Invoering nieuwe examensystematiek in het beroepsonderwijs per 1 augustus 2004

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-08-2004 t/m heden

Invoering nieuwe examensystematiek in het beroepsonderwijs per 1 augustus 2004

Met ingang van 1 augustus 2004 treedt de nieuwe examensystematiek in werking voor het middelbaar beroepsonderwijs.

In deze voorlichtingspublicatie wordt nader ingegaan op de vraag wat de invoering voor de instellingen betekent en wat de rol van het Kwaliteitscentrum Examinering beroepsopleidingen (KCE) daarbij is. Aandacht wordt achtereenvolgens besteed aan de redenen voor de beëindiging van de bestaande examensystematiek, de standaarden waaraan examens moeten voldoen, de interne bewaking en de verantwoording van de examenkwaliteit, samenwerking/inkoop en uitbesteding, de sanctie van ontnemen van het recht op examinering en de rol van de inspectie.

Aanleiding

Per 1 augustus beëindigt de huidige examensystematiek, waarin onder meer sprake is van externe kwaliteitsbewaking van examens door exameninstellingen. De huidige examensystematiek levert echter onvoldoende waarborg voor de examenkwaliteit, levert ook geen transparant beeld van de examenkwaliteit, is gecompliceerd en ondoelmatig. Belangrijke manco’s zijn het ontbreken van een eenduidige landelijke standaard voor examenkwaliteit, het huidige marktmechanisme van externe kwaliteitsbewaking door meerdere exameninstellingen met ondoorzichtige rollen en het ontbreken van een gerichte sanctiemogelijkheid.

Standaarden voor examenkwaliteit

Net als bij de bestaande examensystematiek blijft de instelling verantwoordelijk voor de examinering van de aangeboden beroepsopleidingen (tenzij er sprake is van uitbesteding).

De kwaliteitseisen waaraan de examens moeten voldoen, zijn vastgelegd in standaarden die op voorstel van het KCE door de minister zijn vastgesteld. De standaarden geven dus aan wat er op orde moet zijn bij de examinering. Ze hebben betrekking op het totale examen (alle deelkwalificaties van de opleiding) en de totale examenketen (alle examentaken, van de inrichting van de werkorganisatie voor de examens tot het bepalen van de einduitslag). Dat is inclusief de naleving van de wettelijke voorschriften over de examens. Dit betreft zowel voorschriften in de WEB, als in andere wetten en in Europese regelgeving. Ze betreffen de examinering binnen de instelling en die binnen het leerbedrijf. Er is sprake van zowel productstandaarden als processtandaarden. De productstandaarden hebben betrekking op de kwaliteit van de examentoetsen. Het gaat daarbij in het bijzonder om het antwoord op de vraag: wanneer is het examen wat betreft inhoud en niveau voldoende afgestemd op de eindtermen en het niveau van de betreffende (deel)-kwalificaties? De processtandaarden hebben betrekking op de kwaliteit van het examenproces, de examenprocedures, de voorwaarden waaronder de examens worden afgenomen en de vaststelling van de uitslag van het examen. Het gaat daarbij in het bijzonder om het antwoord op de vraag: wanneer wordt het examen op een goede manier georganiseerd en afgenomen?

De standaarden gelden voor examentoetsen; zij gelden niet voor zogenoemde diagnostische en voortgangstoetsen. Ze gelden ook voor procedures voor erkenning van elders verworven competenties (EVC).

Gevarieerd aanbod van onderwijs en examens

De standaarden zijn geen vormvoorschriften. De diversiteit van het middelbaar beroepsonderwijs en de heterogeniteit van de te bedienen doelgroepen vraagt om diversiteit in de vormgeving van zowel het onderwijs als de examens in het mbo. Binnen het kader van de wet (inclusief het inhoudelijke kader van de eindtermen voor de examentoetsen) hebben instellingen grote vrijheid in het realiseren van de benodigde variatie in de inrichting en uitvoering van zowel het onderwijs als de examens, zodat die aan kunnen sluiten op de behoeften van deelnemers, leerbedrijven en instellingen voor vervolgonderwijs. Een examenarrangement hoort - onder meer wat betreft vorm en inrichting -goed aan te sluiten op het bijbehorende onderwijstraject. Instellingen moeten leerbedrijven ook betrekken bij de examinering, op diverse examentaken.

Interne kwaliteitsbewaking

De instelling moet er zorg voor dragen en bewaken dat de examens van alle door haar verzorgde opleidingen voldoen aan de standaarden. Deze interne kwaliteitsbewaking van de examens maakt deel uit van het kwaliteitszorgsysteem van de instelling. De zelfevaluatie op het deelterrein ’kwaliteit van de examens’ moet jaarlijks plaatsvinden, zodat de instelling zelf tijdig tekortkomingen signaleert en daar vervolgens direct verbeteracties op richt. Dat vereist dat de kwaliteitszorg is gericht op de hele examenketen (met alle examentaken) en dat de gehele kwaliteitszorgcyclus wordt doorlopen: doelen stellen, meetwijze bepalen, resultaten bepalen, beoordeling resultaten in licht van doelen, eventuele verbeteracties bepalen en uitvoeren als doelen niet behaald zijn.

