Vaststellingsbesluit beleidsregels subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse [...] (Draagvlakbevordering ontwikkelingssamenwerking)

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 08-07-2006 t/m heden

Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 19 juni 2006, nr. DVL/0803/2006, tot vaststelling van beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Draagvlakbevordering ontwikkelingssamenwerking)

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Bijlage Subsidiekader NCDO 2007–2010

I. Uitgangspunten

Het draagvlak voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling in de Nederlandse samenleving is groot. Ruim driekwart van de bevolking steunt de omvang van het overheidsbudget op dit terrein, of wil dit zelfs verhoogd zien. Daarnaast geven burgers zelf fors aan internationale goede doelen en zijn zij actief in particuliere initiatieven, zowel in het buitenland als in meningsvormingsactiviteiten in Nederland zelf.

Ondanks deze – door de tijd heen constante – grote maatschappelijke steun voor internationale samenwerking, treden er veranderingen op in het draagvlak. Zo staat internationale samenwerking laag op het prioriteitenlijstje van de burger (in vergelijking met andere beleidsthema’s als werk, zorg, veiligheid) en is er groeiende scepsis over de effectiviteit van internationale samenwerking. Mede uit onvrede over de prestaties van de professionals bij de overheid, de multilaterale instellingen en de niet-gouvernementele organisaties nemen steeds meer burgers het heft in eigen hand en zetten zelfstandig ontwikkelingsprojecten op. Daarnaast is er een groeiende groep burgers die niet meer vanzelfsprekend, vanuit levensbeschouwing, geloof, ideologie, of welbegrepen eigenbelang in de uitbreiding van onze eigen welvaart, affiniteit met de doelen van internationale samenwerking heeft.

Deze veranderingen hebben consequenties voor het draagvlakbeleid van de Nederlandse overheid. Allereerst dient de overheid naast het informeren over het beleid veel nadrukkelijker te communiceren in termen van resultaat: laten zien dat internationale samenwerking werkt. Daarnaast dient de burger via interactieve methoden (internet, debat) meer ‘co-producent’ van het beleid te worden.

Internationaal vergelijkend OESO-onderzoek laat zien dat de kennis van het publiek over internationale samenwerking (die over het algemeen gering is) aanzienlijk kan toenemen door gerichte educatie op dit terrein. Om draagvlak te versterken zijn er volgens de OESO drie zaken noodzakelijk:

  • Publiek bewustzijn van de vraagstukken rond mondiale armoede en ontwikkeling.

  • Transparantie van het beleid van internationale samenwerking.

  • Zichtbaarheid van de effectiviteit en resultaten van internationale samenwerking.

Communicatie en publiekseducatie over beleid kan alleen vrucht dragen indien er een ‘draagvlakbodem’ onder ligt die zorgt voor betrokkenheid, zingeving en handelingsperspectief. Het is niet gewenst dat de overheid deze laag als enige onderhoudt. Er is mede-eigenaarschap nodig en ruimte voor debat, die beide het beste gedijen op afstand van de overheid.

Naast de overheid is een intermediair nodig. NCDO is de meest natuurlijke organisatie om als intermediair op te treden. NCDO is een zelfstandige organisatie met een draagvlakmissie en vervult een brugfunctie tussen overheid en burger (en vice-versa) waarbij de nadruk ligt op het zichtbaar maken van resultaten van (overheids)beleid op het terrein van internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling en resultaten van activiteiten van burgers.

II. Doelstelling en taken

Kerntaak van NCDO is het handhaven en versterken (verbreden en verdiepen) van het maatschappelijke en politieke draagvlak in Nederland voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling.

Draagvlak is een multi-dimensionaal begrip, dat kennis, houding en gedrag omvat. Een doeltreffend en doelmatig draagvlakbeleid voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling leidt tot het resultaat dat kennis en meningsvorming worden weerspiegeld in een houding en het gedragspatroon van de Nederlandse burger/samenleving.

