Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie

[Regeling vervallen per 01-01-2009.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 28-11-2008 t/m 31-12-2008

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 13 oktober 2004, nr. WJZ 4063722, houdende regels inzake het verstrekken van subsidies voor het bevorderen van kennisexploitatie en de ondersteuning van technostarters (Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. kennisinstelling: een instelling, als vermeld in bijlage 1 bij deze regeling;

  • c. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • d. onderneming: een entiteit die een economische activiteit verricht;

  • e. kennisexploitatieverband:

    • 1°. een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste één kennisinstelling en één onderneming die niet tot dezelfde groep behoren; of

    • 2°. een organisatie met rechtspersoonlijkheid waarin ten minste één kennisinstelling en één onderneming die niet tot dezelfde groep behoren, zijn verbonden;

  • f. technostarter:

    • 1°. een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft:

      • a. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie,

      • b. die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister van een Kamer van Koophandel en Fabrieken;

      • c. die voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10); of

    • 2°. een natuurlijke persoon die voorbereidingen treft voor de oprichting van een onderneming als bedoeld onder 1°;

  • g. kennisexploitatieproject: een planmatig en met elkaar samenhangend geheel van activiteiten met een looptijd van ten hoogste vier jaar, dat bijdraagt aan

    • 1°. de exploitatie van technologische kennis; of

    • 2°. de oprichting en de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostarters;

  • h. financiële faciliteit: een lening of een aanspraak op een andere dan een geldelijke prestatie tegen uitgestelde betaling, die wordt verstrekt onder voorwaarden die niet afwijken van hetgeen in de markt gebruikelijk is, met uitzondering van de rente.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan

    • a. een kennisexploitatieverband dat rechtspersoonlijkheid bezit en dat voor eigen rekening en risico een kennisexploitatieproject uitvoert, of

    • b. een deelnemer in een kennisexploitatieverband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit die tezamen met de andere deelnemers in het kennisexploitatieverband voor gezamenlijke rekening en risico een kennisexploitatieproject uitvoert.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten ten aanzien van

    • a. het beoordelen welke technologische kennis waarover de in het kennisexploitatieverband deelnemende kennisinstelling beschikt, geschikt is voor exploitatie, het zoeken naar geschikte personen en ondernemingen die deze kennis willen gaan exploiteren en het aan hen of aan anderen overdragen van deze kennis met het oog op de exploitatie daarvan;

    • b. Nederlandse octrooi-aanvragen op grond van de Rijksoctrooiwet 1995, gedaan door de kennisinstelling die deelneemt in het kennisexploitatieverband, en internationale octrooi-aanvragen van die kennisinstelling die betrekking hebben op de technische vindingen waarvoor de Nederlandse octrooi-aanvraag is gedaan en die worden ingediend op grond van het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Patent Cooperation Treaty (Trb. 1973, 20), voor zover sprake is van een toename van het aantal Nederlandse octrooi-aanvragen op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 dat jaarlijks door die kennisinstelling is ingediend ten opzichte van het jaarlijks gemiddelde aantal aanvragen van de kennisinstelling in de vijf jaren voorafgaand aan de subsidie-aanvraag;

    • c. het inventariseren van test- en onderzoeksapparatuur die door technostarters kan worden gebruikt en het adviseren van technostarters over die apparatuur, voor zover deze activiteiten gecoördineerd plaatsvinden;

    • d. het leggen en onderhouden van contacten met personen die technostarters bij de oprichting en de opbouw van hun onderneming willen begeleiden en het adviseren van technostarters over die begeleiding, voor zover deze activiteiten gecoördineerd plaatsvinden; en

    • e. het verstrekken van financiële faciliteiten aan technostarters als bedoeld in artikel 1, onder f, 2°, ten behoeve van de oprichting van hun onderneming of de voorbereiding daarop.

  • 3 De subsidie wordt slechts verstrekt indien

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, deel uitmaken van een grondige en structurele aanpak ter bevordering van de exploitatie van technologische kennis en de oprichting en de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostarters;

    • b. bij de overdracht van kennis, al dan niet door de overdracht van een octrooi of de verlening van een licentie voor een octrooi, een prijs wordt bedongen waarin tevens de kosten zijn verdisconteerd die door de subsidieverlening zijn gedekt.

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a. voor zover de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, onder a, c en d, reeds worden verricht ten tijde van de indiening van de aanvraag ter zake van het project;

    • b. voor zover voor het kennisexploitatieproject reeds door de minister subsidie is verstrekt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie bedraagt 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 2.500.000.

