Sanctieregeling Belarus 2006

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 24-08-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 september 2006, nr. DJZ/BR/0965-06, betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (Sanctieregeling Belarus 2006)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van de Europese Unie van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (Pb EG L 134);

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 bis, eerste lid, artikel 1 ter, eerste lid, artikel 1 ter bis, artikel 1 quater, eerste lid, artikel 1 quinquies, eerste lid, artikel 1 sexies, eerste lid en tweede lid, artikel 1 septies, eerste en tweede lid, artikel 1 octies, eerste lid, en lid 1 bis, artikel 1 nonies, eerste lid, artikel 1 decies, eerste lid, en lid 1 bis, artikel 1 undecies, artikel 1 undecies bis, eerste lid, artikel 1 undecies ter, artikel 1 duodecies, eerste lid, artikel 1 terdecies, eerste lid, artikel 1 quaterdecies, artikel 1 sedecies, eerste lid, artikel 1 septiesdecies, eerste lid, artikel 1 octiesdecies, eerste lid, artikel 1 noviesdecies, eerste lid, artikel 1 vicies, eerste lid, artikel 1 vicies bis, eerste tot en met vierde lid, artikel 1 unvicies, eerste lid, artikel 1 duovicies, eerste lid, artikel 1 quinvicies, eerste lid, artikel 1 sexvicies, eerste lid, artikel 1 septvicies, artikel 1 septvicies bis, eerste lid, artikel 1 septvicies ter, artikel 1 septvicies quater, eerste lid, artikel 2, eerste, tweede en derde lid, artikel 5, artikel 8 ter, eerste lid, en artikel 8 quinquies, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van de Europese Unie van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU, L 134).

  • 2 Een verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 1 bis, tweede of derde lid, artikel 1 ter, tweede of derde lid, artikel 1 sexies, derde, vierde, of vijfde lid, artikel 1 septies, derde lid, vierde lid, lid 4 bis, vijfde lid, of lid 5 bis, artikel 1 septies bis, eerste lid, artikel 1 nonies, tweede of vierde lid, artikel 1 undecies bis, tweede lid, artikel 1 duodecies, tweede of derde lid, artikel 1 terdecies, tweede lid, artikel 1 sedecies, tweede lid, artikel 1 septiesdecies, tweede lid, artikel 1 octiesdecies, tweede lid, artikel 1 noviesdecies, tweede lid, artikel 1 vicies, tweede of derde lid, artikel 1 vicies bis, vijfde, zesde, zevende of tiende lid, artikel 1 unvicies, tweede lid, artikel 1 duovicies, tweede of derde lid, artikel 1 tervicies, eerste lid, artikel 1 quatervicies, eerste lid, artikel 1 quinvicies, tweede lid, artikel 1 sexvicies, tweede lid, artikel 1 septvicies bis, tweede lid, artikel 1 septvicies quater, tweede lid, derde of vierde lid, artikel 3, eerste of tweede lid, artikel 3 bis, eerste lid, artikel 4, artikel 4 bis, artikel 4 ter, artikel 8 ter, tweede lid, of artikel 8 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 van toepassing is.

Artikel 1a

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1 bis, derde lid, en artikel 1 quater, eerste en tweede lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1 ter, tweede lid, artikel 1 quinquies, eerste lid, artikel 1 sexies, derde tot en met achtste lid, artikel 1 septies, derde tot en met achtste lid, artikel 1 septies bis, artikel 1 septies quater, eerste lid, artikel 1 vicies, tweede lid, en artikel 1 vicies bis, zesde en zevende lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 is, voor zover het betreft de verlening van de bedoelde diensten of transacties met betrekking tot technische bijstand of tussenhandeldiensten en informatie of kennisgevingen over deze onderwerpen, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en, voor zover het betreft de financiering of financiële bijstand, financiële diensten en informatie of kennisgevingen over deze onderwerpen, de Minister van Financiën.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste lid, artikel 4 bis, artikel 4ter en artikel 5, van Verordening (EG) nr. 765/2006 is, voor zover het betreft de vrijgave en de beschikbaarstelling van economische middelen, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken en Klimaat voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard en elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1 undecies bis, tweede lid, artikel 1 duodecies, derde lid, artikel 1 tervicies, eerste lid, artikel 1 quatervicies, eerste lid, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste lid, artikel 4 bis, en artikel 4 ter, van Verordening (EG) nr. 765/2006, is de Minister van Financiën voor zover het betreft financieringen, financiële bijstand, financiële diensten of transacties en informatie of kennisgevingen over deze onderwerpen. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1 septvicies van Verordening (EG) nr. 765/2006, is de Minister van Financiën, met dien verstande dat kredietinstellingen de informatie, bedoeld in artikel 1 septvicies, onder a en b, van Verordening (EG) nr. 765/2006, verstrekken aan De Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank is ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 1 septvicies bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

  • 5 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 is de Minister van Financiën.