Specifieke doelen daarbij zijn:

  • Het inzichtelijk maken van (de resultaten van) het Nederlandse beleid voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling.

    Resultaat: Meer Nederlanders weten wat de resultaten van het overheidsbeleid in het bijzonder en van het particulier initiatief (maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, burgers etc.) in het algemeen zijn en staan positief t.o.v. internationale samenwerking. (behoud en vergroting van het draagvlak).

  • Het inzichtelijk maken van de aard en omvang van het Nederlands beleid voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling.

    Resultaat: Meer Nederlanders weten dat internationale samenwerking meer behelst dan noodhulp en ontwikkelingshulp en zich ook uitstrekt tot thema’s als vrede en veiligheid, handel en beleidscoherentie (verdieping van het draagvlak).

  • Het helpen vertalen van betrokkenheid van burgers en maatschappelijke actoren in (wijziging van) houding en gedrag.

    Resultaat: Meer Nederlanders geven actief uiting aan hun betrokkenheid bij internationale samenwerking door bijvoorbeeld inzet van middelen, het aanpassen van gedrag, actieve steun voor internationale samenwerking en het zelf uitvoeren van draagvlak- en/of ontwikkelingsactiviteiten (verdieping van het draagvlak).

  • Het slaan van een brug tussen de overheid en het particulier initiatief.

    Resultaat: Er bestaat bij professionals en actieve burgers meer wederzijds begrip voor elkaars rol en het besef van de complementariteit daarin.

  • Het bereiken van doelgroepen, sectoren die thans niet geïnformeerd zijn over en betrokken zijn bij internationale samenwerking.

    Resultaat: Nieuwe doelgroepen zijn geïdentificeerd, geïnformeerd en betrokken.

  • Het onderhouden en uitbouwen van een kenniscentrum voor communicatie over en draagvlakontwikkeling voor internationale samenwerking.

    Resultaat: De kennis over (vorming van) de publieke opinie met betrekking tot internationale samenwerking en de methoden en technieken voor draagvlakontwikkeling zijn state of the art.

III. Taakuitvoering en -afbakening

In de bijdrage aan deze doelen heeft NCDO drie taken:

  • A. Het zelfstandig uitvoeren van activiteiten op het terrein van publiekscommunicatie, of opdrachtverlening aan derden hiertoe.

  • B. Het verlenen van subsidie voor draagvlakactiviteiten van particulieren en organisaties die niet door het ministerie van Buitenlandse Zaken i.h.k. van TMF/MFS gesubsidieerd worden.

  • C. Het genereren van actuele kennis ten aanzien van (innovatieve) ontwikkelingen op het terrein van draagvlakontwikkeling

A. Zelfstandig (doen) uitvoeren van publiekscommunicatie en andere activiteiten

Dit betreft activiteiten waarbij NCDO zelf initiatiefnemer of co-producent is. Deze initiatieven worden in het jaarplan opgenomen. Daarnaast is er in het jaarplan ruimte voor niet voorziene communicatie-activiteiten, zodat kan worden ingesprongen op de actualiteit.

B. Subsidiëring van draagvlakactiviteiten

Dit betreft activiteiten waarvoor het initiatief ligt bij de aanvrager. De aanvragende organisaties worden gefinancierd voorzover hun beleid en strategie passen binnen het NCDO beleidskader 2007–2010.

Uitsluitend organisaties die niet door BZ gesubsidieerd worden i.h.k. van TMF/MFS komen in aanmerking voor subsidie.

Voor de uitvoering van haar subsidiebeleid hanteert NCDO een transparant subsidie- en beoordelingskader.

De NCDO-subsidieregelingen concentreren zich op activiteiten in Nederland en omvatten in ieder geval:

  • een subsidieregeling voor organisaties die draagvlakactiviteiten gericht op het Nederlandse publiek uitvoeren;

  • een subsidieregeling voor verdubbeling van (draagvlak)activiteiten van particulier initiatief (Kleinschalige Plaatselijke Activiteiten). Omdat deze KPA-activiteiten ook een ontwikkelingscomponent (effect in ontwikkelingsland) hebben, dient deze vergezeld te gaan van een procedure waarbij ook de kwaliteit van de projecten in ontwikkelingslanden wordt gemonitord en bewaakt.