  • 2 In afwijking van het in het eerste lid genoemde percentage bedraagt de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b,

    • a. 70 procent van de projectkosten maar niet meer dan € 17.500 per octrooi-aanvraag indien de octrooi-aanvraag of het desbetreffende octrooi binnen 30 maanden na de indiening van de Nederlandse octrooi-aanvraag op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 is overgedragen aan de onderneming van een technostarter of indien voor de octrooi-aanvraag of het desbetreffende octrooi binnen deze periode een licentie is verleend aan de onderneming van een technostarter;

    • b. 50 procent van de projectkosten maar niet meer dan € 12.500 per octrooi-aanvraag indien de octrooi-aanvraag of het desbetreffende octrooi binnen 30 maanden na de indiening van de Nederlandse octrooi-aanvraag op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 is overgedragen aan een andere onderneming dan die van een technostarter of indien voor de octrooi-aanvraag of het desbetreffende octrooi binnen deze periode een licentie is verleend aan een andere onderneming dan die van een technostarter; en

    • c. 30 procent van de projectkosten maar niet meer dan € 7.500 per octrooi-aanvraag in andere gevallen.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid bedraagt de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, niet meer dan een bedrag dat wordt berekend door vermenigvuldiging van het aantal technostarters aan wie financiële faciliteiten wordt verstrekt met een bedrag van € 50.000.

  • 4 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies, uitgedrukt in een percentage van de projectkosten, niet meer bedraagt dan het ingevolge het eerste lid of het tweede lid geldende percentage.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het kennisexploitatieproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag om subsidieverlening en voor de aanvraag om subsidievaststelling door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

      • 1°. ten aanzien van de coördinatie van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid:

        de loonkosten van het kennisexploitatieverband;

      • 2°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a:

        de loonkosten van de kennisinstelling en de door de kennisinstelling aan anderen verschuldigde kosten, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfkosten;

      • 3°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b:

        de loonkosten van de kennisinstelling, de door de kennisinstelling aan anderen verschuldigde kosten, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfkosten, en kosten die zijn verschuldigd voor de behandeling van de octrooi-aanvraag;

      • 4°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c en d:

        de loonkosten van degene die door het kennisexploitatieverband is belast met de uitvoering;

      • 5°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e:

        de totale waarde van de verstrekte financiële faciliteiten, met dien verstande dat

        • a. de middelen die het kennisexploitatieverband beschikbaar stelt voor het verstrekken van financiële faciliteiten tezamen voor ten hoogste 50 procent bestaan uit aanspraken op een andere dan een geldelijke prestatie tegen uitgestelde betaling, en

        • b. de waarde van deze aanspraken wordt bepaald op basis van prijzen die niet afwijken van hetgeen in de markt gebruikelijk is;

    • b. een opslag voor algemene kosten, groot 50 procent van de in de onder a bedoelde loonkosten.

  • 2 De loonkosten, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald op basis van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom ‘loon voor de loonbelasting’ van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1400 productieve uren per jaar.

  • 3 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Er is een Adviescommissie kennisexploitatie die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van dit besluit.

  • 2 De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 3 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste zes andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein van de exploitatie van technologische kennis en technostarters en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij de rijksoverheid.

  • 4 De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd. Zij zijn opnieuw benoembaar voor een termijn van ten hoogste drie jaar.

  • 5 De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 6 Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

  • 7 De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 8 In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.

  • 9 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 10 De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 11 De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Op verzoek van de minister, maar ten minste na twee en na vijf jaar stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Ieder begrotingsjaar wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies op grond van deze regeling.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan en een begroting voor het project alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een kennisexploitatieverband zonder rechtspersoonlijkheid, gaat de aanvraag vergezeld van de overeenkomst waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het kennisexploitatieverband is geregeld, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde bij deze regeling;

  • b. hij de projectkosten raamt op minder dan € 500.000;

  • c. gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het kennisexploitatieproject niet kunnen financieren.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 9 afwijzend is beslist, het advies in van de Adviescommissie kennisexploitatie.

  • 2 De minister beslist, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, afwijzend op een aanvraag of op een onderdeel van een aanvraag indien hij van oordeel is dat:

    • a. niet aannemelijk is dat het kennisexploitatieproject binnen vier jaren kan worden voltooid;

    • b. niet aannemelijk is dat het kennisexploitatieproject, al dan niet in combinatie met andere activiteiten en voorzieningen, voorziet in een aanbod van alle activiteiten als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • c. aannempelijk is dat bij de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, en bij de overdracht van octrooi-aanvragen of octrooien of bij de verlening van licenties op octrooi-aanvragen of octrooien naar aanleiding van de in artikel 2, tweede lid, onder b, bedoelde activiteiten, zodanige voorwaarden worden gesteld dat derden niet of slechts zeer beperkt in staat worden gesteld kennis te verwerven;

    • d. het kennisexploitatieproject onvoldoende rekening houdt met de categorie van technostarters die niet afkomstig zijn van de kennisinstelling die deel uitmaakt van het kennisexploitatieverband;

    • e. onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het kennisexploitatieproject;

    • f. onvoldoende aannemelijk is dat ten minste één kennisinstelling en één onderneming direct betrokken is bij de uitvoering van het kennisexploitatieproject;

    • g. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het kennisexploitatieproject naar behoren uit te voeren;

    • h. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, na afloop van het kennisexploitatieproject op structurele basis worden voortgezet.

