Regeling overleg exceptioneel transport

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 03-07-2008 t/m heden

Regeling van 9 november 2005, Hoofddirectie Juridische Zaken, nr. HDJZ/AWW/2005-2157, houdende regels over de partijen waarmee en de wijze waarop de Dienst Wegverkeer periodiek overleg voert met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 149a en 149b van de Wegenverkeerswet 1994 (Regeling overleg exceptioneel transport)

Artikel 1

  • 2 Naast het overleg, bedoeld in het eerste lid, overlegt het Overleg exceptionele transporten minimaal twee maal per jaar over de uitvoering van de artikelen 149a en 149b van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot samenstellen, met een laadlengte van tenminste 18 meter of een vergelijkbare laadlengte indien de voertuigen zijn ingericht voor het vervoer van afneembare laadstructuren, bestaande uit ten hoogste drie voertuigen en ingericht voor het vervoer van goederen waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 25,25 meter en de totale massa niet meer dan 60 ton.

  • 3 Het secretariaat wordt vervuld door de Dienst Wegverkeer.

  • 4 Het overleg komt voorts bijeen indien daartoe door ten minste 5 leden wordt verzocht.

Artikel 2

  • 1 Als wegbeheerders of representatieve organisaties als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten worden aangewezen:

    • a. voor wegen onder het beheer van het Rijk, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, voor deze, het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat;

    • b. voor wegen onder het beheer van de provincies, het Interprovinciaal Overleg;

    • c. voor wegen onder het beheer van waterschappen, de Unie van Waterschappen;

    • d. voor overige wegen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

  • 4 Ten behoeve van een overleg als bedoeld in artikel 1, tweede lid, wordt voorts de representatieve overkoepelende organisaties van de volgende nationale belangen de gelegenheid geboden als agendalid alle stukken te ontvangen en zich, indien voor hen relevante onderwerpen aan de orde zijn, voor dat onderwerp bij de vergadering te voegen:

    • a. ten hoogste twee vertegenwoordigers van het belang verkeersveiligheid;

    • b. ten hoogste twee vertegenwoordigers van het belang andere transportmodaliteiten.

  • 5 De in het eerste tot en met het vierde lid aangewezen organisaties wijzen ten behoeve van het overleg een vertegenwoordiger aan. Daarbij kan worden voorzien in de aanwijzing van één of meer plaatsvervangers.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling overleg exceptioneel transport.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven