Beleidsregel Internet

[Regeling vervallen per 14-12-2011.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-2007 t/m 13-12-2011

Beleidsregel Wet op het financieel toezicht 06-08 van de Stichting Autoriteit Financiële Markten van 12 december 2006 inzake het internet in relatie tot het toezicht op het verkeer in financiële instrumenten in Nederland (Beleidsregel Internet)

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

De omvang, complexiteit en mogelijkheden van het ‘world wide web’ dwingt de toezichthouder tot een nadere beleidsformulering. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft daarom besloten tot het publiceren van beleidsregels met betrekking tot het gebruik van het internet voor het verkeer van financiële instrumenten in relatie tot het wettelijk toezichtkader voor het verkeer van financiële instrumenten, zoals neergelegd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), het daarop gebaseerde Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo) en de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen(Nrgfo).

Ten aanzien van het internet in relatie tot het toezicht op het verkeer in financiële instrumenten in Nederland is het beleid van de AFM reeds in een eerder stadium bekend gemaakt 1. Deze beleidsregel kan worden aangemerkt als een technische en beleidsneutrale omzetting in het kader van de Wft en is vastgesteld door middel van het Besluit tot vaststelling van beleidsregels in het kader van de Wet op het financieel toezicht van 12 december 2006.

Dit is een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bevoegdheid van de AFM tot het vaststellen van deze beleidsregel is gebaseerd op artikel 4:81, eerste lid, Awb.

De beleidsregel omvat de volgende onderwerpen:

  • Internet en de reikwijdte van de Wft;

  • Informatievoorziening via Internet;

  • Internet als onderdeel van de marktinfrastructuur;

  • Verplichtingen met betrekking tot administratieve organisatie en beveiliging.

2. Internet en de reikwijdte van de Wft

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

Ingevolge artikel 2:96 Wft is het verboden in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning beleggingsdiensten te verlenen.

Onder het verlenen van beleggingsdiensten in Nederland wordt mede verstaan het verlenen van een financiële dienst die kan worden aangemerkt als dienst van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in een andere lidstaat door een financiële onderneming met zetel in Nederland of door een in Nederland gelegen bijkantoor van een financiële onderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is 2.

Of de door middel van het Internet uitgeoefende activiteiten op inwoners van Nederland zijn gericht wordt van geval tot gevalbeoordeeld, waarbij de volgende indicatoren een rol kunnen spelen 3:

  • het niet gebruiken van disclaimers 4 of een gebrekkige handhaving daarvan;

  • het niet opnemen van een lijst van landen waarop de activiteiten uitdrukkelijk zijn gericht, of de gebrekkige handhaving daarvan;

  • het gebruik van Nederlands als voertaal bij de activiteiten;

  • adressering (bijvoorbeeld via e-mail) aan ingezetenen van Nederland;

  • informatieverschaffing over het Nederlandse fiscale regime;

  • informatieverschaffing over een buitenlands fiscaal regime ten opzichte van Nederland;

  • verwijzingen naar of informatieverschaffing over Nederlandse wetten;

  • ‘hyperlinks’ 5op het Internet waarmee de gebruiker naar een website wordt geleid waar financiële [beleggings-]diensten worden verleend

Het Internet onderscheidt zich daarin niet van de andere reguliere informatiekanalen. Zo is ten aanzien van advertenties in buitenlandse dagbladen die tevens in Nederland verkrijgbaar zijn, de door de AFM gevolgde beleidslijn dat de daarin aangeboden effectendiensten pas onder het toezicht van de AFM vallen als uit die advertenties, aan de hand van bovenstaande indicatoren, blijkt dat deze zich expliciet (mede) richten op de Nederlandse markt. Dit is dus bijvoorbeeld het geval wanneer een advertentie in de Nederlandse taal is opgesteld, wanneer aandacht wordt besteed aan een specifiek voor de Nederlandse beleggers belangrijk feit (bijvoorbeeld fiscaal van aard) of wanneer een in Nederland gevestigd contactadres of Nederlands telefoonnummer wordt gepresenteerd.

Tegen deze achtergrond zijn de controles van de AFM op de naleving van de wet zich ook tot het Internet gaan uitstrekken, hetgeen overigens, gelet op de aard van het medium, geen garanties kan bieden voor een volledig dekkende controle ten aanzien van op Nederlandse beleggers gerichte activiteiten.

3. Het verschaffen van informatie aan beleggers via het Internet

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

Aan de wettelijke verplichtingen van beleggingsondernemingen aangaande de aan beleggers te verstrekken informatie, kan niet worden voldaan door middel van het uitsluitend via het Internet verstrekken of verkrijgbaar stellen van die informatie; deze moet overeenkomstig de regels in de Wft ook in schriftelijke vorm worden verstrekt of verkrijgbaar gesteld.