De rollen van NCDO als opdrachtgever en co-producent (initiatief ligt bij NCDO) moeten zich in haar procedures en werkwijzen onderscheiden van haar rol als subsidieverlener (initiatief ligt bij aanvrager). NCDO richt hiervoor drie onderscheiden procedures in.

Taakafbakening

In de taakafbakening tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en NCDO richt het ministerie zich primair op de directe en actuele beleidscommunicatie. NCDO maakt via publiekscommunicatie en draagvlakactiviteiten (resultaten van) het beleid van internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling inzichtelijk en licht dit toe. Daarnaast creëert NCDO ruimte voor meningsvorming en debat.

Het ministerie zorgt voor een procedure en werkwijze waarbij NCDO in staat wordt gesteld om tijdig resultaten van overheidsbeleid (en van Nederlands overheidsbeleid t.a.v. Europees beleid) te communiceren .

Naast NCDO werken ook maatschappelijke organisaties en andere actoren (gemeenten, provincies, bedrijven, kennisinstituten etc.) in toenemende mate aan draagvlakontwikkeling. De activiteiten van NCDO zijn eigenstandig ten opzichte van die van het maatschappelijk middenveld en andere relevante actoren.

NCDO kan opdrachten van derden accepteren. In de NCDO bedrijfsvoering worden zij onderscheiden van de middelen uit de programmafinanciering.

IV. Bestuurlijk model

  • Het subsidieprogramma zal op 1 januari 2007 van start gaan en lopen tot 1 januari 2011. Het betreft programmafinanciering.

  • Status NCDO: De Stichting NCDO is een zelfstandige organisatie met een onafhankelijk bestuur. NCDO stelt zelfstandig haar statuten vast en richt haar eigen bestuur en bureau in onder een statutaire directeur.

  • NCDO is, voor de uitvoering van haar subsidietaken, aangemerkt als zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Tijdens de subsidieperiode zal, conform Kabinetsbesluit, een keuze moeten worden gemaakt of NCDO voor die taak onder de werking van de Kaderwet zbo’s zal worden gebracht of niet.

  • NCDO stelt zelfstandig, na overleg met de minister, haar meerjarenbeleidskader vast.

  • NCDO stelt ter onderbouwing van de gevraagde financiering een meerjarenprogrammaplan, een bedrijfsplan en een meerjarenbegroting op.

  • De jaarplannen, begrotingen, jaarverslagen en jaarrekeningen worden binnen dit meerjarenprogrammaplan en bedrijfsplan door het bestuur van de Stichting NCDO vastgesteld en jaarlijks ter goedkeuring voorgelegd aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Naar aanleiding daarvan zullen in een afstemmingsoverleg de voornemens en planningen van NCDO en van het ministerie aan de orde komen. NCDO geeft voorrang aan afstemming met het ministerie van Buitenlandse Zaken in de jaarlijkse keuze van prioritaire thema’s en de uitwerking daarvan in de jaarplannen.

  • Het vastgestelde beleid van het ministerie is leidend in de jaarlijkse themakeuze.

  • De minister kan in algemene zin aanwijzingen geven aan NCDO. NCDO is gehouden aan volkenrechtelijke verplichtingen en legt in geval van twijfel uit eigen beweging besluiten in concept vorm voor aan de minister. Besluiten die raken aan andere regelingen, zoals subsidie aan omroepen en tv-programmamakers worden ter goedkeuring voorgelegd aan de RVD.

  • Besluiten van NCDO staan open voor bezwaar van burgers en organisaties binnen een interne bezwaarschriftenprocedure en kunnen na uitputting van die procedure bij de rechter ter beoordeling voorgelegd worden. In dat laatste geval wordt NCDO zo nodig door de landsadvocaat vertegenwoordigd.

