Transparantie samenwerkingsverbanden in het BTW-compensatiefonds

[Regeling vervallen per 26-06-2009.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 15-06-2005 t/m 25-06-2009

Transparantie samenwerkingsverbanden in het BTW-compensatiefonds

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Op 1 januari 2003 is de Wet op het BTW-compensatiefonds (Stb. 2002/399; hierna: Wet BCF) in werking getreden. Op grond van deze wet ontvangen gemeenten, provincies en regionale openbare lichamen als zijn bedoeld in artikel 1, onder d, van de Kaderwet bestuur in verandering (hierna: bijdragegerechtigde lichamen), een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds ter financiering van de aan hen, anders dan als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB), in rekening gebrachte omzetbelasting.

Bijdragegerechtigde lichamen gaan echter ook regelmatig samenwerkingsverbanden aan waarin zij de uitvoering van hun taken onderbrengen. Daarnaast wordt de uitvoering van taken ook wel neergelegd in (privaatrechtelijke) lichamen die volledig worden beheerst door één bijdragegerechtigd lichaam (zie hierna § 2.1, onderdeel c).

Indien een samenwerkingsverband van (onder meer) bijdragegerechtigde lichamen, voor al haar prestaties kwalificeert als een voor de heffing van omzetbelasting belaste ondernemer, werkt het BTW-compensatiefonds optimaal. In dat geval immers heeft het samenwerkingsverband volledig recht op aftrek van de omzetbelasting die aan haar in rekening wordt gebracht, terwijl de omzetbelasting die het samenwerkingsverband aan de bijdragegerechtigde deelnemers berekent (in beginsel) voor compensatie in aanmerking komt. In zoverre bestaat er dus geen verschil met de situatie waarin bijdragegerechtigde lichamen deze taken zélf uitvoeren.

Niet alle (bestaande dan wel nieuw op te richten) samenwerkingsverbanden zullen echter feitelijk in de heffing van omzetbelasting worden betrokken. Een deel hiervan zal weliswaar kwalificeren als ondernemer in de zin van de Wet OB, maar onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB vallen. Daarnaast zullen er samenwerkingsverbanden zijn die (voor het geheel of een gedeelte van hun activiteiten) niet zijn aan te merken als ondernemer in de zin van de Wet OB. Dit heeft tot gevolg dat (impliciet) omzetbelasting begrepen blijft in de kosten die het samenwerkingsverband aan de deelnemer(s) doorberekent. In dat geval verkeren bijdragegerechtigde deelnemer(s) in een nadeliger positie dan wanneer zij de desbetreffende activiteiten zelf zouden uitvoeren . Het gevolg zou tevens kunnen zijn dat bijdragegerechtigden zich genoodzaakt zien om de desbetreffende activiteiten (weer) zelf te gaan uitvoeren.

Ik heb hierin aanleiding gevonden goed te keuren, dat de aan deze samenwerkingsverbanden in rekening gebrachte, niet voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting, onder de in dit besluit gestelde voorwaarden, naar de bijdragegerechtigde deelnemers wordt doorgeschoven (hierna ook wel: de transparantiemethode). De deelnemers kunnen de doorgeschoven omzetbelasting vervolgens voor de toepassing van de Wet BCF beschouwen als ware deze rechtstreeks aan hen in rekening gebracht waardoor compensatie van deze omzetbelasting mogelijk wordt.

Hierna wordt in onderdeel 2 omschreven welke entiteiten de transparantiemethode kunnen toepassen en welke omzetbelasting kan worden doorgeschoven. Vervolgens wordt in onderdeel 3 ingegaan op de (praktische) uitwerking. In onderdeel 4 worden tenslotte een aantal administratieve en formele voorwaarden gesteld.

2. Reikwijdte van de transparantiemethode

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

2.1. Wie kunnen het toepassen?

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Toepassing van de ‘transparantiemethode’ is alleen mogelijk voor:

  • a. Als zelfstandige groepering functionerende samenwerkingsverbanden van publiekrechtelijke lichamen voorzover deze samenwerkingsverbanden niet als ondernemer in de zin van de Wet OB kwalificeren en waarvan de activiteiten in een voorkomend geval door (één of meer) deelnemende bijdragegerechtigde lichamen, niet worden gebezigd in het kader van hun onderneming.

  • b. Samenwerkingsverbanden, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB, van publiekrechtelijke lichamen voorzover de samenwerkingsverbanden diensten verrichten aan hun deelnemers die door dezen worden afgenomen anders dan in hun kwaliteit als ondernemer.