Publieke verantwoording

De instelling moet ook jaarlijks (via het jaarverslag) publieke verantwoording afleggen over de uitkomsten van de zelfevaluatie over de kwaliteit van de examens en eventuele verbeteracties. Daarbij moet ook het onafhankelijke oordeel van het KCE worden vermeld over de mate waarin de examens die door het KCE zijn onderzocht aan de standaarden voldoen. Zo wordt voor zowel het KCE als andere belanghebbenden rond de instelling jaarlijks de examenkwaliteit zichtbaar. Dit zorgt ervoor dat belanghebbenden vertrouwen kunnen hebben in de door de instelling geleverde examenkwaliteit en over gerichte en betrouwbare informatie beschikken om eventueel ook zelf de instelling aan te kunnen spreken op voor hen relevante kwaliteitselementen.

De instelling is verder verplicht om op verzoek van het KCE alle informatie te leveren die het KCE nodig acht voor het vervullen van zijn toezichtstaak op de examens van beroepsopleidingen. De instelling dient onderliggend bewijs over haar in de zelfevaluatie vermelde oordeel over de kwaliteit van de examens, waarvoor zij verantwoordelijk is, te kunnen tonen aan het KCE.

Samenwerking of inkoop

De instelling is verantwoordelijk voor de examinering. Maar dat betekent niet dat de instelling alle examentaken ook zelf moet uitvoeren. De instelling kan één of meer examentaken in samenwerking met andere instellingen vorm geven. Een andere mogelijkheid is dat instellingen examendiensten, examenproducten en externe ondersteuning inkopen bij een andere instelling of instantie. Het motief voor samenwerking of inkoop kan zijn dat anderen bepaalde examentaken beter of goedkoper kunnen uitvoeren. Vooral bij opleidingen met een relatief kleine omvang kan het bijvoorbeeld doelmatiger zijn de arbeidsintensieve ontwikkeling van examentoetsen niet zelf ter hand te nemen, maar kwalitatief goede toetsen in te kopen. In alle gevallen geldt bij deze keuze voor zelf realiseren, samenwerken en inkoop, dat de instelling de (eind)verantwoordelijkheid draagt voor alle examentaken. Zo blijft bij inkoop van examentoetsen de verantwoordelijkheid voor het gebruik van die toetsen bij de instelling berusten en de instelling is dus aanspreekbaar op de kwaliteit ervan.

Uitbesteding

In het geval de instelling evenwel de examinering aan een andere onderwijs- of exameninstelling overdraagt, in de wandeling uitbesteding van examinering genaamd, verkrijgt die andere (examen)instelling de volledige verantwoordelijkheid. Dan wordt de beslissingsbevoegdheid betreffende de examinering overgedragen. De examinering kan alleen worden uitbesteed bij onderwijs- of exameninstellingen die over het recht op examinering van die opleiding beschikken. Uitbesteding van examinering vindt plaats per opleiding en heeft betrekking op het héle examen ervan met álle examentaken. Dat betreft ook de verantwoordelijkheid voor de examenregeling en de examencommissie. Het is dus niet mogelijk een deel van de examentaken (bijvoorbeeld de toetsconstructie) of een deel van het examen (bijvoorbeeld de examenafname van het praktijkdeel van de eindtermen van de opleiding) uit te besteden. In dat geval is sprake van samenwerking of inkoop. Als de examinering van een opleiding is uitbesteed, berust de verantwoordelijkheid voor de examinering volledig bij de onderwijs- of exameninstelling waaraan is uitbesteed. Deze laatste instelling dient dan ook de interne kwaliteitsbewaking van de examenkwaliteit uit te voeren, en het KCE voert bij deze instelling de externe kwaliteitsbewaking uit.

Indien de examinering is uitbesteed, beslist de examencommissie van de instelling waaraan is uitbesteed, over de uitslag van het examen. Het is ook deze commissie die het diploma ondertekent. Op het diploma wordt evenwel niet de naam vermeld van de instelling waaraan is uitbesteed, maar de naam van de instelling waaraan de deelnemer is ingeschreven. De onderwijsdeelnemer heeft immers een band met de instelling waar hij zijn opleiding heeft gevolgd, en dit dient ook in het diploma tot uitdrukking te komen. Het is ook die laatste instelling die de bijbehorende diplomabekostiging ontvangt.

Uiteraard moet in geval van uitbesteding de wettelijk vereiste rechtsbescherming van de deelnemer zijn gewaarborgd. Uitbesteding omvat immers de verantwoordelijkheid voor de gehele examenketen. Dit betekent dat de instelling of exameninstelling aan wie de examinering van een opleiding wordt uitbesteed, zorg moet dragen voor de examenregeling en voor de instelling van of aansluiting bij een commissie van beroep voor de examens.

Vrijwillige of verplichte uitbesteding

De instelling kan tot uitbesteding overgaan als zij dat doelmatig acht of als zij op basis van de eigen bewaking van de kwaliteit van het examen van een opleiding constateert dat zij niet zelf kan waarborgen dat dit examen op alle examenonderdelen in voldoende mate aan de standaarden voldoet.

