Stcrt. 2008, 210, datum inwerkingtreding 31-10-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2008.
1 Het hoofd en plaatsvervangend hoofd Communicatie Koninklijk Huis, het hoofd Analyse
& Informatievoorziening Regeringsbeleid en het hoofd Gemeenschappelijk Communicatiebeleid
wordt volmacht en machtiging verstrekt voor handelingen waarmede een bedrag is gemoeid
dat per geval vijfentwintigduizend euro niet te boven gaat en waarvoor financiële
dekking is vanuit het prestatieplan.
2 Het hoofd Informatievoorziening Regeringsbeleid wordt volmacht en machtiging verstrekt
voor handelingen waarmede een bedrag is gemoeid dat per geval vijftienhonderd euro
niet te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.
3 Het hoofd van het Stafbureau Bedrijfsvoering wordt volmacht en machtiging verstrekt
voor handelingen waarmee een bedrag is gemoeid dat per geval de vijfduizend euro niet
te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.
4 Een functionaris zoals bedoeld in het eerste tot en met derde lid wordt tevens de
bevoegdheid verleend om te beschikken over door de secretaris-generaal aan de directeur-generaal
toegewezen budgetten, voor zover die budgetten betrekking hebben op de aan hen toevertrouwde
aangelegenheden.
5 De projectdirecteur Overheidscommunicatie Nieuwe Stijl wordt volmacht en machtiging
verstrekt voor handelingen waarmede een bedrag is gemoeid dat per geval vijfentwintigduizend
euro niet te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.
6 De projectleider Invoering Één Rijksbreed Logo en Huisstijl wordt volmacht en machtiging
verstrekt voor handelingen waarmede een bedrag is gemoeid dat per geval vijfentwintigduizend
euro niet te boven gaat en waarvoor financiële dekking is vanuit het prestatieplan.
7 Een functionaris zoals bedoeld in het eerste tot en met derde lid maakt van de aan
hem verleende volmacht en machtiging uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden
betreft die behoren tot zijn werkterrein en naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht
hebben dat deze behoren te worden afgedaan door de directeur-generaal, de plaatsvervangend
directeur-generaal, de directeur of de plaatsvervangend directeur onder wie hij ressorteert.
8 De bevoegdheden krachtens het eerste tot en met vierde lid worden nader bepaald door
en uitgeoefend met inachtneming van:
-
a. departementale procedures, richtlijnen en aanwijzingen;
-
b. nadere procedures en instructies van de directeur-generaal.