Keuringsreglement COKZ Boerenkaas 2006

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m heden

Keuringsreglement COKZ Boerenkaas 2006

Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting: COKZ),

Gelet op artikel 10, eerste lid, onder e, van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371), artikel 6 van de Landbouwkwaliteitsregeling kaas 2006, alsmede artikel 36, tweede lid, van de statuten van genoemde Stichting (Stcrt. 1992, 63);

Heeft op 29 december 2005 vastgesteld het navolgende reglement:

Hoofdstuk 1

Terminologie

Artikel 1

In dit reglement wordt, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, de terminologie van de Landbouwkwaliteitsregeling kaas overgenomen en wordt voorts verstaan onder:

regeling: Landbouwkwaliteitsregeling kaas 2006;

boerenkaas: boerenkaas die is voorzien van een rijkskaasmerk of is bestemd om te worden voorzien van een rijkskaasmerk;

rijkskaasmerk: het rijkskaasmerk als bedoeld in artikel 3 van de regeling;

productdossier: productdossier als bedoeld in artikel 14, tweede lid van de regeling;

bereider: producent van boerenkaas;

afleveren: afleveren van kaas na de verplichte bewaartermijn van de desbetreffende kaas;

directeur: directeur van het COKZ;

directeur Industrie en Handel: directeur Industrie en Handel van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

bestuur: bestuur van het COKZ.

Hoofdstuk 2

Voorschriften inzake rijkskaasmerken

Artikel 2

  • 1 Rijkskaasmerken worden gedrukt:

    • a. op caseïneplaatjes welke tijdens de bereiding op de boerenkazen worden aangebracht;

    • b. op zelfklevende etiketten welke op de verpakkingen van boerenkaas worden aangebracht;

    • c. rechtstreeks op de buitenzijde van het verpakkingsmateriaal voor boerenkaas op zodanige wijze dat, bij gebruik van dit materiaal overeenkomstig zijn bestemming, het rijkskaasmerk in zijn geheel zichtbaar is op één zijde van de verpakking.

  • 2 Op de rijkskaasmerken, als bedoeld in het eerste lid onder a en b, worden met zwarte inkt gedrukt een doorlopend volgnummer van 00001 tot en met 99999 en daaronder een lettercombinatie of letter- en cijfercombinatie bestaande uit ten minste twee serieletters, welke onmiddellijk worden voorafgegaan doorde letter Z.

  • 3 Het in het tweede lid genoemde volgnummer en de lettercombinatie of letter- en cijfercombinatie dienen, indien het rijkskaasmerk rechtstreeks op de verpakking, als bedoeld in het eerste lid onder c, wordt aangebracht, op de verpakking in het rijkskaasmerk of in de onmiddellijke nabijheid van het rijkskaasmerk te worden gedrukt.

Rijkskaasmerken in de vorm van caseïneplaatjes

Artikel 3

  • 1 Rijkskaasmerken in de vorm van caseïneplaatjes worden door of namens het COKZ aan de bereider verstrekt, uitsluitend om te worden aangebracht op de in zijn bedrijf bereide boerenkaas.

  • 2 Het is de bereider verboden rijkskaasmerken op boerenkaas aan te brengen, welke niet rechtstreeks door of namens het COKZ aan hem of te zijnen behoeve zijn verstrekt.

  • 3 Voor zover boerenkaas bij de bereiding van een rijkskaasmerk in de vorm van een caseïneplaatje wordt voorzien, is de bereider verplicht het rijkskaasmerk op de boerenkaas aan te brengen op de eerste dag van de bereiding op zodanige wijze dat:

    • a. de letteraanduiding op de aangebrachte rijkskaasmerken in overeenstemming is met het dienaangaande in artikel 2 bepaalde;

    • b. de rijkskaasmerken worden aangebracht in volgorde van serieletters en volgnummers;

    • c. op een boerenkaas niet meer dan één rijkskaasmerk wordt aangebracht;

    • d. de bedrukte zijde van het rijkskaasmerk in de boerenkaas wordt geperst;

    • e. geen beschadiging van het rijkskaasmerk optreedt.