  • Op onderdelen van de in de subsidie opgenomen programma’s en activiteiten worden randvoorwaarden uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst.

  • Eerste aanspreekpunt voor NCDO binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken is de Directie Voorlichting en Communicatie (DVL).

V. Beschikbaar bedrag

De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 bevat in de artikelen 9.1 en 9.2 de grondslag voor subsidiëring van activiteiten met het oog op meningsvorming, voorlichting en bevordering van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking NCDO ontvangt op die titel nagenoeg al haar financiële middelen in het raamwerk van een meerjaren-programmafinanciering van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de periode 2007–2010.

De ruimte voor dit subsidiekader NCDO is maximaal € 148 miljoen, verdeeld over gelijke jaartranches van maximaal € 37 miljoen. Wanneer de minister daartoe aanleiding ziet, kan dit bedrag worden verhoogd, ten behoeve van de uitvoering van specifieke activiteiten.

VI. Toetsing

NCDO dient een subsidieaanvraag in bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het ministerie toetst of de specifieke beoogde resultaten van de subsidierelatie met NCDO op de juiste wijze wordt geadresseerd in de subsidieaanvraag, inclusief het meerjarenprogrammaplan en -begroting en het bedrijfsplan van NCDO.

Het voorstel wordt getoetst op basis van de volgende algemene criteria, in relatie tot de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft:

  • Kwaliteit van de strategische (omgeving)analyse.

  • Visie op samenwerking met het ministerie en wijze waarop aan deze samenwerking uitvoering wordt gegeven.

  • Adequate interventiestrategie, operationele doelstellingen en beoogde resultaten.

  • Uitwerking van interventiestrategieën en programma’s in Doelen, Resultaten, Activiteiten en Middelen (DRAM).

  • Uitwerking van beoogde resultaten in SMART-systematiek (Specifiek, Meetbaar/aantoonbaar, Acceptabel/voor BZ en andere stake holders, Realistisch/realiseerbaar binnen een duidelijk aangegeven tijdvak en Tijdsgebonden).

  • Aard en kwaliteit van de relaties met derden.

  • Kwaliteit van het beleid t.a.v. personeel en innovatie ten dienste van doelmatigheid, waaronder kennismanagement.

  • Kwaliteit van bestaande procedures en systemen op het gebied van monitoring en evaluatie.

  • Evaluatie- en kwaliteitsmanagement.

  • Kwaliteit van het financieel en administratief management.

Daarnaast zal de aanvraag beoordeeld worden op basis van de volgende criteria:

  • Het hanteren van en werken volgens geoperationaliseerde definities van draagvlak.

  • Bijdrage van de beoogde resultaten aan handhaven en versterken (verbreden en verdiepen) van draagvlak voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling in Nederland.

  • Het hanteren van een adequaat subsidiebeleid, vormgegeven in een subsidie- en beoordelingskader, waarmee tot een transparante beoordeling van en besluitvorming over verzoeken tot (mede)financiering kan worden gekomen.

  • Mate waarin een brug wordt geslagen tussen het particuliere initiatief en de overheid.

  • Mate waarin het voorstel innovatieve elementen bevat.

  • Mate waarin programma’s en activiteiten zijn toegesneden op specifieke, relevante doelgroepen.

  • Verankering van kwaliteitsbeheer, planning, monitoring, evaluatie en lerend vermogen.

VII. Kwaliteitsbewaking en -ontwikkeling

Voor de gehele subsidieperiode (2007–2010) stelt NCDO een subsidieaanvraag, inclusief meerjarenprogrammaplan en -begroting en bedrijfsplan op. Na goedkeuring van deze stukken door het ministerie worden deze plannen telkens op jaarbasis verder ingevuld en geconcretiseerd in een NCDO-jaarplan. Dit jaarplan wordt niet later dan november van het jaar voorafgaande aan het planjaar ingediend. Het ministerie zorgt voor bespreking van het plan in een afstemmingsoverleg niet later dan eind december in het jaar voorafgaande aan het planjaar. In het jaarplan wordt flexibele ruimte opgenomen om op de actualiteit te kunnen inspelen. Het jaarplan behoeft de goedkeuring van het ministerie.