De instelling moet tot uitbesteding overgaan als de minister haar het recht op examinering voor een opleiding heeft ontnomen.

Verschil inkoop en uitbesteding

Het verschil tussen het uitbestedingsmodel en het inkoopmodel zit in het feit of de instelling al dan niet de verantwoordelijkheid voor de examinering van de opleiding overdraagt. Het verschil is dus niet gelegen in de financieringswijze. Zowel bij uitbesteding als bij inkoop zal de instelling de benodigde kosten moeten dragen voor de uitvoering van het contract dat de instelling hierover met een andere instelling afsluit.

Externe kwaliteitsbewaking door het

Het Kwaliteitcentrum examinering beroepsonderwijs (KCE) houdt toezicht op de examenkwaliteit. Het KCE voert de externe controle uit en levert een onafhankelijk oordeel in welke mate de examens aan de standaarden voldoen. In principe wordt het examen van elke opleiding die een instelling verzorgt jaarlijks door het KCE beoordeeld. Het KCE kondigt bij het bevoegd gezag van de instelling aandat het een onderzoek hiernaar zal uitvoeren. Het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling, zowel bekostigde als niet bekostigde instellingen, betaalt het KCE hiervoor op basis van door de Minister vastgestelde tarieven.

Verklaringen

Het KCE reikt bij de afsluiting van het onderzoek een verklaring uit aan de instelling die verantwoordelijk is voor de examinering. De openbare verklaring bevat een onderbouwing van de bevindingen van het KCE, zodat te zien is in welke mate de instelling bij de examinering aan de standaarden heeft voldaan. Er is sprake van drie soorten verklaringen:

  • Een goedkeurende verklaring: die wordt uitgereikt als het KCE van oordeel is dat de examinering in voldoende mate voldoet aan de standaarden.

  • Een voorwaardelijke verklaring: die wordt uitgereikt als de examinering nog niet in voldoende mate voldoet aan de standaarden, maar er geen sprake is van zeer ernstige tekortkomingen en naar het oordeel van het KCE de verwachting gerechtvaardigd is dat de instelling de door het KCE vastgestelde tekortkomingen binnen een jaar zal hebben weggewerkt.

  • Een afkeurende verklaring: die wordt uitgereikt als de examinering niet in voldoende mate voldoet aan de standaarden, zonder dat het KCE de verwachting heeft dat de instelling binnen een jaar alsnog in voldoende mate aan die standaarden kan voldoen, of als de instelling reeds het voorgaande jaar een voorwaardelijke verklaring heeft ontvangen en er niet voldoende verbetering is opgetreden.

Ontneming recht op examinering

Het niet voldoen aan de standaarden blijft niet zonder gevolgen. De Minister kan een instelling bij onvoldoende examenkwaliteit het recht op examinering van een beroepsopleiding, zoals geregistreerd in het Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO) ontnemen. De instelling moet dan de examinering van die opleiding gedurende tenminste drie jaar volledig uitbesteden. Pas na drie volledige schooljaren kan een instelling het recht op examinering weer krijgen. In alle gevallen gaat aan een sanctie een waarschuwing van de Minister vooraf, bijvoorbeeld wanneer een instelling een voorwaardelijke verklaring heeft gekregen.)

De rol van de inspectie

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op het KCE. Hierbij zal de inspectie ook door eigen waarnemingen bij instellingen de bevindingen van het KCE over de examenkwaliteit verifiëren.

Tevens controleert de inspectie bij instellingen of deze beschikken over het recht op examinering als zij de examinering zelf ter hand nemen, danwel - als het recht is ontnomen - of de examinering is uitbesteed aan een onderwijs- of exameninstelling die wel over het recht op examinering voor de betreffende opleiding beschikt.

De inspectie neemt ook op de kwaliteitskaart (met het oordeel van de inspectie over de onderwijskwaliteit van een instelling) het oordeel van het KCE over de examenkwaliteit op.

Examenverslag

In een jaarlijks te publiceren Examenverslag zal het KCE het landelijke totaalbeeld presenteren van de examenkwaliteit in dat schooljaar. Tevens bevat het verslag beschrijvingen van goede praktijkvoorbeelden van de variëteit, vernieuwing en doelmatigheid van de examens, de kwaliteitszorg daarbij en de publieke verantwoording. Het KCE heeft namelijk naast een controlerende ook een stimulerende taak.

Een samenvatting van het Examenverslag neemt de inspectie op in het jaarlijkse Onderwijsverslag. De inspectie kan hierbij een integrale analyse leveren door de relatie te leggen tussen de staat van de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteit van de examens, het zelfcorrigerend vermogen en de publieke verantwoording door de instelling.

Meer informatie over de nieuwe examensystematiek mbo en het KCE treft u aan op onderstaande websites:

www.minocw.nl

www.cfi.nl

www.kce.nl

De

directeur van de directie beroepsonderwijs en volwassenbeneducatie

,

mw. dr. C.H.M. Julicher MPA

Naar boven