  • 4 De bereider is verplicht een administratie te voeren omtrent het verloop van de voorraad van de aan hem verstrekte rijkskaasmerken in de vorm van caseïneplaatjes. Door of namens het bestuur kunnen aanwijzingen worden gegeven omtrent de wijze waarop deze administratie moet worden gevoerd.

Rijkskaasmerken in de vorm van etiketten of rechtstreeks aangebracht op de verpakking

Artikel 4

  • 1 Door of namens het COKZ worden aan de bereider verstrekt:

    • a. met een rijkskaasmerk bedrukte etiketten als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b, uitsluitend om te worden aangebracht op de verpakking van de in zijn bedrijf bereide boerenkaas;

    • b. met een rijkskaasmerk bedrukt verpakkingsmateriaal, als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder c, uitsluitend om te worden gebruikt voor het verpakken van de in zijn bedrijf bereide boerenkaas.

  • 2 Het is de bereider verboden

    • a. met een rijkskaasmerk bedrukte etiketten op de verpakking van boerenkaas aan te brengen;

    • b. met een rijkskaasmerk bedrukt verpakkingsmateriaal te gebruiken voor het verpakken van boerenkaas;

    welke niet rechtstreeks door of namens het COKZ aan hem of te zijnen behoeve zijn verstrekt.

  • 3 Voor zover de verpakking van boerenkaas bij de bereiding van een rijkskaasmerk wordt voorzien, als bedoeld in het eerste lid onder a en b, is de bereider verplicht het rijkskaasmerk op de verpakking van boerenkaas aan te brengen uiterlijk op de dag van aflevering op zodanige wijze dat:

    • a. de letteraanduiding op de aangebrachte rijkskaasmerken in overeenstemming is met het dienaangaande in artikel 2 bepaalde;

    • b. de rijkskaasmerken worden aangebracht in volgorde van serieletters en volgnummers;

    • c. op een verpakking van boerenkaas niet meer dan één rijkskaasmerk wordt aangebracht;

    • d. geen beschadiging van het rijkskaasmerk optreedt.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het rijkskaasmerk op een andere plaats dan bij de bereider worden aangebracht, zulks uitsluitend na toestemming van het COKZ. Aan een dergelijke toestemming worden nadere voorwaarden verbonden.

  • 5 Indien de boerenkaas niet direct bij de bereiding wordt voorzien van een rijkskaasmerk, dient elke boerenkaas te zijn voorzien van een unieke codering.

  • 6 De bereider is verplicht een administratie te voeren omtrent het verloop van de voorraad van:

    • a. de aan hem verstrekte met een rijkskaasmerk bedrukte etiketten;

    • b. het aan hem verstrekte met een rijkskaasmerk bedrukt verpakkingsmateriaal.

    Door of namens het bestuur kunnen aanwijzingen worden gegeven omtrent de wijze waarop deze administratie moet worden gevoerd.

Artikel 5

  • 1 Van de boerenkaas of van zijn verpakking verwijderde of losgelaten rijkskaasmerken mogen niet opnieuw worden gebruikt.

  • 3 De bereider is verplicht:

    • a. onbruikbaar geworden rijkskaasmerken, als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a en b, bij het eerstvolgende bezoek af te geven aan het door of namens het COKZ met keuring en toezicht belaste personeel. Onder onbruikbaar geworden rijkskaasmerken worden tevens de van de boerenkaas of van zijn verpakking verwijderde of losgelaten merken begrepen.

    • b. een administratie te voeren van onbruikbaar geworden met een rijkskaasmerk bedrukt verpakkingsmateriaal. In deze administratie dient ten minste te worden vermeld:

      • de hoeveelheid verpakkingsmateriaal;

      • de letters en volgnummers van het rijkskaasmerk, dan wel van het eerste en het laatste rijkskaasmerk van het verpakkingsmateriaal;

      • de wijze van vernietiging van het verpakkingsmateriaal.

Hoofdstuk 3

Voorschriften inzake boerenkaas

Administratieve voorschriften met betrekking tot boerenkaas

Artikel 6

  • 1 Een productdossier dient minimaal 5 werkdagen voordat de in het productdossier beschreven boerenkaas voor het eerst wordt bereid, te worden ingediend bij het COKZ.