Voor planning en uitvoering van programma’s en activiteiten ingegeven door de actualiteit kan door het mnisterie of door NCDO zonodig een actualiteitenoverleg bijeengeroepen worden.

Verantwoording wordt jaarlijks afgelegd in een jaarverslag (uiterlijk op 1 juni van het daarop volgende jaar in te dienen), waarin op heldere wijze, en waar mogelijk gekwantificeerd, wordt aangegeven wat de relatie is tussen de gestelde doelen en behaalde resultaten, en de effecten daarvan. De jaarstukken (jaarverslag, jaarrekening) worden na vaststelling door het bestuur van de Stichting NCDO aangeboden aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en worden tevens met duidelijke vermelding op de website van NCDO gepubliceerd. De resultaten van NCDO-evaluaties worden, voorzien van beleidsconclusies, aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ter beschikking gesteld.

Het jaarplan en jaarverslag wordt getoetst op:

  • Kwaliteit van de toepassing van de strategische (omgeving)analyse.

  • Uitvoering van de samenwerking met het ministerie.

  • Het hanteren van en werken volgens geoperationaliseerde definities van draagvlak.

  • De wijze en plausibiliteit (DRAM) waarop de interventiestrategie, operationele doelstellingen hebben bijgedragen aan de beoogde resultaten.

  • Uitwerking van beoogde resultaten in SMART-systematiek (Specifiek, Meetbaar/aantoonbaar, Acceptabel/voor BZ, Realistisch/realiseerbaar binnen een duidelijk aangegeven tijdvak en Tijdsgebonden).

  • Wijze waarop de doelstellingen uit de bedrijfsvoering werden gewaarborgd met name t.a.v. personeelsbeleid, de handhaving van de kwaliteit van bestaande procedures en systemen op het gebied van financiën volgens afgesproken inhoudelijke en financiële standaarden en administratief management, monitoring, systemen van evaluatie-, monitoring en kwaliteitsmanagement en de wijze waarop het lerend vermogen werd gewaarborgd.

  • Wijze waarop het subsidiebeleid van NCDO, vormgegeven in een subsidie- en beoordelingskader, is uitgevoerd.

  • De mate waarin het management aandacht heeft geschonken aan doeltreffendheid en doelmatigheid.

De jaarrekening wordt getoetst op:

  • De relatie tussen de financiële uitgaven en de goedgekeurde programma’s en activiteiten uit het jaarplan.

  • De doelmatigheid en rechtmatigheid van de bestedingen.

  • Het financiële absorptievermogen van de organisatie (liquiditeit) en de relatie tussen het eigen vermogen en de solvabiliteit.

  • Aanwezigheid van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid afgegeven door een accountant conform een door het ministerie opgesteld controleprotocol.

Bovenstaande criteria zullen nader uitgewerkt worden in het financiële reglement als bijlage bij de beschikking. In dit reglement worden de afspraken met betrekking tot de financiële en beheersmatige verhouding tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en de NCDO vastgelegd.

Eind 2009 vindt een externe evaluatie plaats van het totale subsidieprogramma van NCDO.

Voortgangsgesprekken vinden plaats op grond van de jaarplan-begroting/jaarverslag-jaarekening-cyclus.

NCDO is verantwoordelijk voor een adequaat systeem van monitoring en evaluatie. NCDO wordt geacht op basis van bevindingen tijdig bijsturing te verrichten en hiervoor zonodig toestemming te vragen van de minister. De minister houdt, met name aan de hand van financiële en inhoudelijke rapportages, toezicht op de besteding van de middelen en de voortgang en is verantwoordelijk voor de uiteindelijke vaststelling van de verleende subsidie.

Naar boven