Met betrekking tot de reikwijdte van de Wft is reeds aangegeven dat de aard van het medium niet bepalend is voor de vraag of bepaalde activiteiten onderworpen zijn aan het toezicht op financiële instrumenten.

Dit neemt niet weg dat op onderdelen het toezicht op financiële instrumenten randvoorwaarden stelt aan het gebruik van Internet. 6

Met betrekking tot advertenties via het Internet zijn de voorschriften voor informatieverstrekking als bedoeld in artikel 6:3 van de Nrgfo en de daarbij behorende bijlage 11 van toepassing. Deze reclameregels definiëren het begrip ‘informatieverstrekking’ zodanig dat de informatieverstrekking betrekking moet hebben op een publicatie, waarvoor de beleggingsonderneming (mede)verantwoordelijk is en die er toe dient om potentiële beleggers te interesseren voor een financieel product of dienst. De wijze van publicatie is niet van belang. Een advertentie in een krant, een reclamebrochure of poster, een elektronisch billboard, een televisie- of radioreclame, een Internet-site en overige mediavormen vallen onder de reclameregels. In deze zin strekt het verbod op het ongevraagd telefonisch of in persoon benaderen van beleggers (het zogenaamde ‘cold calling’) 7 zich ook uit tot het ongevraagd toezenden van e-mails.

4. Internet als onderdeel van de marktinfrastructuur

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

Het beurstoezicht uit hoofde van de Wft is niet beperkt tot traditionele, fysieke markten, maar strekt zich ook uit tot elektronische markten in financiële instrumenten, met inbegrip van die martkten in financiële instrumenten waarvan de marktuitsluitend via het Internet wordt onderhouden. Met betrekking tot beursorderlijnen via het Internet gelden dezelfde wettelijke eisen als voor het verkeer van financiële instrumenten dat buiten het Internet om tot stand komt.

Voor het onderhouden van een markt in financiële instrumenten, kunnen niet alleen beleggingsondernemingen gebruik maken van het Internet voor het uitwisselen van informatie of de totstandkoming van orders in financiële instrumenten, maar ook de markten in financiële instrumenten. Dit kan zo ver gaan dat het Internet onderdeel wordt van hun marktinfrastructuur en in uiterste instantie (onderdelen van) de klassieke fysieke infrastructuur vervangen. Een dergelijke situatie doet zich in Nederland nog niet voor. Het Internet is in dat kader vooralsnog beperkt tot een aanvullend informatiekanaal.

De AFM stelt zich op het standpunt dat zogenaamde ‘bulletinboards’, waarbij de mogelijkheid wordt geboden aan- en verkoopinteresse (orders) aan te geven (c.q. in te leggen) indien daarbij geen handels en/of afwikkelingssysteem wordt aangeboden en geen prijsvorming binnen het systeem plaatsvindt, in beginsel niet onder de wettelijke definitie van markt in financiële instrumenten valt. Hierbij tekent de AFM aan dat de vraag of een op Internet aangeboden faciliteit als ‘markt’ of als ‘informatieverstrekking’ dient te worden beschouwd, altijd op individuele basis wordt beoordeeld.

Naast een brede en snelle informatievoorziening, biedt het Internet aan beleggingsondernemingen de mogelijkheid om het verkeer in financiële instrumenten via het Internet te geleiden, bijvoorbeeld via het opzetten van beursorderlijnen via het Internet. Het wettelijk toezicht sluit deze ontwikkeling niet uit, maar stelt daaraan wel dezelfde wettelijke eisen die gelden voor het verkeer in financiële instrumenten dat buiten het Internet om tot stand komt. Deze eisen betreffen met name de vermogensscheiding 8en inrichting van de bedrijfsvoering 9. Dit betekent dat dergelijke faciliteiten als een wijziging van de in de artikelen 31 en 35 Bgfo bedoelde inrichting van de bedrijfsvoering worden beschouwd en daarom aan de AFM moeten worden gemeld 10. De AFM acht de beveiligingsaspecten met betrekking tot beursorderlijnen via het Internet dermate zwaarwegend dat zij voor de invoering van een dergelijk systeem een onafhankelijke EDP-audit van de opzet en de werking van de betrokken systemen en administratieve organisatie noodzakelijk acht.

5. Verplichtingen met betrekking tot administratieve organisatie en beveiliging.

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

In een Internet-omgeving moeten de cliënten van een beleggingsonderneming verzekerd zijn van dezelfde bescherming en (rechts)zekerheid als die welke hen geboden wordt in een traditionele omgeving. 11 Met betrekking tot het ‘open’ karakter van het Internet, dient extra zorg en aandacht te worden besteed aan de beveiliging van de privacy van cliënten en de verificatie van de identiteit van de cliënt.

Een beleggingsonderneming die via het Internet communiceert met cliënten of voor die cliënten diensten in financiële instrumenten verricht, dient maatregelen te treffen die vanwege de bijzondere kenmerken van het Internet nodig zijn ter bescherming van de belangen van cliënten. Hieronder vallen maatregelen die de privacy en identiteitvaststelling van cliënten waarborgen, alsmede de authenticiteit van de aan die cliënten verstrekte informatie of van opdrachten voor rekening van cliënten betreffende de totstandkoming en afwikkeling van transacties in financiële instrumenten. Voor het gebruik van Internet ter zake dient toestemming van de cliënt gevraagd te worden. Dit knelt temeer omdat de voor het Internet gebruikelijke identificatievormen, zoals ‘passwords’, niet op voorhand garanties bieden voor de externe beveiliging. Bovendien is het door derden onderscheppen van berichten en documenten via het Internet niet uitgesloten. Voor zover daartegen geen afdoende maatregelen mogelijk zijn, vereist het belang van de cliënt, dat de beleggingsonderneming de cliënt wijst op de beveiligingsaspecten en de genomen maatregelen. Op de website zelf dient eveneens algemene informatie beschikbaar te zijn over de genomen beveiligingsmaatregelen.

Een cliëntenovereenkomst kan langs elektronische weg tot stand komen en worden bewaard indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de overeenkomst dient raadpleegbaar te zijn door partijen;

  • b. de authenticiteit van de overeenkomst dient in voldoende mate te zijn gewaarborgd;

  • c. het moment van totstandkoming van de overeenkomst dient met voldoende zekerheid te kunnen worden vastgesteld en

  • d. de identiteit van partijen dient met voldoende zekerheid te kunnen worden vastgesteld.

Wat betreft de identificatie van een nieuwe cliënt gelden onverkort de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet van 16 december 1993, houdende nieuwe bepalingen inzake identificatie van cliënten bij financiële dienstverlening.

6. Sancties op overtreding

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

Indien maar het oordeel van de AFM sprake is van overtreding van de wet- en regelgeving ter zake, kan de AFM gebruik maken van op grond van de Wft reeds ter beschikking staande bevoegdheden.

7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 14-12-2011]

De bekendmaking van deze beleidsregel geschiedt door publicatie in de Staatscourant.

De beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2007.

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Internet.

Amsterdam, 12 december 2006

A.W. Kist

Beleidsmedewerker

P.M. Koster

Beleidsmedewerker

  1. Beleidsnotitie 99-0003 van de Stichting Toezicht Effectenverkeer inzake het Internet in relatie tot het toezicht op het effectenverkeer in Nederland. ^ [1]
  2. Artikel 1:17 Wft. ^ [2]
  3. International Organisation of Securities Commissions (IOSCO); Securities Activity on the Internet: Report of the Internet Task Force to the Technical Committee, 19 September 1998. De toezichthouders hebben in internationaal verband aanbevolen om in beginsel deze benadering te kiezen. De opsomming van indicatoren is niet limitatief. ^ [3]
  4. Onder ‘disclaimer’ wordt hier verstaan een verklaring aan het begin van een prospectus (of een andere uiting van een effecteninstelling) die er op neer komt dat de inhoud van het prospectus (of de andere uiting) niet bedoeld is voor (een) bepaalde, duidelijk omschreven (groep van) personen. ^ [4]
  5. Een (externe) ‘hyperlink’ is een verwijzing in een document/website die de gebruiker naar een ander(e) document/website voert. ^ [5]
  6. Zie onder andere 5:21 van de Wft, 6:4 en 6:5 van de Nrgfo en artikel 12 van het Besluit Marktmisbruik Wft. ^ [6]
  7. Zie de artikelen 81 en 82 Bgfo. ^ [7]
  8. Zie artt. 6:14 tot en met 6:20 Nrgfo. ^ [8]
  9. Zie art. 6:2 Nrgfo en de daarbij behorende bijlage 10. ^ [9]
  10. Zie art. 4:26 Wft. ^ [10]
  11. Zie de artt. 29 en 33 van het Besluit. Zie ook art. 6:2 Nrgfo en bijlage 10 Nrgfo. ^ [11]
Naar boven