Negende wijzigingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-12-2004 t/m heden

Besluit van 17 november 2004, houdende wijziging van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement en het Binnenvaartpolitiereglement in verband met enkele technische aanpassingen, de verbetering van de systematiek, de presentatie en de redactie (Negende wijzigingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 juli 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-1538, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onder a, en derde lid, en 18 van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 9 september 2004, nr. W09.04.0322/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 november 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-2678, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

[Red: Wijzigt het bij het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement behorende Binnenvaartpolitiereglement.]

Artikel III

A

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling typegoedkeuring navigatielantaarns binnenvaart 1993, op artikel 4, eerste lid, van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement en op artikel 1.01, onderdeel C, 3° en 4°, van het Binnenvaartpolitiereglement.

B

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 op artikel 13, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer en op artikel 8.06, eerste en tweede lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.

C

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling radarinstallaties en bochtaanwijzers 1995 op artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement en op de artikelen 6 en 19 van het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen.

D

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 juli 1985, RRV 28332 (Stcrt. 1985, 148), op artikel 6.28b, eerste lid, onderdeel b, van het Binnenvaartpolitiereglement.

E

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust een op grond van artikel 4A.01, zesde, respectievelijk zevende lid, verleende ontheffing, op artikel 4.05, zesde, respectievelijk zevende lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.

F

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust een bestemming van een ligplaats als bedoeld in artikel 6.31, derde lid, op artikel 6.31, eerste lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.

G

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust een op grond van artikel 6.32, tweede lid, verleende ontheffing voor een niet-vrijvarende veerpont, op artikel 6.32, eerste lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel VI

Artikel III, de onderdelen A en C, van het Besluit van 27 augustus 2004, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (Stb. 437), treedt in werking direct na het tijdstip van inwerkingtreding van het Negende wijzigingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 november 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de dertigste november 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven