1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet) dient een werkgever een zo
goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. In dit kader moeten alle bedrijven
met personeel in loondienst zich laten bijstaan door een gecertificeerde arbodienst.
De door een arbodienst uit te voeren werkzaamheden vallen niet onder een algemene
vrijstelling. Als het gaat om activiteiten die worden uitgevoerd door een van de in
artikel 11, lid 1, onderdeel g, ten eerste, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de
Wet) genoemde beroepsbeoefenaren – beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn
gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet
BIG) en psychologen – geldt een vrijstelling, voorzover die werkzaamheden tot het
deskundigheidsgebied van de betrokken beroepsbeoefenaar behoren.
Artikel 11, lid 1, onderdeel g, ten eerste, van de Wet is gebaseerd op artikel 13,
A, lid 1, sub c, van de Zesde richtlijn. Op grond van deze bepaling geldt een vrijstelling
voor de gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening
van medische en para-medische beroepen als omschreven door de lidstaten.
Het Hof van Justitie van de EG heeft in de arresten van 14 september 2000 (zaak C-384/98)
en 20 november 2003 (zaak C-212/01 en zaak C-307/01) een uitleg gegeven van de genoemde
vrijstellingsbepaling in de Zesde richtlijn. Uitgangspunt is dat de vrijstelling geldt
voor de medische handelingen die omvatten de diagnose, de behandeling en, voor zoveel
mogelijk, de genezing van ziekten of gezondheidsproblemen. Meer algemeen gezegd: om
voor de vrijstelling in aanmerking te kunnen komen moet de medische dienst worden
verricht in een context waarin kan worden vastgesteld dat het voornaamste doel van
de dienst is de bescherming, met inbegrip van instandhouding of herstel, van de gezondheid.
Onder de vrijstelling kunnen in dit verband ook vallen de medische diensten die worden
verricht voor doeleinden van preventie, zelfs in gevallen waarin degene die wordt
onderzocht of anderszins een preventieve medische ingreep ondergaat, geen ziekte of
gezondheidsproblemen blijkt te hebben.
In de arresten van het Hof van Justitie wordt ten aanzien van een aantal handelingen
nauwkeurig aangegeven of deze voor de vrijstelling van artikel 13, A, lid 1, sub c,
van de Zesde richtlijn in aanmerking komen. Zo is komen vast te staan, dat
onder deze vrijstelling vallen:
-
– het verrichten van medisch onderzoek van personen ten behoeve van werkgevers of verzekeringmaatschappijen;
-
– het afnemen van bloed of andere lichaamssubstanties voor het testen op virussen, infecties
of andere ziekten, op verzoek van werkgevers of verzekeraars;
-
– het afgeven van een verklaring van medische geschiktheid, bijvoorbeeld geschiktheid
om te reizen;
onder de voorwaarde dat deze diensten hoofdzakelijk tot doel hebben de gezondheid
van de betrokkene te beschermen, bijvoorbeeld in het geval een onderzoek ertoe dient
om te verklaren dat iemands gezondheidstoestand noopt tot beperking van bepaalde activiteiten,
of eist dat deze onder bijzondere voorwaarden worden verricht, dan wel een onderzoek
dat hoofdzakelijk de voorkoming en opsporing van ziekten, of het toezicht op de gezondheidstoestand
van de werknemer of de verzekerde tot doel heeft.
niet onder deze vrijstelling vallen:
-
– het afgeven van medische verklaringen voor de toekenning van een oorlogspensioen;
-
– het verrichten van medische onderzoeken met het oog op de opstelling van een medisch
deskundigenrapport ter zake van aansprakelijkheid en schaderaming, ten behoeve van
personen die de instelling van een vordering wegens letselschade overwegen;
-
– het opstellen van medische rapporten ten vervolge op de in het vorige streepje bedoelde
onderzoeken alsmede het opstellen van medische rapporten op basis van medische notities,
maar zonder medisch onderzoek;
-
– het verrichten van medische onderzoeken met het oog op de opstelling van medische
deskundigenrapporten ter zake van medische beroepsfouten, ten behoeve van personen
die de instelling van een vordering in rechte overwegen;
-
– het opstellen van medische rapporten ten vervolge op de in het vorige streepje bedoelde
onderzoeken alsmede het opstellen van medische notities, maar zonder medisch onderzoek;
-
– het opstellen van een deskundigenrapport over iemands gezondheidstoestand teneinde
te bepalen of een verzoek om een invaliditeitsuitkering gegrond is of niet;
-
– het vaststellen door middel van biologische analysen van de biologische verwantschap
van individuen;
-
– andere medische adviesdiensten die worden verstrekt voor het nemen van een beslissing
met rechtsgevolgen.