Artikel 7

  • 1 De bereider is verplicht, dagelijks, met betrekking tot elke kaassoort afzonderlijk, aantekening te houden van:

    • a. bij de bereiding:

      • de datum van de eerste dag van de bereiding;

      • de verkaasde hoeveelheid melk en het aantal melkmalen, in voorkomend geval met vermelding van de hoeveelheid bijgekochte melk en de herkomst van deze melk;

      • de kaassoort dan wel de naam van de kaas en het geschatte gewicht per boerenkaas in kg nauwkeurig;

      • het aantal boerenkazen;

      • indien de boerenkaas is voorzien van een rijkskaasmerk, de letters en volgnummers van de aangebrachte rijkskaasmerken in de vorm van een caseïneplaatje;

    • b. bij aflevering aan anderen dan particulieren voor elke aflevering afzonderlijk:

      • de datum van aflevering;

      • het aantal boerenkazen en het totale gewicht van de kaas;

      • de naam en de plaats van vestiging van de afnemer;

    • c. op de dag waarop boerenkaas bestemd wordt voor aflevering aan particulieren of voor eigen huishoudelijk gebruik:

      • de datum;

      • het aantal boerenkazen en het totale gewicht van de boerenkaas;

      • de aanduiding ‘particulieren’;

      • eventuele andere, door of namens het bestuur in het belang van de controle gevraagde bijzonderheden, het bedrijf van de bereider betreffende.

  • 2 Door of namens het bestuur kunnen aanwijzingen worden gegeven omtrent de wijze waarop de in het eerste lid genoemde administratie moet worden gevoerd.

Voorschriften inzake de keuring van boerenkaas

Artikel 8

  • 1 De keuring van:

    • a. boerenkaas vindt steekproefsgewijs plaats binnen de tiende tot en met de twaalfde dag na de eerste dag van de bereiding;

    • b. boerenkaas waarvoor een productdossier is opgesteld, vindt plaats binnen een termijn van twee dagen voor tot en met twee dagen na het in het productdossier bepaalde moment.

  • 2 De keuring kan met betrekking tot een bepaalde partij boerenkaas worden beperkt tot één of meer van de in het derde lid genoemde onderdelen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde keuring omvat:

    • a. onderzoek op de bij het besluit en de regeling aan de desbetreffende boerenkaassoort resp. op de bij het productdossier aan de desbetreffende boerenkaas gestelde algemene en bijzondere eisen met betrekking tot:

      • het rijkskaasmerk;

      • de vorm;

      • het uiterlijk;

      • de korst en de op de boerenkaas aangebrachte kaaskorstbehandelingsmiddelen;

      • het zuivel, consistentie, kleur en ogenvorming daaronder begrepen;

      • de geur en de smaak;

      • het vetgehalte in de droge stof;

      • het vochtgehalte;

      • het zoutgehalte in de droge stof;

      • de bacteriologische gesteldheid;

      • hulpstoffen en toevoegingen;

      • vreemde bestanddelen, vuil en andere verontreinigingen;

      • het gewicht;

      • de verpakking;

      • de aanduiding;

    • b. onderzoek op de bij het productdossier aan de desbetreffende boerenkaas gestelde overige genoemde eisen.

Artikel 9

  • 1 Het bestuur bepaalt het aantal monsters dat ten behoeve van het in artikel 8, derde lid, bedoelde onderzoek wordt genomen en de wijze waarop de monsters uit de aanwezige voorraad worden gekozen.

  • 2 Het bestuur bepaalt de frequentie waarin en de wijze waarop de in artikel 8, derde lid, bedoelde keuring wordt verricht.

  • 3 De directeur is bevoegd in naar zijn oordeel bijzondere gevallen af te wijken van het krachtens de voorgaande leden bepaalde.

Artikel 10

Het resultaat van de in artikel 8, derde lid, bedoelde onderdelen van de keuring wordt door middel van één of meer keuringsformulieren, houdende de bemonsteringsgegevens en de analyse- en/of keuringsresultaten aan de bereider van de boerenkaas bekend gemaakt.