  • c. Rechtspersonen voorzover deze niet als ondernemer in de zin van de Wet OB zijn aan te merken waarvan:

  • uitsluitend één bijdragegerechtigd lichaam onmiddellijk aandeelhouder, deelnemer of lid is; of

  • de bestuurders uitsluitend door één bijdragegerechtigd lichaam onmiddellijk worden benoemd en ontslagen; en

  • waarvan, in beide gevallen, het vermogen bij liquidatie uitsluitend ter beschikking van het bijdragegerechtigde lichaam komt.

2.1.1. Gedeeltelijke toepassing

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Uit het gebruik van het woord ‘voorzover’ in § 2.1, onderdelen a, b en c, hiervóór volgt dat toepassing van de transparantiemethode voor een deel van de activiteiten mogelijk is, bijvoorbeeld indien het samenwerkingsverband daarnaast ook als ondernemer met omzetbelasting belaste prestaties verricht aan de deelnemers en/of derden.

Indien voor toepassing van de transparantiemethode wordt gekozen geldt dat voor alle deelnemers in het samenwerkingsverband een uniforme handelwijze moet worden toegepast. Dit leidt ertoe dat, naar hun aard, dezelfde activiteiten niet zodanig mogen worden vormgegeven dat deze voor een deel van de deelnemers in de omzetbelastingheffing worden betrokken en voor een ander deel van de deelnemers in de transparantiemethode.

2.1.2. Deelname door niet-bijdragegerechtigde publiekrechtelijke lichamen

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

De omstandigheid dat in een samenwerkingsverband ook wordt deelgenomen door andere publiekrechtelijke lichamen dan bijdragegerechtigden, staat aan toepassing van de transparantiemethode ten aanzien van de bijdragegerechtigden niet in de weg. Er bestaat geen bezwaar tegen om onder ‘publiekrechtelijke lichamen’ in dit verband tevens te begrijpen lichamen als bedoeld in § 2.1, letter c, en samenwerkingsverbanden die op zichzelf beschouwd gebruik zouden kunnen maken van de in dit besluit opgenomen regeling.

Met betrekking tot dit laatste valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat een aantal (kleinere) gemeenten een samenwerkingsverband aangaan voor het ophalen van huisvuil. Indien dit samenwerkingsverband op haar beurt deelnemer wordt in een ander samenwerkingsverband voor het ophalen van huisvuil kunnen, andere voorwaarden daargelaten, beide samenwerkingsverbanden in beginsel de transparantiemethode toepassen.

2.1.3. Deelname door niet-publiekrechtelijke lichamen

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Indien echter ook (één of meer) anderen dan de in § 2.1.2. bedoelde lichamen deelnemen in het samenwerkingsverband, is de transparantiemethode niet van toepassing. Evenmin is toepassing van de transparantiemethode mogelijk door al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen (BV, stichting, vof enz.) die zijn opgericht door een samenwerkingsverband .

2.2. Welke omzetbelasting kan worden doorgeschoven?

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Doorgeschoven kan worden de omzetbelasting

  • 1. die vanaf 1 januari 2003, in overeenstemming met artikel 35 van de Wet OB aan het samenwerkingsverband in rekening wordt gebracht en

  • 2. die drukt op activiteiten ten behoeve van de uitvoering van taken die daarin zijn ondergebracht door de deelnemers en

  • 3. waarvoor het recht op bijdrage overigens niet is uitgesloten (zoals in artikel 4 of artikel 13 van de Wet op het BTW-compensatiefonds)

Opgemerkt wordt dat het in punt 3 gaat om de beoordeling van de activiteiten als zodanig die door het samenwerkingsverband worden verricht.

Voorbeeld:

Een samenwerkingsverband stelt om niet een pand ter beschikking aan één of meerdere deelnemers. De (eventuele) BTW die hierop ziet kan in dat geval niet worden doorgeschoven. Het recht op bijdrage wordt immers ingevolge artikel 4 aanhef, eerste lid, onderdeel c, uitgesloten omdat de ter beschikking stelling van het pand gelijkgesteld wordt aan een vrijgestelde prestatie. Dit wordt niet anders indien de deelnemer het pand geheel of gedeeltelijk voor activiteiten bezigt waarvoor recht op een bijdrage bestaat.

Niet kan worden doorgeschoven de omzetbelasting die betrekking heeft op de uitvoering van de (eventuele) eigen, rechtstreeks via wetgeving aan het samenwerkingsverband opgelegde taken.

Voorstelbaar is dat het samenwerkingsverband niet in staat is om zelfstandig vast te stellen of een bepaald bedrag aan omzetbelasting bij de deelnemers compensabel is. In dat geval kan doorschuiven eerst plaatsvinden als de desbetreffende deelnemer(s) het samenwerkingsverband hierover schriftelijk heeft (hebben) geïnformeerd.

3. Uitvoering

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

3.1. Verdeling over de deelnemers

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

De verdeling van de door te schuiven omzetbelasting over de deelnemers moet overeenstemmen met het gebruik dat de deelnemers maken van de activiteiten van het samenwerkingsverband of, indien daarvan niet kan worden gesproken, (feitelijk) aan hen is toe te rekenen (hierna samengevat als werkelijk gebruik). Uit praktische overwegingen kan ik mij ermee verenigen dat splitsing in beginsel plaatsvindt naar rato van de financiële bijdragen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband . Het gaat hierbij uitsluitend om de financiële bijdragen die dienen ter dekking van de kosten van de activiteiten als bedoeld in § 2.2.

Indien echter blijkt dat een toedeling naar rato van de financiële bijdragen niet overeenstemt met het hiervoor bedoelde werkelijke gebruik wordt de toedeling voor die deelnemer(s) berekend overeenkomstig het werkelijke gebruik. Toepassing van het werkelijke gebruik ten aanzien van één of meer deelnemer(s) hoeft er niet toe te leiden dat voor alle deelnemers een dergelijke methodiek wordt gehanteerd. Er bestaat geen bezwaar tegen dat de resterende omzetbelasting alsnog naar verhouding van de financiële bijdragen wordt toegedeeld aan de overige deelnemers voorzover het bijdragegerechtigde lichamen betreft. Een toedeling op basis van het werkelijke gebruik blijft achterwege indien dit niet meer dan 10% verschilt van een toedeling naar rato van de financiële bijdragen.

3.2. Wanneer en op welke wijze vindt doorschuiven plaats?

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Het doorschuiven van omzetbelasting kan naar keuze per kwartaal of eenmaal per jaar plaatsvinden, doch uiterlijk in januari van het jaar volgend op dat waarin de omzetbelasting aan het samenwerkingsverband in rekening is gebracht. De deelnemers dienen de doorgeschoven omzetbelasting uiterlijk te verwerken in de laatste opgave van het jaar waarin de omzetbelasting aan het samenwerkingsverband in rekening is gebracht.

Doorschuiven vindt plaats door het toezenden van een afrekening door het samenwerkingsverband aan de deelnemers met daarin het totaalbedrag aan door te schuiven omzetbelasting en de vermelding welk deel daarvan voor rekening komt van de desbetreffende deelnemer. Deze afrekeningen worden beschouwd als bescheiden die behoren tot de administratie van zowel het samenwerkingsverband als de deelnemers. Opgemerkt wordt dat deze afrekeningen geen facturen zijn in de zin van de Wet OB.

3.3. Gemengd gebruik door het samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Een wijziging in het gebruik van goederen of diensten door het samenwerkingsverband kan tot gevolg hebben dat de artikelen 7 tot en met 9 van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds toepassing vinden. Dit kan zich voordoen als een samenwerkingsverband de desbetreffende goederen of diensten mede voor andere activiteiten gebruikt dan waarvoor de transparantiemethode van toepassing is. In die situatie vindt de herrekening of herziening plaats volgens eerdergenoemde artikelen alsof het samenwerkingsverband zelf een bijdragegerechtigd lichaam is. Hierbij zij opgemerkt dat dit, wat betreft de toepassing van de Wet BCF, uiteraard feitelijk gerealiseerd dient te worden bij de opgaven van de betrokken deelnemers (ook als deze inmiddels niet meer deelnemen in het samenwerkingsverband).

3.4. Afrekenen in geval van statuswijziging

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Het is mogelijk dat de omstandigheden bij een samenwerkingsverband ten aanzien van (een of meer) diensten waarvoor zij ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB, is aan te merken als een vrijgestelde ondernemer, zodanig wijzigen dat zij voor deze activiteit(en) alsnog kwalificeert als een aftrekgerechtigde ondernemer. In dat geval kan het samenwerkingsverband in beginsel, met betrekking tot de ná 31 december 2002 in rekening gebrachte omzetbelasting, de herrekenings-/ herzieningsbepalingen als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 14a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 toepassen. Er is dan sprake van een onevenwichtige situatie aangezien de omzetbelasting ook is doorgeschoven naar de deelnemers. In zoverre is de grondslag aan de transparantiemethode komen te ontvallen.

