Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
-
– aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
-
– accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
– afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken en pensioenrechten hun pensioenbestemming
verliezen, behoudens in geval van toepassing van de artikelen 55, vijfde lid, 134 of 220b, tweede lid, of van artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht;
-
– algemeen pensioenfonds: een pensioenfonds dat een of meerdere pensioenregelingen of
beroepspensioenregelingen als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling uitvoert en daarvoor een afgescheiden vermogen aanhoudt per collectiviteitkring;
-
– arbeidsongeschiktheidspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel
is, wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer of gewezen werknemer, waarop recht
bestaat na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de werknemer of gewezen werknemer Ziektewetuitkering ontvangt, na afloop
van de periode bedoeld in artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet;
-
– basispensioenregeling: de collectieve pensioenregeling of het deel van de pensioenregeling
waaraan de werknemer op basis van de pensioenovereenkomst gehouden is om deel te nemen;
-
– bedrijfstakpensioenfonds: een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken
of delen van een bedrijfstak;
-
– beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van
een pensioenovereenkomst anders dan door:
-
– beschermingsrendement: de vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het
opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende
pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven, dat wordt gefinancierd vanuit het totaal
behaalde rendement en looptijdafhankelijk wordt toebedeeld aan de vermogens op basis
van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd;
-
– bevoegde autoriteiten: nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland als
bedoeld in artikel 6, onderdeel 8, van richtlijn 2016/2341/EU;
-
– bijdrage: iedere geldsom die wordt voldaan aan een pensioenuitvoerder in het kader
van de uitvoering van pensioenovereenkomsten en uitvoeringsovereenkomsten;
-
– bijdragende onderneming: een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze een of
meer natuurlijke personen of rechtspersonen die optreden als werkgever of zelfstandige,
dan wel een combinatie daarvan, omvat of hieruit bestaat, en die een pensioenregeling
aanbiedt of aan een pensioenfonds, premiepensioeninstelling of pensioeninstelling
uit een andere lidstaat bijdragen betaalt;
-
– bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 57, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner;
-
– buitenlandse instelling: een instelling met zetel buiten Nederland, niet zijnde een
pensioeninstelling uit een andere lidstaat, een verzekeraar met een zetel buiten Nederland,
een lidstaat van de Europese Unie of een instelling als bedoeld in artikel 70, tweede lid;
-
– collectief toedelingsmechanisme: wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief
worden verwerkt in variabele uitkeringen van flexibele premieovereenkomsten;
-
– collectiviteitkring: een of meerdere pensioenregelingen of beroepspensioenregelingen
als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling waarvoor een algemeen pensioenfonds een afgescheiden vermogen aanhoudt;
-
– deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst
pensioenaanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder;
-
– dekkingsgraad: de verhouding tussen het vermogen inzake de bij een pensioenfonds ondergebrachte
pensioenregeling of pensioenregelingen en de technische voorzieningen van een pensioenfonds;
-
– dienstbetrekking: de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer;
-
– directeur-grootaandeelhouder:
-
a. persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste
kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht
in de algemene vergadering is verbonden;
-
b. indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het
geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan
stemrecht in de algemene vergadering is verbonden; of
-
c. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor
waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke
ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen
en aan welke aandelen stemrecht in de algemene vergadering is verbonden;
-
– elektronisch: door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger
in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren;
-
– flexibele premieovereenkomst: premieovereenkomst waarbij de premie individueel wordt
belegd en waarbij het kapitaal voortvloeiend uit de premie vanaf de pensioendatum
wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van
een vastgestelde uitkering;
-
– gedetacheerde werknemer: een werknemer die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd
om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing
van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen
de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de
lidstaat van oorsprong;
-
– gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
-
– gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst
geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak
heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;
-
– groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
– lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat
van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische
Ruimte;
-
– nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;
-
– nettopensioen: ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen in de vorm van een nettopensioen
als bedoeld in afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001;
-
– ondernemingspensioenfonds: een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of een
groep;
-
– ondernemingsraad: de ondernemingsraad, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;
-
– ontvangende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder aan wie in het kader van waardeoverdracht
waarde wordt overgedragen;
-
– Onze Minister: Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;
-
– ouderdomspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor
de werknemer of de gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;
-
– overdrachtswaarde: de ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van
de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten;
-
– overdragende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder die in het kader van waardeoverdracht
waarde overdraagt aan een andere pensioenuitvoerder;
-
– overrendement: het saldo van het totaal behaalde rendement op de beleggingen, de ontwikkeling
van de levensverwachting en het sterfteresultaat en het toebedeelde beschermingsrendement
op basis van de toedelingsregels;
-
– partner:
-
a. echtgenoot;
-
b. geregistreerd partner; of
-
c. partner in de zin van de pensioenovereenkomst zijnde de meerderjarige persoon die
met de werknemer of de gewezen werknemer een gezamenlijke huishouding voert, tenzij
het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad
in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind;
-
– partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de
partner of gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;
-
– partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van
de pensioenovereenkomst;
-
– pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen,
zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen;
-
– pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen
voorwaardelijke toeslagverlening;
-
– pensioenbewaarder: de pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
-
– pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde
fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling
van de levensverwachting;
-
– pensioenfonds: een stichting die niet een premiepensioeninstelling is, waarin ten
behoeve van ten minste twee deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden gelden
worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van ten minste een
basispensioenregeling;
-
– pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen
is ingegaan;
-
– pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde
instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland
en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht
met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis
van een als volgt gesloten overeenkomst:
-
a. individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers
of hun respectievelijke vertegenwoordigers; of
-
b. individueel of collectief met zelfstandigen,
en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;
-
– pensioenovereenkomst: hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen
betreffende pensioen;
-
– pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke
toeslagverlening;
-
– pensioenregeling:
-
a. een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst; of
-
b. indien de bijdragende onderneming zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland,
een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen
worden toegezegd en onder welke voorwaarden;
-
– pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking
tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer, gewezen deelnemer, andere
aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde;
-
– pensioenuitvoerder: een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, een
algemeen pensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft
in Nederland;
-
– pensioenverplichtingen: verplichtingen van de pensioenuitvoerder uit hoofde van pensioenaanspraken
en pensioenrechten;
-
– premie: de in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd
is aan de pensioenuitvoerder en die bestemd is voor pensioen en de daaraan verbonden
kosten;
-
– premie-uitkeringsovereenkomst: premieovereenkomst uitgevoerd door een verzekeraar
of door een premiepensioeninstelling waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij
de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum
en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering
van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;
-
– premieovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk
op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering;
-
– premiepensioeninstelling: een premiepensioeninstelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van premiepensioeninstelling mag uitoefenen;
-
– projectierendement: het ingerekende toekomstig rendement voor de vaststelling van
variabele uitkeringen;
-
– richtlijn 2016/2341/EU: richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden
van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU
L 2016, 354);
-
– risicodelingsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een flexibele premieovereenkomst
financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;
-
– risicohouding: de vastgestelde mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers
of pensioengerechtigden bereid is beleggingsrisico’s te lopen met oog op hun doelstellingen
en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan dragen gegeven de kenmerken van
deze groep;
-
– risicovrije rente: de door De Nederlandsche Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur;
-
– scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed,
beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of
omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of beëindiging van een
partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst;
-
– schriftelijk: in schrifttekens op papier;
-
– solidaire premieovereenkomst: premieovereenkomst waarbij de premie collectief wordt
belegd, de resultaten in ieder geval naar leeftijdscohorten worden toebedeeld en waarbij
het voor pensioenuitkering bestemd vermogen gedurende de uitkeringsfase wordt aangewend
voor financiering van een variabele uitkering;
-
– solidariteitsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een solidaire premieovereenkomst
financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;
-
– toedelingskring: groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast;
-
– toedelingsregels: de wijze waarop bij de solidaire premieovereenkomst financiële mee-
of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling
van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen
in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of in de solidariteitsreserve worden
verwerkt;
-
– toeslag: een verhoging van:
-
a. een pensioenrecht in de vorm van een vastgestelde uitkering; of
-
b. een pensioenaanspraak in de vorm van een aanspraak op een vastgestelde uitkering,
mits die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag,
de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst;
-
– toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank
N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens
artikel 151;
-
– uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder
over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;
-
– uitvoeringsreglement:
-
a. de door een bedrijftakpensioenfonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding
tussen pensioenuitvoerder en werkgever;
-
b. de door een pensioenuitvoerder opgestelde regeling inzake de uitvoering van de pensioenovereenkomsten
met zijn werknemers;
-
c. de door een algemeen pensioenfonds opgestelde regeling inzake de uitvoering van een
beëindigde pensioenregeling of beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 23a of artikel 4a, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
-
– verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds: een bedrijfstakpensioenfonds waarin de
deelneming verplicht is gesteld als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
2000, artikel 21, eerste lid, van de Wet privatisering ABP en artikel 113a, eerste lid, van de Wet op het notarisambt;
-
– verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
-
– voorwaarden in verband met de partnerrelatie: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden
van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie
in de zin van de pensioenovereenkomst;
-
– vrijwillige pensioenregeling: het deel van de pensioenregeling waaraan de werknemer
op basis van de pensioenovereenkomst de mogelijkheid heeft om deel te nemen;
-
– waardeoverdracht: iedere handeling waarbij de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken
of pensioenrechten wordt aangewend ten behoeve van:
-
– werkgever: degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;
-
– werkgeverspremie: het deel van de premie dat voor rekening komt van de werkgever;
-
– werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke
aanstelling arbeid verricht voor een werkgever, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder
en de werknemer die onder de werkingsfeer van een verplichtgestelde beroepspensioenregeling
als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling valt;
-
– werknemerspremie: het deel van de premie dat voor rekening komt van de werknemer;
-
– wezenpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor een
kind tot wie de overleden werknemer of gewezen werknemer als ouder in familierechtelijke
betrekking stond of voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de werknemer
of gewezen werknemer;
-
– zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd
of, indien het een pensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft,
de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur
heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen
rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling
of persoon zijn hoofdbestuur heeft.