Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 05-07-2006 t/m heden

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten:

Artikel 1. Inleiding

De bevoegde autoriteiten van Nederland en België hebben op basis van artikel 28, paragraaf 3, van het Nederlands-Belgische belastingverdrag van 5 juni 2001 in onderling overleg een regeling vastgesteld waarmee dubbele belasting respectievelijk dubbele vrijstelling wordt voorkomen van periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfde of te derven beloningen die inwoners van België uit Nederland verkrijgen in verband met de beëindiging van een (gedeeltelijk) in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking. De regeling (inclusief toelichting) is als bijlage bijgevoegd. Volgens artikel 5 van de regeling in samenhang met punt 3 van protocol I bij het belastingverdrag is de regeling van toepassing met ingang van de datum van publicatie van de regeling in de Staatscourant. In dit verband is van belang dat de regeling op 13 oktober 2005 reeds in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 juni 2006

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze:
de

directeur-generaal voor Fiscale Zaken

,

M. Brabers

Bijlage Nederlands-Belgisch Belastingverdrag 2001. Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Belgie inzake grensoverschrijdende ontslaguitkeringen

Regeling van 1 september 2005, nr. CPP 2005/2036

De bevoegde autoriteiten van Nederland en België zijn, na overleg op basis van artikel 28, paragraaf 3, van het op 5 juni 2001 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 2001, 136) (BS, 20 december 2002) (hierna: het belastingverdrag), en gelet op de wens om dubbele belasting respectievelijk dubbele vrijstelling te voorkomen van periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfde of te derven beloningen die inwoners van België uit Nederland verkrijgen in verband met de beëindiging van een (gedeeltelijk) in Nederland uitgeoefende werkzaamheid, en met inachtneming van punt 3 van Protocol I bij het belastingverdrag, het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a, van het belastingverdrag worden in verband met ontslag toegekende aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfde of te derven beloningen ter zake van een in Nederland uitgeoefende werkzaamheid waarover de heffingsbevoegdheid volgens artikel 15, artikel 16, paragraaf 1, of artikel 19, paragraaf 1, van het belastingverdrag aan Nederland is toegewezen en die volgens artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 van Nederlandse belastingheffing zijn vrijgesteld, toch geacht in Nederland te zijn belast omdat de belastingheffing in Nederland in feite wordt uitgesteld tot op het ogenblik van de latere periodieke uitkeringen.

Artikel 2

De in een kalenderjaar genoten periodieke uitkeringen die voortvloeien uit aanspraken als bedoeld in artikel 1 en waarover de heffingsbevoegdheid volgens artikel 18, paragraaf 1, juncto paragraaf 2, van het belastingverdrag aan België is toegewezen, mogen derhalve ook in Nederland worden belast overeenkomstig artikel 15, artikel 16, paragraaf 1, of artikel 19, paragraaf 1, van het belastingverdrag, naar gelang het geval. De periodieke uitkeringen waarover ook Nederland heffingsbevoegd is, worden evenwel in Nederland tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het bedrag van de periodieke uitkeringen verminderd met het belastbare bedrag dat in België volgens artikel 17, paragraaf 1, 4°, juncto artikel 20 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in de belastingheffing is betrokken.

Artikel 3

Met periodieke uitkeringen als beoogd in artikel 2 van deze regeling zijn bedoeld lijfrenten in de zin van artikel 18, paragraaf 7, van het belastingverdrag die voor de belastingheffing in België zijn aan te merken als inkomsten bedoeld in artikel 17, paragraaf 1, 4°, juncto artikel 20 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Artikel 4

1. Artikel 1 en artikel 2 van deze regeling worden toegepast op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige. Bij het verzoek verklaart de belastingplichtige uitdrukkelijk dat hij akkoord gaat met de toepassing van artikel 2 van deze regeling.

2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt ingediend bij de plaatselijke belastingcontrole van de Belgische belastingadministratie waaronder de belastingplichtige ressorteert.

3. De bevoegde autoriteiten van Nederland stellen de bevoegde autoriteiten van België in kennis van het bedrag van de aanspraken die volgens artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 van Nederlandse belastingheffing zijn vrijgesteld.

4. De bevoegde autoriteiten van België doen een kopie van het in het eerste lid bedoelde verzoek toekomen aan de bevoegde autoriteiten van Nederland.

Artikel 5

Deze regeling is van toepassing met ingang van de laatste van de data waarop zij in Nederland in de Staatscourant en in België in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd. Zij geldt zolang de bovenvermelde bepalingen van het belastingverdrag en/of van het Nederlandse of Belgische belastingrecht wezenlijk ongewijzigd zijn gebleven.

Naar boven