Besluit mandaat, volmacht en machtiging Directoraat-Generaal Rijksvoorlichtingsdienst 2004

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009.]
Geraadpleegd op 02-05-2024.
Geldend van 31-08-2005 t/m 31-12-2006

Besluit van de Directeur-Generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst van 18 mei 2004, nr. 04M465188, houdende mandaat, volmacht en machtiging aan functionarissen binnen het Directoraat-Generaal Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van Algemene Zaken

De Directeur-Generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst,

Gelet op de artikelen 7 en 10 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken 2004;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister-President, Minister van Algemene Zaken;

  • b. secretaris-generaal: secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;

  • c. directeur-generaal: directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst;

  • d. mandaat: de bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen;

  • e. volmacht: de bevoegdheid om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • f. machtiging: de bevoegdheid om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

De volgende handelingen blijven in elk geval voorbehouden aan de directeur-generaal:

  • a. het wijzigen, na voorstel van de directeur Dienst Publiek en Communicatie, van de algemene voorwaarden voor het uitvoeren van opdrachten;

  • b. het aan de secretaris-generaal ter goedkeuring voorleggen van het prestatieplan en van voornemens om af te wijken van het prestatieplan.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

De aan de directeur-generaal krachtens de artikelen 7 en 10 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Algemene Zaken 2004 verleende bevoegdheden worden verleend aan:

  • a. de plaatsvervangend directeur-generaal;

  • b. de directeur Rijksvoorlichtingsdienst;

  • c. de directeur Dienst Publiek en Communicatie.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

  • 1 De plaatsvervangend directeur-generaal maakt van de aan hem verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik:

    • a. bij afwezigheid van de directeur-generaal;

    • b. in andere gevallen voor zover het aangelegenheden betreft die aan hem door de directeur-generaal zijn toevertrouwd.

  • 2 De directeur Rijksvoorlichtingsdienst maakt van de aan hem verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik:

    • a. bij afwezigheid van de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal;

    • b. in andere gevallen voor zover het aangelegenheden betreft die aan hem door de directeur-generaal of de plaatsvervangend directeur-generaal zijn toevertrouwd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

  • 1 De directeur Dienst Publiek en Communicatie maakt van de aan hem verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot zijn werkterrein, niet zijn voorbehouden aan de secretaris-generaal of de directeur-generaal en naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door de directeur-generaal.

  • 2 De directeur Dienst Publiek en Communicatie is in elk geval bevoegd om:

    • a. met de plaatsvervangend secretaris-generaal overeenkomsten af te sluiten betreffende de ondersteunende diensten van het centrale ministerie, waaronder niet begrepen de dienstspecifieke voorzieningen van de Postbus 51 informatiediensten;

    • b. zelfstandig een adequate financiële administratie per kalenderjaar in stand te houden ten behoeve van de bedrijfsvoering en de voor rekening van de opdrachtgevers uitgevoerde werkzaamheden;

    • c. te beslissen over aanstelling, schorsing en ontslag van individuele functionarissen werkzaam bij Publiek en Communicatie in schaal 14 BBRA en lager;

    • d. te beschikken over zijn financiële voorzieningen, voorzover de reden van aanwending van de voorziening samenhangt met het in de risico-analyse vastgestelde risico ten behoeve waarvan de voorziening is gevormd.

  • 3 De directeur Dienst Publiek en Communicatie is bevoegd tot het doorverlenen van mandaat aan andere rechtstreeks onder hem ressorterende functionarissen.

  • 4 Bij toepassing van het derde lid legt de directeur Dienst Publiek en Communicatie zijn besluit, na verkregen instemming van de directeur-generaal, ter goedkeuring voor aan de secretaris-generaal.

  • 5 De directeur Dienst Publiek en Communicatie is bevoegd om nadere procedures of instructies te geven aan onder hem ressorterende functionarissen terzake van hun functie-uitoefening.

  • 6 De bevoegdheden krachtens dit artikel worden nader bepaald door en uitgeoefend met inachtneming van:

    • a. departementale procedures, richtlijnen en aanwijzingen;

    • b. nadere (management)afspraken met en instructies van de secretaris-generaal en/of de directeur-generaal.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

  • 1 Het hoofd en het plaatsvervangend hoofd Pers en Publiciteit, het hoofd Analyse & Informatievoorziening Regeringsbeleid en het hoofd Communicatiebeleid wordt volmacht en machtiging verstrekt voor handelingen waarmede een bedrag is gemoeid dat per geval vijfentwintigduizend euro niet te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.

  • 2 Het hoofd Informatievoorziening Regeringsbeleid wordt volmacht en machtiging verstrekt voor handelingen waarmede een bedrag is gemoeid dat per geval vijftienhonderd euro niet te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.

  • 3 Het hoofd van het Stafbureau Bedrijfsvoering wordt volmacht en machtiging verstrekt voor handelingen waarmee een bedrag is gemoeid dat per geval de vijfduizend euro niet te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.

  • 4 Een functionaris zoals bedoeld in het eerste tot en met derde lid wordt tevens de bevoegdheid verleend om te beschikken over door de secretaris-generaal aan de directeur-generaal toegewezen budgetten, voor zover die budgetten betrekking hebben op de aan hen toevertrouwde aangelegenheden.

  • 5 Een functionaris zoals bedoeld in het eerste tot en met derde lid maakt van de aan hem verleende volmacht en machtiging uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot zijn werkterrein en naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat deze behoren te worden afgedaan door de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal, de directeur of de plaatsvervangend directeur onder wie hij ressorteert.

  • 6 De bevoegdheden krachtens het eerste tot en met vierde lid worden nader bepaald door en uitgeoefend met inachtneming van:

    • a. departementale procedures, richtlijnen en aanwijzingen;

    • b. nadere procedures en instructies van de directeur-generaal.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

  • 1 Ondertekening door in voorgaande artikelen genoemde functionarissen van een document krachtens mandaat of volmacht luidt als volgt:

    DE MINISTER-PRESIDENT,

    Minister van Algemene Zaken,

    namens deze:

    (handtekening)

    (naam)

    (functie)

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondertekening van een document krachtens machtiging, tenzij uit de aard en de inhoud van het document reeds voldoende blijkt dat het namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is opgesteld. In dat geval luidt de ondertekening als volgt:

    (handtekening)

    (naam)

    (functie)

  • 3 Een document als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt opgesteld conform de vastgestelde huisstijl van het Ministerie van Algemene Zaken.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

Het besluit van 15 oktober 2001, nr. 01F417015, wordt ingetrokken.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2004.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 27-02-2010 met terugwerkende kracht tot en met 29-04-2009]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Directoraat-Generaal Rijksvoorlichtingsdienst 2004.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de Secretaris-Generaal, de diensthoofden en de in dit besluit genoemd functionarissen.

De

Minister-President

,

Minister

van Algemene Zaken,
namens deze:
de

Directeur-Generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst

,

G.E. van der Wulp

Naar boven