  • 6 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 8 quater, eerste lid, en artikel 1 septvicies quarter, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 1aa

  • 1 De bewaarder van het Kadaster en de openbare registers is bevoegd om in de basisregistratie kadaster, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen een aantekening te stellen als het een registergoed betreft dat bevroren dient te worden op grond van artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006.

Artikel 1ab

De Minister die het aangaat is of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

  • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

  • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

  • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

  • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

  • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Artikel 1ac

  • 1 De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de partijen, bedoeld in het derde tot en met zesde lid, verwerken slechts persoonsgegevens voor zover dit noodzakelijk is voor het overeenkomstig de Sanctiewet 1977 uitvoeren en toezien op de naleving van sancties, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977.

  • 2 De verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, is toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor het:

    • a. verlenen van een ontheffing of ander besluit bij of krachtens de Sanctiewet 1977 of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • b. toezicht op de naleving van voorschriften opgelegd bij of krachtens de Sanctiewet 1977 of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • c. toepassen van in de Sanctiewet 1977, verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties vastgelegde informatieverplichtingen;

  • 3 . De Minister van Economische Zaken en Klimaat maakt voor de uitvoering bij of krachtens de Sanctiewet 1977, naast gegevens die door de personen, entiteiten en lichamen bij of krachtens de Sanctiewet 1977, of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden aangeleverd of waarnaar wordt verwezen, gebruik van gegevens die afkomstig zijn uit:

  • 4 De volgende bestuursorganen, diensten, toezichthouders of andere personen, verstrekken desgevraagd alle informatie aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat die noodzakelijk is voor de uitvoering van die wet:

    • a. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden in het kader van de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen;

    • b. De Minister van Financiën, voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden door de Belastingdienst;

    • c. de Autoriteit Consument en Markt, voor zover het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van hoofdstuk 5 van de Mededingingswet;

    • d. de veiligheidscommissie of beveiligingsfunctionaris, ingesteld door de onderneming, voor zover het gegevens betreft inzake inbreuken of dreigende inbreuken op beperkingen of verboden ten aanzien van toegang tot gevoelige informatie of bedrijfsprocessen;

    • e. De Nederlandsche Bank N.V. voor zover het betreft informatie ingevolge haar taken bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • f. de Stichting Autoriteit Financiële Markten voor zover het betreft informatie ingevolge haar taken bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

  • 6 [Red: Vervallen.]

  • 7 Voor zover de gegevens die de personen, entiteiten en lichamen hebben aangeleverd en de verzameling of verstrekking, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, niet de benodigde gegevens heeft opgeleverd, verstrekken de personen, entiteiten en lichamen desgevraagd alle informatie aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat die noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977, verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 8 [Red: Vervallen.]

  • 9 De gegevensverstrekking ingevolge het derde lid, onder c, en het vierde tot en met achtste lid, geschiedt kosteloos.

  • 10 De Minister van Economische Zaken en Klimaat is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit artikel.

Artikel 1ad

  • 1 De Kamer van Koophandel is bevoegd om bij in het handelsregister ingeschreven onderneming of rechtspersoon een aantekening op te nemen van een relatie die bestaat tussen:

  • 2 Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval in het handelsregister opgenomen, indien de Kamer van Koophandel informatie ontvangt van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, die de relatie legt of bevestigt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De Kamer van Koophandel verwijdert op grond van informatie die hij ontvangt van een instantie als bedoeld in het tweede lid, een aantekening als bedoeld in het eerste lid, indien de relatie als bedoeld in het eerste lid, zich niet langer voordoet.

Artikel 1ae

  • 1 Het Octrooicentrum Nederland is bevoegd een aantekening op te nemen bij octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en topografieën van halfgeleiderproducten geregistreerd in het register als bedoeld in artikel 19 van de Rijksoctrooiwet 1995 of het register als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, indien er sprake is van een relatie tussen dat geregistreerd recht en:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG)) nr. 765/2006, of

    • b. rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 5 bis bis van Verordening (EU) nr. 833/2014.

  • 2 Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, wordt in het register opgenomen indien het Octrooicentrum Nederland op eigen gezag deze relatie constateert of informatie ontvangt van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, die de relatie legt of bevestigt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het Octrooicentrum Nederland verwijdert een aantekening als bedoeld in het eerste lid, indien de relatie als bedoeld in het eerste lid, zich niet langer voordoet.

Artikel 1b

  • 1 Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen of te leveren aan, door of uit te voeren naar, over te dragen aan, daaronder begrepen over te brengen naar, entiteiten of personen in Belarus of voor gebruik in of ten behoeve van Belarus, ongeacht het land van oorsprong.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing met vooraf verleende ontheffing van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op:

    • a. de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitaire of beschermende doeleinden, voor programma’s voor institutionele opbouw of voor crisisbeheersingsoperaties van de Verenigde Naties en de Europese Unie;

    • b. de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die gemaakt zijn van, of uitgerust zijn met, materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Belarus.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, die voor louter persoonlijk gebruik door personeel van de Verenigde Naties, de Europese Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media of medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en aanverwant personeel tijdelijk naar Belarus worden uitgevoerd.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

B.R. Bot

Naar boven