Subsidieregeling sanering verkeerslawaai

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-12-2011 t/m 30-06-2012

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 6 december 2006, nr. LMV 2006 333053, houdende regels met betrekking tot het subsidiëren van maatregelen ten behoeve van de sanering van verkeerslawaai (Subsidieregeling sanering verkeerslawaai)

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De Minister kan subsidie verstrekken ter zake de kosten van projecten met als doel de beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen en spoorwegen aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen of de beperking van het geluidsniveau binnen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen.

  • 2 Er wordt geen subsidie verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor projecten als bedoeld in het eerste lid, tenzij de subsidieontvanger aantoonbaar de BTW niet kan verrekenen of hiervoor geen compensatie kan krijgen op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

§ 2. Subsidiabele maatregelen

Artikel 3

  • 1 De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van:

    • a. verkeersmaatregelen tegen wegverkeerslawaai;

    • b. geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg of een spoorweg;

    • c. afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai;

    • d. afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai;

    • e. geluidwerende maatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen tegen wegverkeerslawaai of spoorweglawaai;

    • f. maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid, onder b en d, en – voor zover het spoorweglawaai betreft – e, op aanvraag aan de spoorwegexploitant verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.

  • 4 De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid op aanvraag aan het provinciebestuur verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.

Artikel 4

  • 2 Maatregelen komen niet in aanmerking voor subsidie indien zij betrekking hebben op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die niet tijdig overeenkomstig artikel 88 van de wet, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan 24 februari 2010, of artikel 4.17 van het besluit zijn gemeld.

Artikel 5

Artikel 6

Niet in aanmerking voor een subsidie komen maatregelen:

  • a. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere regels voor de uitvoering van geluidsanering ten laste van Rijkswaterstaat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan rijkswegen ter vergroting van de capaciteit c.q. het uitvoeren van verbeteringswerken aan rijkswegen’ (bijlage bij de circulaires van 24 december 1991, MBG 20d91010 en MBG 23d91003, Stcrt. 1992, 58);

  • b. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere afspraken geluidsanering bij spoorwerkzaamheden’ (bijlage bij de circulaire van 22 november 1995, MBG 21895016, Stcrt. 238);

  • c. als bedoeld in artikel 126, tweede lid, van de wet;

  • d. voor zover zij getroffen worden met geldelijke steun, verstrekt uit anderen hoofde ten laste van het Rijk;

  • e. voor zover deze getroffen worden aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen waarvoor al eerder ten laste van het Rijk maatregelen zijn getroffen.

§ 3. Subsidies

§ 3.1. Voorbereidingssubsidie

Artikel 7

  • 1 De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van voorbereiding van, begeleiding van en toezicht op maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • 3 Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt voor zover deze betrekking heeft op de kosten van maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting vanwege rijksinfrastructuur.

Artikel 8

  • 1 Een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, kan slechts worden verleend voor projecten waarbij minimaal één woning, ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein een hogere geluidsbelasting ondervindt dan 62 dB vanwege een weg of 63 dB vanwege een spoorweg.

Artikel 9

Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden jaarlijks gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling, met dien vestande dat minimaal 1% van het jaarlijks beschikbare budget beschikbaar is voor aanvragen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c.

Artikel 10

  • 1 Voor een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, komen het eerst in aanmerking:

    • a. met betrekking tot verkeersmaatregelen of geluidsreducerende maatregelen aan de constructie van de spoorweg, projecten waarvan het quotiënt van het bedrag dat volgt uit toepassing van onderdeel 1 of onderdeel 2 van bijlage A en het aantal daarin betrokken woningen het grootste is;

    • b. met betrekking tot afschermende maatregelen, projecten waarvan het quotiënt van de maximale schermkosten, bedoeld in formulier WBb of formulier RBb, exclusief de hierin genoemde toeslag voor bijzondere situaties en de kale basisprijs van een geluidsscherm, bedoeld in bijlage C, het grootste is;

    • c. met betrekking tot projecten voor geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidwerende maatregelen in plaats van verkeersmaatregelen, geluidsreducerende of afschermende maatregelen, of voor maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen, projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting, zonder aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, het hoogst is;

    • d. bij toepassing van de onderdelen a, b en c, zal tevens het tijdstip van indiening van de aanvraag bij de beoordeling worden betrokken;

  • 2 De Minister kan van het eerste lid afwijken, indien:

    • a. dit, gelet op het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard;

    • b. de maatregelen in het kader van de sanering samenvallen met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg;

    • c. het gevolg van die afwijking is dat projecten vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing gezamenlijk uitgevoerd worden met andere werken.

