Motorrijtuigenbelasting, bijzonder tarief en vrijstelling, combinatie trekker/oplegger

[Regeling vervallen per 15-07-2007.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 09-11-2005 t/m 14-07-2007

Motorrijtuigenbelasting, bijzonder tarief en vrijstelling, combinatie trekker/oplegger

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

[Regeling vervallen per 15-07-2007]

Op grond van de artikelen 30 en 72 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MB ’94) kan voor een motorrijtuig bijzonder tarief of vrijstelling motorrijtuigenbelasting worden verleend. Onder motorrijtuig wordt verstaan een personenauto, bestelauto, motorrijwiel en/of vrachtauto.

Aan mij is de vraag voorgelegd of het bijzondere tarief of vrijstelling ook bij vrachtautocombinaties bestaande uit een trekker en een oplegger kan worden toegepast.

Tariefstructuur voor vrachtauto’s

[Regeling vervallen per 15-07-2007]

Met ingang van 1 juli 1997 is de tariefstructuur van de motorrijtuigenbelasting voor vrachtauto’s herzien met het oog op de richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (Pb. EG L 279), daarna vervangen door richtlijn 99/62/EG van 17 juni 1999, betreffende de toepassing door de Lid-Staten van de belastingen op sommige voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten. In dat kader is ook het heffingsstelsel van de motorrijtuigenbelasting voor vrachtauto’s herzien.

Met ingang van 1 juli 1997 is het belastbare feit het houden van een vrachtauto en wordt de verschuldigde motorrijtuigenbelasting voor vrachtauto’s berekend over de toegestane maximum massa van de vrachtauto. Voor vrachtauto’s met een koppelinrichting voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger, wordt de verschuldigde motorrijtuigenbelasting berekend over de toegestane maximum massa van de vrachtauto en de hoogste toegestane maximum massa van de aanhangwagen of oplegger die aan de vrachtauto kan worden gekoppeld.

Als gevolg van de wijzigingen in de tariefstructuur voor vrachtauto’s wordt een oplegger of aanhangwagen dus niet meer afzonderlijk in de heffing betrokken en is het niet mogelijk om alleen voor de oplegger of aanhangwagen een bijzonder tarief of vrijstelling toe te passen zoals voor 1 juli 1997 het geval was.

Goedkeuring

[Regeling vervallen per 15-07-2007]

Voor de toepassing van een bijzonder tarief of vrijstelling moet het motorrijtuig voor specifieke doeleinden worden gebruikt of een specifieke inrichting hebben. Een trekker zal hier in het algemeen niet aan voldoen. Dit zou betekenen dat vrachtautocombinaties bestaande uit een trekker met een specifieke oplegger niet voor een bijzonder tarief of vrijstelling in aanmerking kunnen komen.

Uit de toelichting op de wetswijziging van 1 juli 1997 valt af te leiden dat er voor de toepassing van de vrijstelling en bijzondere tarieven geen materiële wijziging is beoogd. Gelet hierop keur ik onder de hierna genoemde voorwaarden goed dat voor de toepassing van het bijzondere tarief van artikel 30 Wet MB’94 en de vrijstelling van artikel 72 Wet MB’94 onder het begrip motorrijtuig, mede de combinatie van een trekker met een specifieke oplegger wordt beschouwd. Daarbij wordt nadrukkelijk gesteld dat deze goedkeuring niet geldt voor vrachtauto’s met een (willekeurige) aanhangwagen.

Voorwaarden

[Regeling vervallen per 15-07-2007]

  • De combinatie van de trekker en oplegger(s) moet voldoen aan de voor het bijzonder tarief of de vrijstelling gestelde voorwaarden en beperkingen.

  • In het verzoek om toepassing van het bijzonder tarief of vrijstelling moeten de kentekens van de trekker met de bijbehorende oplegger(s) worden vermeld.

  • De houder verklaart dat de trekker uitsluitend wordt gebruikt voor het voortbewegen van de in het verzoek vermelde oplegger(s). Het is toegestaan dat de trekker zonder oplegger wordt gebruikt om een oplegger op te halen.

  • Het bijzonder tarief of de vrijstelling geldt alleen voor de in de beschikking geduide combinatie van trekker en oplegger(s).

  • De trekker mag niet worden gekoppeld aan andersoortige opleggers.

  • De trekker en de oplegger hebben dezelfde houder, hetgeen blijkt uit een gelijke tenaamstelling van de beide kentekenbewijzen. Artikel 8 Wet MB’94 (afwijkend houderschap) kan hierbij van toepassing zijn.

Naar boven