Artikel 11

  • 1 Het bepaalde in artikel 8, eerste lid, laat onverlet dat boerenkaas kan worden gekeurd

    • a. op elk tijdstip binnen de gehele voor de onderscheiden boerenkaassoort voorgeschreven minimale rijpingsduur als bedoeld in bijlage 2 van de regeling resp. binnen de gehele voor de desbetreffende boerenkaas in het productdossier genoemde minimale rijpingsduur;

    • b. op elk tijdstip waarop boerenkaas, anders dan op de plaats van verkoop aan de verbruiker, wordt vermalen of versneden tot eenheden product, bestemd of geschikt om als zodanig aan de verbruiker te worden afgeleverd, ongeacht de ouderdom van de boerenkaas.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde keuring kan betrekking hebben op alle onderdelen van de keuring welke genoemd zijn in artikelen 8, derde lid. Wanneer zulks door of namens het COKZ met keuring en toezicht belaste personeel nodig wordt geoordeeld, kunnen van boerenkaas ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde keuring boor- of sectormonsters worden genomen.

  • 3 Het bepaalde in artikel 10 is op de in het eerste lid bedoelde keuring van overeenkomstige toepassing.

    De gevolgen van de keuring

Artikel 12

  • 1 Het door of namens het COKZ met keuring en toezicht belaste personeel kan de aflevering verbieden van een bak, charge of partij boerenkaas, welke kazen bevat, die naar het oordeel van het genoemde personeel:

    • a. niet voldoen aan de bij het besluit of de regeling aan de desbetreffende kaassoort resp. aan de bij het productdossier aan de desbetreffende boerenkaas gestelde algemene en bijzondere eisen;

    • b. volgens redelijke verwachting na afloop van het gehele voor de desbetreffende kaassoort voorgeschreven minimale rijpingsduur als bedoeld in bijlage 2 van de regeling resp. voor de desbetreffende boerenkaas voorgeschreven minimale rijpingsduur als bedoeld in het productdossier, niet zullen voldoen aan de bij het besluit of de regeling aan de desbetreffende kaassoort resp. aan de bij het productdossier aan de desbetreffende boerenkaas gestelde algemene en bijzondere eisen.

    In voorkomend geval wordt hiervan melding gemaakt op het desbetreffende keuringsformulier.

  • 2 Een bak, charge of partij boerenkaas, waarvoor een afleveringsverbod is opgelegd, mag het bedrijf van de houder van desbetreffende boerenkaas niet verlaten, tenzij

    • a. aan de boerenkaas een bestemming wordt gegeven, welke de schriftelijke goedkeuring heeft van het COKZ;

    • b. de boerenkaas een bewerking heeft ondergaan en vervolgens schriftelijk bij het COKZ is aangemeld voor herhaalde keuring en blijkens het bij de herhaalde keuring afgegeven keuringsformulier door het COKZ voor aflevering is vrijgegeven.

  • 3 Eventuele uit een bak, charge of partij boerenkaas, waarvoor een afleveringsverbod is opgelegd, geselecteerde boerenkazen, welke niet voldoen aan de bij het besluit of de regeling resp. aan de bij het productdossier gestelde eisen, mogen het bedrijf van de houder van deze boerenkazen niet verlaten, tenzij aan deze boerenkazen een bestemming wordt gegeven, welke de schriftelijke goedkeuring heeft van het COKZ.

  • 4 Bij het verstrekken van de in het tweede lid, onder a en het derde lid bedoelde schriftelijke goedkeuring kan worden bepaald, dat de desbetreffende boerenkaas bij verzending moet zijn voorzien van een door of namens het COKZ afgegeven geleidebiljet.

Hoofdstuk 4

Methoden voor monsterneming en onderzoek

Artikel 13

Voor de vaststelling of boerenkaas voldoet aan het bij het besluit of bij de regeling bepaalde moet worden gebruik gemaakt van de in bijlage 1 vermelde methoden van monsterneming en onderzoek. Indien voor een bepaald doel een methode ontbreekt, moet een door het bestuur goedgekeurde en gevalideerde methode worden toegepast.

