te vormen van de
feiten en/of omstandigheden waaronder zich een en ander heeft afgespeeld, sporen,
schade, positie voertuigen etc. Verder moeten ook alle van belang zijnde sporen aan
de voertuigen (beschadigingen, enz.) fotografisch of beeldtechnisch worden vastgelegd.
Indien bij een ongeval meerdere betrokkenen zijn wordt aanbevolen foto’s te nemen
vanuit de (rij)richtingen van betrokkenen. Ook foto’s deeluitmakende van het proces-verbaal
zijn bewijsmiddelen in de zin van artikel 339 jo 344 Sv. .
6. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Door het NFI is moeilijk in het algemeen aan te geven in welke van de gevallen, waarop
deze aanwijzing betrekking heeft, een NFI-onderzoek meerwaarde heeft voor de beoordeling
van de zaak. In het algemeen kan worden gesteld dat in die gevallen dat naast de door
de politie aangeleverde informatie bij het Openbaar Ministerie voor de bewijsvoering
nog behoefte bestaat aan vervolgonderzoek, het NFI kan worden geconsulteerd.
Bij eventuele onderzoeksaanvragen door het OM aan het NFI dient altijd voorafgaand
en bij voorkeur telefonisch overleg plaats te vinden. Tijdens dit overleg kan dan
de vraagstelling worden geformuleerd en kan de NFI-onderzoeker op basis van de verstrekte
informatie een eerste indruk geven van het te verwachten onderzoeksresultaat en van
de afleverdatum van het deskundigenrapport.
7. Zorgvuldigheid sporenonderzoek/eenduidige werkwijze
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
Uit hetgeen hiervoor is opgemerkt kan worden afgeleid dat het van groot belang is
dat zo snel mogelijk onderzoek op de plaats van het ongeval wordt uitgevoerd. Daarnaast
is het sporenonderzoek, zoals verwoord in de Aanwijzing verkeersongevallen, van belang
omdat het een algemeen maatschappelijke functie vervult en dat onderzoek slechts a.
ter plaatse en b. door de politie kan plaatsvinden. Vaak zijn politieambtenaren uit
BPZ (de Basis Politiezorg) als eerste aanwezig. Er dient door hen bij voorkeur aan het consolideren van sporen te worden gedaan in
afwachting van de komst van specialisten. Bij ernstige ongevallen dient daaraan altijd
hoge prioriteit te worden gegeven. In de praktijk kan dat meebrengen dat de aangetroffen
situatie dient te worden bevroren ten behoeve van sporen en ten nadele van de doorstroming.
Het lokale OM dient aandacht te besteden aan een dergelijke aanpak. In de rapportage
van AEF( Andersson Elffers en Felix) omtrent verkeersongevalsafhandeling onder de
naam: ‘kwaliteitsinstrument afhandeling verkeersongevallen’, ter beschikking gesteld
aan de Nederlandse Politie wordt een blauwdruk gegeven van verkeersongevalsafhandeling.
Dit rapport beveelt de aanstelling van een herkenbare aanrijdingscoördinator aan.
Het lokale OM kan in overleg met de politie aanstelling van dergelijke coördinatoren
bevorderen. Ook strekt het tot aanbeveling om het totale proces van ongevalafhandeling
als werkproces, zoals bijvoorbeeld omschreven in het AEF rapport invulling te geven
binnen elke politieregio. Het lokale OM heeft daarin een sturende rol.
Het belang van een zorgvuldig sporenonderzoek verdient zich in het strafproces als
regel terug. In de praktijk blijkt dat bij vragen achteraf in het geval van een gebrekkig
sporenonderzoek, beantwoording niet eenvoudig of vaak niet meer mogelijk is. Dit gaat
ten koste van de mogelijkheid een betrouwbare (snelheids)analyse te kunnen maken en
daaruit volgend te komen tot een veroordeling. De geloofwaardigheid van politie en
justitie komt daarmee ongewenst onder druk, omdat bij dodelijke slachtoffers en a-sociaal
rijgedrag emoties en publiciteit een essentiële rol spelen. Hierom dient altijd vanaf
het eerste optreden bij een ernstig verkeersongeval uiterst zorgvuldig te worden opgetreden.
8. Alcoholgebruik/ drugs en/of medicijngebruik door de verdachte
[Regeling vervallen per 01-04-2008]
In het geval de verdachte ten tijde van het ongeval kennelijk onder invloed verkeerde
dient naast het proces-verbaal voor tenminste artikel 6 WVW 1994, tevens proces-verbaal voor artikel 8/163 WVW 1994 te worden aangezegd. Ook dient, als de in de aanwijzing invordering rijbewijzen gerelateerde
grenzen zijn overschreden, een invorderingsproces-verbaal te worden opgemaakt en het
rijbewijs aan het OM te worden gezonden. Het is van belang om zowel artikel 6 als artikel 8 WVW 1994 in hetzelfde proces-verbaal te verwoorden, om te voorkomen dat eerst het proces-verbaal
van het verkeersongeval op het parket wordt ontvangen en pas later het proces-verbaal
terzake artikel 8 WVW 1994. Op deze manier wordt bevorderd dat het OM de voor de beoordeling relevante stukken
in handen heeft en wordt door gezamenlijke inspanning gewerkt aan een zo zorgvuldig
mogelijke beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden. Indien terzake
8WVW 1994 door een geautomatiseerd systeem een proces-verbaal afzonderlijk wordt aangemaakt
dient dit altijd gebundeld en gelijktijdig met het proces-verbaal terzake 6 WVW aan het arrondissementsparket te worden gezonden. Tevens wordt op deze wijze een
nebis-in-idem voorkomen, omdat in voorkomende gevallen mogelijk reeds een transactie
is aangeboden op grond van de feiten en/of omstandigheden die in het alcoholproces-verbaal
en/of proces-verbaal zijn vermeld.
Het criterium botsen is blazen brengt bovendien mee dat in het proces-verbaal ter
zake artikel 6 WVW ook de uitslag P wordt vermeld van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.