In een dergelijke situatie wordt daarom (in zoverre) toepassing van de in dit besluit gegeven goedkeuring alsnog uitgesloten en zijn de deelnemers de terzake als bijdrage teruggevraagde omzetbelasting (gedeeltelijk) weer verschuldigd. Voorzover relevant voor de berekening van het door de deelnemers terug te betalen bedrag, zijn de artikelen 7 tot en met 9 van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds van overeenkomstige toepassing. Hierbij worden de goederen of diensten geacht tot het einde van de daar bedoelde perioden te zijn gebruikt voor activiteiten waarvoor geen recht op bijdrage bestaat. De terugbetaling geschiedt in één keer bij de opgave over het laatste kwartaal van het kalenderjaar waarin het samenwerkingsverband een beroep kan doen op de herrekenings-/ herzieningsbepalingen van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968.

4. Administratieve en formeelrechtelijke verplichtingen

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

4.1. Verplichtingen samenwerkingsverbanden

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Op samenwerkingsverbanden die van de transparantiemethode gebruik maken is artikel 9, achtste lid, van de Wet BCF van overeenkomstige toepassing als ware zij zelf gerechtigd tot een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds. Het samenwerkingsverband is dus bijvoorbeeld gehouden om de omzetbelasting op duidelijke en voor de belastingdienst eenvoudig controleerbare wijze te administreren. Ook kan de inspecteur een boekenonderzoek instellen bij een samenwerkingsverband dat niet kwalificeert als ondernemer voor de Wet OB.

Een samenwerkingsverband dat van de in dit besluit gegeven regeling gebruik maakt, dient deze regeling toe te passen gedurende een periode van tenminste vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop de regeling is toegepast. Indien na verloop van vorenbedoelde termijn van vijf jaren het samenwerkingsverband afziet van verdere toepassing van de in dit besluit gegeven regeling, kan de regeling door dat samenwerkingsverband slechts opnieuw worden toegepast na verloop van vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop het samenwerkingsverband de regeling buiten toepassing heeft gelaten.

4.2. Verplichtingen deelnemers

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

Op de doorgeschoven omzetbelasting zijn de Wet BCF en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften van toepassing als ware deze omzetbelasting rechtstreeks aan de deelnemers in rekening gebracht.

De deelnemers zijn verantwoordelijk voor de door hen in te dienen opgaven, ook waar het betreft de daarin begrepen doorgeschoven omzetbelasting. Indien bijvoorbeeld blijkt dat voor een bedrag aan doorgeschoven BTW ten onrechte een bijdrage is gevraagd of verleend, is correctie mogelijk bij de desbetreffende deelnemer, ook als deze inmiddels niet meer deelneemt in het samenwerkingsverband.

Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de omzetbelasting die in het kader van de transparantiemethode wordt doorgeschoven naar de deelnemers niet behoort tot de optelpost als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds.

4.3. Vervallen schriftelijke mededeling inzake toepassing transparantieregeling

[Regeling vervallen per 26-06-2009]

In het besluit van 18 februari 2003, nr. CPP2003/303M bepaalt onderdeel 4.3 dat een samenwerkingsverband voor toepassing van de transparantiemethode schriftelijk mededeling moet doen vóór het moment waarop de omzetbelasting voor de eerste maal wordt doorgeschoven naar de deelnemers, doch uiterlijk vóór 31 december 2003 (of het einde van het jaar waarin het samenwerkingsverband wordt aangegaan). Waar het gaat om het tijdstip waarop gebruik kan worden gemaakt van de transparantiemethode biedt dit besluit, door het vervallen van de mededelingsvoorwaarden, ruimere toepassingsmogelijkheden dan het besluit van 18 februari 2003. Het ontmoet bij mij geen bezwaar dat een samenwerkingsverband, dat om reden van een te laat ingediende mededeling de transparantiemethode niet heeft kunnen toepassen, alsnog van deze methode gebruik maakt met ingang van het (boek)jaar waarin de niet tijdige mededeling is gedaan. Overigens hebben de wijzigingen in dit besluit geen terugwerkende kracht.

Het besluit van 18 februari 2003, nr. CPP2003/303M wordt met ingang van de publicatiedatum van het onderhavige besluit ingetrokken.

Naar boven