Hoofdstuk 5

Voorschriften inzake het maken van bezwaar tegen monsterneming en keuringsuitslagen

Het maken van bezwaar tegen de monsterneming

Artikel 14

  • 1 De aangeslotene kan bezwaar maken tegen

    • de wijze waarop een monster door of namens het COKZ wordt genomen;

    • de keuze van een monster uit de aanwezige voorraad.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde bezwaar moet onmiddellijk bij de monsterneming aan degene, die het monster neemt, worden bekend gemaakt. Deze beslist of het genomen monster wordt gehandhaafd.

  • 3 De aangeslotene, die zijn bezwaren handhaaft, moet deze met redenen omkleed schriftelijk bevestigen, op zodanige wijze dat de bezwaren zijn ontvangen door het COKZ uiterlijk op de vierde werkdag, volgend op die waarop het monster is genomen.

  • 4 De directeur beslist of de bezwaren gegrond zijn. Indien hij de bezwaren gegrond acht, doet hij het genomen monster vervallen. In alle overige gevallen blijft het monster gehandhaafd. De aangeslotene ontvangt hiervan schriftelijk bericht.

Het maken van bezwaar tegen de keuringsuitslag

Artikel 15

  • 1 Tegen een door of namens het COKZ vastgestelde keuringsuitslag staat bezwaar open bij het bestuur van het COKZ. Zodanig bezwaar heeft geen schorsende werking.

  • 2 Het bezwaar moet met redenen omkleed schriftelijk worden ingediend en moet door het COKZ zijn ontvangen, uiterlijk op de vierde werkdag volgend op die, waarop de aangeslotene het desbetreffende keuringsformulier heeft ontvangen.

  • 3 Het bestuur beslist op het bezwaar binnen acht weken of na het inwinnen van advies binnen twaalf weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Het bestuur kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen; van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

    Indien bij de keuringsuitslag, waartegen bezwaar was gericht, een verbod tot aflevering van de desbetreffende partij boerenkaas is opgelegd, kan de directeur dit verbod op verzoek van de aangeslotene opheffen, al dan niet onder het stellen van voorwaarden en beperkingen. In voorkomend geval zendt hij daarvan schriftelijk bericht aan de aangeslotene.

Het inwinnen van advies

Artikel 16

  • 1 Het bestuur kan, alvorens een beslissing op het bezwaarschrift te nemen, advies inwinnen bij het RIKILT of een ander orgaan met specifieke deskundigheid met betrekking tot de aard van het bezwaar.

  • 2 Het advies wordt schriftelijk uitgebracht en bevat – indien de partijen zijn gehoord – een verslag van het horen.

  • 3 Indien de beslissing op het bezwaarschrift afwijkt van het ingewonnen advies, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.

Het

bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

.

Bijlage 1

Methoden van monsterneming en onderzoek

Indien in het navolgende wordt verwezen naar elders gepubliceerde methoden van monsterneming en onderzoek is de versie waarnaar hier wordt verwezen van toepassing, tenzij anders is bepaald.

In het geval van grensreacties is bij de desbetreffende methode aangegeven het aantal malen (n) dat een in de eis vermelde hoeveelheid analysemonster moet worden onderzocht en het maximum aantal malen dat een positief resultaat wordt toegelaten (a).

A. Geheel of gedeeltelijk ontroomde melk, room en kaasmelk

1. Monsterneming: volgens de methoden beschreven in annex 1

2. Voorbehandeling voor fysisch en chemisch onderzoek: volgens NEN 3742: 1994

3. Bepaling van de zuurtegraad: volgens NEN 913: 1963, met dien verstande dat het resultaat wordt uitgedrukt in mmol NaOH per liter. In geval van room wordt de werkwijze toegepast zoals voor melk is beschreven in NEN 913: 1963, met dien verstande dat:

  • 10 g room tot op 10 mg wordt gewogen en met 10 ml koolzuurvrij demiwater wordt gemengd;

  • voor de standaardkleur aan de blanco 1 ml van de standaard kleurstofoplossing wordt toegevoegd;

  • aan de te titreren vloeistof 1 ml indikatoroplossing wordt toegevoegd;

  • het resultaat uitgedrukt in mmol NaOH per 100 g vetvrije waar, wordt berekend door vermenigvuldiging van de uitkomst met 100/(100 – F), waarin F het vetgehalte in % (m/m) is. Om het resultaat uit te drukken in de vetvrije waar wordt het vetgehalte in melk bepaald volgens IDF 1D:1996 en in room volgens IDF 16C: 1987.