  • 3 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

§ 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 2 De in artikel 15 opgenomen verplichtingen en, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de in de artikel 13 opgenomen verplichtingen gelden totdat tien jaren zijn verstreken na de dag waarop de subsidie is vastgesteld voor zover het de verstrekking van financiële faciliteiten aan technostarters betreft.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid gelden de in de artikel 16 opgenomen verplichtingen totdat tien jaren zijn verstreken na de dag waarop de subsidie is vastgesteld indien het de verstrekking van financiële faciliteiten aan technostarters betreft.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Het kennisexploitatieproject wordt uitgevoerd overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en wordt uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip voltooid, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het kennisexploitatieproject.

  • 2 Het kennisexploitatieproject wordt in Nederland uitgevoerd, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 3 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger draagt ervoor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens over alle projectkosten en de over de verstrekte financiële faciliteiten ontvangen aflossingen en afbetalingen kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 onderscheiden kostensoorten en overeenkomstig de in artikel 2, tweede lid, onderscheiden activiteiten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door de subsidie-ontvanger ten minste maandelijks vastgestelde, urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

  • 2 De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger brengt steeds na afloop van een periode van twaalf maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het kennisexploitatieproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten, en omtrent het aanbod van activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2 Ten aanzien van de projectresultaten en de kennis die door het project is verkregen, verleent de subsidie-ontvanger medewerking aan de verdere verspreiding door de minister of door een door de minister aangewezen derde.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger draagt ervoor zorg dat, behoudens schriftelijke ontheffing van de minister, aflossingen en afbetalingen die worden ontvangen over verstrekte financiële faciliteiten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, worden besteed voor het verstrekken van nieuwe financiële faciliteiten aan technostarters als bedoeld in artikel 1, onder e, 2°.

  • 2 De subsidie-ontvanger brengt steeds na afloop van een periode van twaalf maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de ontvangen aflossingen en afbetalingen en de nieuw verstrekte financiële faciliteiten.

  • 3 Indien een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, wordt verleend, wordt daaraan het voorschrift verbonden dat de subsidie-ontvanger naar rato van het aandeel van de subsidie in de financiële faciliteit een gedeelte van de aflossingen onderscheidenlijk afbetalingen van de financiële faciliteiten aan de minister restitueert.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger zal, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister, niet:

    • a. indien hij een kennisexploitatieverband met rechtspersoonlijkheid is, de rechtspersoon ontbinden of geheel of gedeeltelijk vervreemden;

    • b. indien hij deelnemer is in een kennisexploitatieverband zonder rechtspersoonlijkheid meewerken aan de ontbinding ervan of aan het uittreden van een of meer deelnemers ervan.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

§ 4. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kan op aanvraag van de subsidie-ontvanger door de minister ieder jaar één maal een voorschot worden verstrekt.

  • 2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, alsmede van de kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan door de subsidie-ontvanger en die naar verwachting in het jaar waarop het voorschot betrekking heeft, tot betaling zullen leiden, een en ander voor zover deze kosten nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 3 Bij de toepassing van het tweede lid wordt de opslag, genoemd in artikel 4, eerste lid, onder b, geacht gemaakt en betaald te zijn voor zover de kosten waarover hij wordt berekend gemaakt en betaald zijn.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Een aanvraag om een voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 14, eerste lid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien hij failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het kennisexploitatieproject ingevolge artikel 12, eerste lid, moet zijn uitgevoerd. Artikel 17, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van een accountantsverklaring en een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het kennisexploitatieproject, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Indien een aanvraag om subsidie wordt ingediend vóór 1 januari 2005 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 1, onderdeel f, 1º, onderdeel c, de definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, gegeven in titel I van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EC van 6 mei 2003 (PbEG L 124).

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De Subsidieregeling infrastructuur technostarters wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die vóór de inwerkingtreding van de voorliggende regeling zijn verstrekt.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 oktober 2004.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4, die ter inzage worden gelegd bij Technopartner, SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 13 oktober 2004

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

Bijlage 1. Instellingen die op grond van artikel 1, onderdeel b, worden aangemerkt als kennisinstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • a. Instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen als genoemd in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

  • b. Universiteit Nyenrode

  • c. De volgende onderzoeksinstellingen:

    • de NWO-instituten

    • de KNAW-instituten

    • het Nederlands Kanker Instituut

    • de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland

    • de Stichting Grondmechanica Delft

    • de Stichting Maritiem Research Instituut Nederland

    • de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium

    • de Stichting Waterloopkundig Laboratorium

    • de Stichting Dutch Polymer Institute

    • de Stichting Netherlands Institute for Metals Research

    • Wageningen Center for Food Services

    • de Stichting Telematica-Instituut

    • de Stichting Nederlands Instituut voor Zuivel Onderzoek

    • de Stichting Hout Research te Wageningen

    • de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO

    • de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek en de onder de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek ressorterende onderzoekorganisaties, waaraan deze stichting direct of indirect 100% van het geplaatste kapitaal verschaft

    • European Science and Technology Centre (ESTeC)

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

[Red: Ligt ter inzage bij Technopartner, SenterNovem, te Den Haag.]

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

[Red: Ligt ter inzage bij Technopartner, SenterNovem, te Den Haag.]

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

[Red: Ligt ter inzage bij Technopartner, SenterNovem, te Den Haag.]

Naar boven