Regeling representatiekostenvergoeding OCW 2005

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 20-04-2006 t/m 29-02-2008

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 oktober 2005, nr. HRM/2005/44242, houdende vaststelling van departementale regels met betrekking tot het vergoeden van representatiekosten (Regeling representatiekostenvergoeding OCW 2005)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, tweede lid, van het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel (Stb. 527, 1993);

Gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. ambtenaar:

    • degene wiens functie is opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage,

    • degene die door een directeur of hoofd van een diensteenheid vanwege de noodzakelijke (externe) contacten een persoonsgebonden representatiekostenvergoeding krijgt toegewezen, onder voorbehoud van goedkeuring door de secretaris-generaal;

  • b. bevoegd gezag:

    • de secretaris-generaal voor zover het betreft de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal, de voorzitter van de Onderwijsraad, de inspecteur-generaal van het onderwijs en degenen die vallen onder de centrale personeelsvoorziening;

    • de directeuren-generaal voor zover het betreft de directeuren en hoofden van diensteenheden die tot hun portefeuille behoren;

    • de directeuren en hoofden van diensteenheden voor zover het betreft hun medewerkers;

  • c. representatiekosten:

    • de kosten welke voortvloeien uit de eisen die de uitoefening van de functie stelt ten aanzien het onderhouden van externe contacten en die niet declarabel zijn.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Aan de ambtenaar wordt maandelijks een vaste representatiekostenvergoeding toegekend.

  • 2 De hoogte van de representatiekostenvergoeding is afhankelijk van de functie die wordt bekleed en is vastgelegd in de bij dit besluit behorende bijlage.

  • 3 De ambtenaar ontvangt de representatiekostenvergoeding voor zolang hij de functie bekleedt uit hoofde waarvan hij de vergoeding ontvangt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De ambtenaar kan de volgende kosten niet declareren:

  • kosten in verband met aanschaf van kleding en schoeisel;

  • kosten in verband met aanpassing en inrichting van de eigen woning;

  • kosten in verband met persoonlijke verzorging;

  • kosten in verband met ontvangsten van bescheiden omvang in de eigen woning;

  • fooien;

  • het aanbieden van een drankje en rookwaar aan een zakenrelatie tijdens een bespreking, anders dan tijdens een lunch of diner;

  • het aanbieden van attenties of geschenken ter zake van recepties, jubilea en dergelijke aan medewerkers, collega’s of zakenrelaties;

  • vakliteratuur, abonnementen en kantoorbenodigdheden, voor zover deze niet rechtstreeks door de werkgever worden betaald;

  • contributies vakvereniging, niet zijnde een beroepsvereniging.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De maandelijks toe te kennen representatiekostenvergoeding wordt gebruteerd waarna loonheffing wordt ingehouden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De ambtenaar die bij datum ingang van dit besluit uit hoofde van een vroegere functie een persoonsgebonden representatiekostenvergoeding ontvangt, behoudt deze tot aan de datum waarop het bevoegd gezag een nadere beslissing neemt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het ‘Besluit representatiekostenvergoeding OCenW 2002’ wordt ingetrokken.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2005.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling representatiekostenvergoeding OCW 2005.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 oktober 2005

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het maximum aan representatietoelage toe te kennen bedrag wordt periodiek door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld.

Binnen OCW wordt hierbij de volgende onderverdeling aangebracht. De bedragen zijn gerangschikt in een aantal categorieën.

Categorie

I

€ 191,19 per maand

Categorie

II

€ 128,19 per maand

Categorie

III

€ 88,15 per maand

Lijst van functies die binnen het Ministerie van OCW in aanmerking komen voor een representatietoelage

Functie

Categorie

Netto bedrag

Per maand in €

Plaatsvervangend secretaris-generaal

I

191,19

Hoofddirecteur CFI

I

191,19

Directeur Voorlichting

I

191,19

Plaatsvervangend directeur Voorlichting

I

191,19

Directeuren van een ondersteunende directie (anders dan Voorlichting), beleidsdirectie of programmadirectie

II

128,19

Directeuren CFI

II

128,19

Hoofdinspecteur Inspectie van het Onderwijs

II

128,19

Directeur Bedrijfsvoering Inspectie van het Onderwijs

II

128,19

Algemeen secretaris Onderwijsraad

II

128,19

Algemeen secretaris Raad voor Cultuur

II

128,19

Secretaris Adviesraad voor Wetenschap- enTechnologiebeleid

II

128,19

Algemeen Rijksarchivaris

II

128,19

Directeur Erfgoedinspectie

II

128,19

Naar boven