4. Bepaling van het lactaatgehalte: volgens de methode beschreven in annex 2. Monsters met een lactaatgehalte hoger dan 80 mg per 100 g vetvrije droge stof worden onderzocht volgens IDF 69B: 1987, met dien verstande dat 10 g monster wordt ingewogen. Om het resultaat uit te drukken in vetvrije droge stof wordt het vetgehalte in melk bepaald volgens IDF 1D: 1996, en het drogestofgehalte volgens de methode vermeld onder A.8.

B. Kaaskorstbehandelingsmiddelen

1. Monsterneming: volgens de methode beschreven in annex 6.

C. Kaas

1. Monsterneming: volgens de methode beschreven in annex 14.

2. Voorbehandeling voor fysisch en chemisch onderzoek: volgens NEN 3752: 1979.

3. Bepaling van het vochtgehalte;

referentiemethode: volgens NEN 3754: 1981;

routinemethode: volgens ontwerp-NEN 3755: 1997, toepasbaar op kaas die niet ouder is dan vier weken.

4. Bepaling van het vetgehalte:

referentiemethode: volgens NEN 3757: 1979;

routinemethode: volgens NEN 3758: 1980, toepasbaar op kaas die niet ouder is dan een half jaar.

5. Bepaling van het nitraat- en nitrietgehalte: volgens IDF 189-2:2001.

6. Bepaling van de fosfatase-activiteit in kaas: volgens NEN 3774: 1978.

7. Bepaling van de pH van kaas: volgens NEN 3775: 1979.

8. Bepaling van het natriumgehalte in kaas die niet meer dan 1 g natrium per kg bevat: volgens NEN 3771: 1979

9. Bepaling van het natamycinegehalte in kaas(korst): volgens IDF 140A: 1992.

10. Aantonen bijmenging koemelk in geiten- of schapenkaas: volgens de methode beschreven in Verordening (EG) Nr. 1081/96 van de Commissie van 14 juni 1996.

11. Organoleptische keuring: volgens de methode beschreven in annex 19.

12. Bepaling van het aantal lactobacillen: volgens NEN 6815: 2001.

13. Bepaling van het aantal coli-achtige micro-organismen: volgens ISO 4832:2006

14. Bepaling van het aantal Escherichia coli: volgens IDF 170B: 1998.

15. Bepaling van het aantal Staphylococcus aureus: volgens ISO 6888.

16. Onderzoek naar afwezigheid van Listeria ssp. in 1 of 25 g volgens screeningmethode COKZ-A 348 en bevestiging van aanwezigheid van Listeria monocytogenes volgens ISO 11290-1 (1996), met dien verstande:

  • dat kaasschmier wordt onderzocht zoals voor kaas in de methode is beschreven;

  • dat watermonsters worden onderzocht zoals voor melk in de methode is beschreven;

  • dat kruiden worden onderzocht na bereiding van een suspensie, waarbij aan het monster een negenvoudige hoeveelheid van het tot ca. 37 °C opgewarmde ophopingsmedium wordt toegevoegd waarna het monster 3 min wordt gesuspendeerd met een suspendeertoestel;

  • dat swaps worden onderzocht nadat de inhoud van het swapbuisje inclusief de swap is toegevoegd aan ca. 45 ml van het tot ca. 37 °C opgewarmde ophopingsmedium;

  • dat veegdoekjes worden onderzocht nadat 225 ml van het tot ca. 37 °C opgewarmde ophopingsmedium aan het veegdoekje is toegevoegd.

17. Onderzoek naar afwezigheid van Salmonella in 5 x 25 g: volgens screeningmethode COKZ–A 349 en bevestiging van aanwezigheid van Salmonella volgens IDF 93B: 1995.

Naar boven