§ 3.2. Uitvoeringssubsidie

Artikel 11

  • 1 Niet in aanmerking voor een subsidie voor de uitvoering komen de volgende maatregelen:

    • a. maatregelen die in uitvoering zijn genomen, voordat op de aanvraag door de Minister is beslist;

    • b. maatregelen waarvoor geen subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verleend.

  • 2 Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing in de gevallen waarin de Minister vooraf heeft toegestemd met het op en eerder tijdstip in uitvoering nemen van die maatregelen.

  • 3 De Minister kan alleen toestemmen in het vooraf in uitvoering nemen van maatregelen, indien dit naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid wenselijk is.

Artikel 12

  • 1 Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij:

    • a. niet elders een zodanige toename van de geluidsbelasting veroorzaken, dat de kosten van de bestrijding van deze toename hoger zijn dan de kostenbesparing die door het treffen van de verkeersmaatregelen wordt bereikt;

    • b. niet elders leiden tot een toename van de geluidsbelasting tot boven de 68 dB, dan wel 58 dB voor andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het besluit;

    • c. niet leiden tot een toename van de concentratie in de buitenlucht van zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), koolmonoxide en benzeen dan wel leiden tot een beperkte toename van die concentraties waarbij de luchtkwaliteit per saldo verbetert;

    • d. niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de weg.

  • 2 Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 1, bij deze regeling.

Artikel 13

Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg komen slechts in aanmerking voor subsidie:

  • a. voor zover de kosten niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de spoorweg;

  • b. indien het geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk in een spoorweg betreft, met uitzondering van het plaatsen van raildempers, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van Bijlage A, onderdeel 3 bij deze regeling.

Artikel 13a

  • 1 De subsidie voor geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg, niet zijnde een rijksweg, wordt berekend met toepassing van Bijlage A, onderdeel 2 bij deze regeling.

  • 2 Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een rijksweg komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten van de maatregel hoger zijn dan de kosten bij de aanleg van een wegdek van Dicht Asfalt Beton op het betreffende traject.

  • 3 Het aanbrengen van een wegdek van Zeer Open Asfalt Beton op een rijksweg, komt niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 14

Afschermende maatregelen komen voorts slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten, behoudens voorafgaande instemming van de Minister, niet meer dan 10% hoger zijn dan de gemiddelde kosten van de in de praktijk gangbare afschermende maatregelen als bedoeld in bijlage C.

Artikel 15

Niet in aanmerking voor een subsidie komen:

  • a. geluidwerende maatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, welke maatregelen door de Minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar, overeenkomstig hoofdstuk 6 van het besluit heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen;

  • b. geluidwerende maatregelen aan woningen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasing binnen de woning bij gesloten ramen de 43 dB niet overschrijdt;

  • c. geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasing bij gesloten ramen in categorie a-ruimten de 38 dB en in categorie b-ruimten de 43 dB niet overschrijdt.

Artikel 16

Geluidwerende maatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover:

  • a. zij niet zijn toe te schrijven aan achterstallig onderhoud;

  • b. zij worden getroffen ten behoeve van:

    • 1°. een woning waarvan ten minste één geluidsgevoelige ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;

    • 2°. een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie a- ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 38 dB, of

    • 3°. een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie b-ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;

  • c. zij strekken tot een verlaging van de geluidsbelasting tot de volgende waarden:

    • 1°. binnen de geluidsgevoelige ruimten van een woning: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB;

    • 2°. binnen categorie a-ruimten: 33 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 38 dB;

    • 3°. binnen categorie b-ruimten: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB, en

  • d. de kosten ervan in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw en tot het geluidwerend effect van de maatregelen.

Artikel 17

Geluidwerende maatregelen komen, in geval van autonome gevelsanering, slechts voor een subsidie in aanmerking:

  • a. indien zij geen wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering;

  • b. indien zij een wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering, die niet leidt tot meerkosten die ten laste van de subsidie worden gebracht;

  • c. voor zover voor de eventueel aan te brengen ventilatievoorzieningen, waar mogelijk, gebruik is gemaakt van de bestaande ventilatiemogelijkheden, rekening houdend met de eisen die aan het voldoende beperken van de geluidsbelasting worden gesteld, en

  • d. tot het bedrag van de werkelijke kosten, zulks met een maximum van het met behulp van bijlage D, onderdeel a, berekende bedrag; bij een eventuele overschrijding van dat bedrag kan ook dat meerdere voor subsidie in aanmerking komen indien die overschrijding naar het oordeel van de Minister voldoende onderbouwd is.

Artikel 18

  • 1 De in een saneringsprogramma opgenomen geluidwerende maatregelen aan woningen komen, in geval van gekoppelde gevelsanering, uitsluitend voor een subsidie in aanmerking, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat is bepaald met behulp van bijlage D, onderdeel b.

  • 2 De Minister kan, in geval van bijzondere onderdelen van de gevel, op schriftelijk gemotiveerd verzoek van het gemeentebestuur of het bestuur een hogere dan de in het eerste lid bedoelde subsidie verstrekken.

Artikel 19

  • 1 Maatregelen tegen wegverkeers- en spoorweglawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen komen slechts in aanmerking voor subsidie, indien de geluidsbelasting op deze woningen en gebouwen, zonder aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, vanwege wegverkeerslawaai hoger is dan 65 dB en vanwege spoorweglawaai hoger is dan 70 dB.

  • 2 Het subsidiebedrag voor maatregelen als bedoeld in het eerste lid is niet hoger dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdelen 4 en 5.

§ 4. Procedureverloop

§ 4.1. Procedure voorbereidingssubsidie

Artikel 20

Een aanvraag om subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht bevat in ieder geval:

  • a. indien het geluidwerende maatregelen betreft: een verklaring dat bij de raming reeds zo veel mogelijk rekening is gehouden met artikel 16, onder c, en met het aantal eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen dat naar verwachting medewerking zal verlenen aan het treffen van maatregelen aan de gevel;

  • b. indien het afschermende maatregelen betreft voor wegverkeerslawaai respectievelijk spoorweglawaai: een ingevuld formulier WBb respectievelijk formulier RBb;

  • c. het kalenderjaar waarin de maatregelen opgenomen zullen worden in een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet of in artikel 4.18, eerste lid, van het besluit.

Artikel 21

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt vóór 1 februari van een kalenderjaar ingediend.

Artikel 22

  • 1 De Minister beslist vóór 1 juni over de aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.

  • 2 In de gevallen, genoemd in artikel 21, tweede lid, beslist de minister binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 3 Indien de beslissing als bedoeld in het eerste lid negatief is, kan de Minister deze beslissing tot 31 december herzien.

Artikel 23

In het besluit tot verlening van een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt in ieder geval bepaald binnen welk tijdvak de voorbereiding plaats dient te vinden.

Artikel 24

Voorschotten worden maximaal twee maal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak, bedoeld in artikel 23, of aan de hand van een individuele liquiditeitsbehoefte, verstrekt.

Artikel 25

  • 1 Indien de Minister tevens een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, verleent, stelt hij bij die beschikking de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op 18% van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de maatregelen.

  • 4 In afwijking van het eerste lid stelt de Minister de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op 4% van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de betrokken maatregelen, daarbij wijzigingen als gevolg van toepassing van artikel 30 of 31 niet meegerekend, vermeerderd met het bedrag dat de spoorwegexploitant bij de subsidieontvanger in rekening heeft gebracht ten behoeve van de voorbereiding van, begeleiding van en het toezicht op de maatregelen, indien:

    • a. het overeenkomstig de aanhef berekende subsidiebedrag 18% of meer van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de maatregelen bedraagt, en

    • b. het een geluidreducerende maatregel aan de constructie van een spoorweg of een afschermende maatregel tegen spoorweglawaai betreft binnen een project als bedoeld in bijlage G.

  • 5 Een vaststelling als bedoeld in het vierde lid geschiedt tegelijkertijd met de vaststelling van de subsidie voor de maatregelen.

Artikel 26

Indien de eigenaar van een woning of ander geluidsgevoelig gebouw, overeenkomstig hoofdstuk 6 van het besluit heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van geluidwerende maatregelen of indien door de subsidieaanvrager is vastgesteld dat wordt voldaan aan de in artikel 16, onder c, genoemde waarden en dat derhalve geen geluidwerende maatregelen zullen worden getroffen, wordt de subsidie vastgesteld op € 250,- per in de aanvraag opgenomen woning of ander geluidsgevoelig gebouw.

§ 4.2. Procedure uitvoeringssubsidie

Artikel 28

  • 1 Een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de maatregelen;

    • b. een vermelding van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen zullen worden;

    • c. een zo nauwkeurig mogelijke raming van de kosten van de maatregelen;

    • d. een opgave omtrent bekostiging van de maatregelen door anderen dan de Minister;

    • e. een verklaring dat er geen voornemen bestaat de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen 5 jaar na de uitvoering van de maatregelen te onttrekken aan de bestemming of, voor zover het geluidwerende maatregelen betreft, te renoveren.

Artikel 29

De Minister beslist binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 30

  • 1 Voor de start van de uitvoering van de maatregelen stelt de subsidieontvanger de Minister schriftelijk op de hoogte van de kosten van de uitvoering en overlegt aan de Minister de opdrachtverlening aan de partij die de maatregelen zal gaan uitvoeren.

  • 2 Indien de subsidie is verleend voor geluidwerende maatregelen bevat de informatie, bedoeld in het eerste lid, een open calculatie voor de uitvoering van deze maatregelen.

  • 3 Indien de kosten van uitvoering meer dan 10% hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, overlegt de subsidieontvanger voorafgaand aan de gunning een proces verbaal van aanbesteding en een voorstel tot gunning van de werkzaamheden en dient hij bij de Minister een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in om in te stemmen met de kosten van uitvoering van de maatregelen.

  • 4 Binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.

  • 5 De Minister kan het bedrag van de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van de ontvangen informatie, bedoeld in het eerste lid, en het verzoek, bedoeld in het derde lid.

Artikel 30a

De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van het rapport, bedoeld in artikel 39, onderdeel c.

Artikel 31

  • 1 De subsidieontvanger kan tot het moment van het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling de Minister schriftelijk verzoeken het bedrag van de subsidieverlening te wijzigen naar aanleiding van omstandigheden die er toe leiden dat de kosten van de maatregelen de verleende subsidie overstijgen.

  • 2 Het verzoek als bedoeld in eerste lid is voorzien van een motivering en een opgave van de kosten van de maatregelen.

  • 3 De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.

  • 5 Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid is ingediend, wordt de subsidie niet eerder vastgesteld dan dat de Minister heeft besloten op het verzoek.

Artikel 32

Voorschotten worden maximaal vier maal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen moeten worden getroffen of aan de hand van de individuele liquiditeitsbehoefte, verstrekt.

Artikel 33

  • 1 De subsidieontvanger zendt de Minister, onder gebruikmaking van formulier WG of formulier RG, binnen 10 maanden na het einde van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen moesten worden de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 33a

  • 1 In afwijking van artikel 33, wordt, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, een subsidievaststelling aangevraagd door verantwoordingsinformatie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verstrekken, op een wijze als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de subsidieontvanger een subsidievaststelling aanvragen door de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze specifiek op de verleende subsidie ziet, voor 1 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister te zenden.

Artikel 34

Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig heeft toegezonden of indien de toegezonden stukken naar het oordeel van de Minister onvolledig zijn, stelt de Minister de subsidieontvanger binnen zes weken na de in artikel 33, eerste lid, genoemde termijn dan wel na ontvangst van deze stukken, in de gelegenheid om binnen een door de Minister te stellen termijn van ten hoogste acht weken alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 35

  • 1 Indien de subsidieontvanger niet binnen de in artikel 34 bedoelde termijn aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan de Minister voor iedere week die de subsidieontvanger in gebreke blijft, bij de vaststelling van de subsidie een korting toepassen van 2,5% van de verleende subsidie.

  • 2 Indien de subsidieontvanger deze termijn met zestien weken heeft overschreden, stelt de Minister de subsidie vast, waarbij hij een korting toepast van ten minste 50% en ten hoogste 100% van de verleende subsidie.

  • 3 De Minister verrekent de korting, bedoeld in het eerste en tweede lid, met de subsidie. De verrekening vindt plaats bij de subsidievaststelling. Voor zover de korting niet verrekend kan worden, vordert de Minister haar terug.

Artikel 35a

De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.

§ 5. Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 36

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.

Artikel 38

Bij de subsidieverlening geldt de verplichting dat de maatregelen worden getroffen binnen het aangegeven tijdvak.

Artikel 39

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. mededeling te doen aan de Minister van wijzigingen in omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de maatregelen;

  • b. indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, binnen vier weken na de afronding van de werkzaamheden daarvan mededeling te doen aan de Minister onder gebruikmaking van formulier MA;

  • c. indien het een subsidie voor geluidwerende maatregelen betreft, voor het moment van aanvragen van de subsidievaststelling het rapport over te leggen van de akoestische controlemeting volgens Hoofdstuk 5 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, uitgevoerd voor minimaal één op de twintig woningen, met dien verstande dat de te meten woningen representatief zijn voor het project.

Artikel 40

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg voor:

    • a. een zodanige administratieve organisatie, dat het beheer van de ontvangen subsidies en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de hieruit gedane uitgaven kunnen worden gecontroleerd;

    • b. het voeren van een zodanige administratie, dat daaraan te allen tijde op eenvoudige wijze de kosten en de financieringswijze van de maatregelen en activiteiten, waarvoor een subsidie is verstrekt, kunnen worden gecontroleerd;

    • c. een functiescheiding van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds;

    • d. het bewaren van de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar na gereedmelding.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.

§ 6. Saneringsprogramma

Artikel 41

  • 1 Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister een saneringsprogramma in het kader van wegverkeerslawaai voor, onder gebruikmaking van formulier WS.

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 van de wet, wordt een saneringsprogramma voorgelegd door burgemeester en wethouders of de wegaanlegger, onder gebruikmaking van formulier GS.

  • 3 Indien het saneringsprogramma verkeersmaatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier WBa.

  • 4 Indien het saneringsprogramma geluidwerende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier GBa of GBb.

Artikel 42

  • 1 Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister het saneringsprogramma in het kader van spoorweglawaai voor, onder gebruikmaking van formulier RS.

  • 3 Indien de maatregelen tegen spoorweglawaai geluidreducerende maatregelen omvatten, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBa.

  • 4 Indien het saneringsprogramma geluidwerende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBa of formulier RBb.

Artikel 42a

In een saneringsprogramma als bedoeld in de artikelen 41 en 42 is onderbouwd dat maatregelen financieel doelmatig zijn op grond van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder, voor zover het saneringsprogramma afschermende of geluidreducerende maatregelen omvat.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 43

  • 1 De Minister kan een onderzoek instellen naar de kwaliteit en de kosten van de maatregelen waarvoor subsidie is verleend.

  • 2 Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de geluidwerende maatregelen de geluidsbelasting niet hebben teruggebracht tot de waarden, bedoeld in artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om de geluidwerende maatregelen binnen een door hem te bepalen termijn alsnog te voltooien of aan te vullen, dan wel opnieuw te treffen.

  • 3 Indien de betrokken maatregelen niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn zijn getroffen, kan de Minister op kosten van de subsidieontvanger de nodige maatregelen treffen.

  • 4 Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de kosten van de geluidwerende maatregelen niet voldoen aan artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om daarover opheldering te verschaffen binnen een door hem te bepalen termijn.

  • 5 De Minister kan een onafhankelijke instantie aanwijzen die belast is met de toepassing van het eerste, tweede en derde lid. Hij doet daarvan mededeling aan de subsidieontvanger.

Artikel 45

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 5 juli 2006 houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 350) in werking treedt.

Artikel 46

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sanering verkeerslawaai.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8, 2515 XP Den Haag.

Den Haag, 6 december 2006

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage G

Lijst projecten, behorende bij artikel 25, vierde lid.

nr.

gemeente

naam project

traject

1

Bussum

Bussum railsanering

371 en 372

2

Capelle a/d IJssel

Schollevaar

600

3

Deurne

Katoenstraat e.o.

790

4

Diemen

Diemen

369 en 374

5

Duiven

sanering 17 woningen

237

6

Haarlemmerliede

Halfweg

400

7

Haren

Glimmen

86, 58 en 57

8

Heeze-Leende

Heeze–Leende Rail

800

9

Heiloo

Spoorlijn Alkmaar–Uitgeest

430

10

Hillegom

Parallelweg

500

11

Hilversum

Hilversum, centrum

360, 370 en 371

12

Langendijk

St. Pancras

460

13

Leidschendam

combinatie met R21

 

14

Maastricht

Maastricht nieuw

843

15

Meerssen

Meerssen

841

16

Nunspeet

Molijnstraat e.o.

253

17

Oosterhout

Dorst, verspreid liggende woningen

650

18

Steenwijk

Oostwijken en De Gagels

40

19

Stein

Stein

841

20

Tegelen

Populierenstraat

810

21

Tegelen

Aerdberg

810

22

Zaanstad

Wormerveer

411

23

Zaltbommel

Stationsweg

731

24

Zeist

Zeist, Den Dolder

331 en 337

25

Zwolle

Pierik

90

Naar boven