Bijlage , behorend bij artikel 2
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Programma duurzame energie
A. Doel, afbakening
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
In het kader van het Besluit subsidies energieprogramma’s wordt via diverse energieprogramma’s subsidie verleend voor activiteiten op het gebied
van energiebesparing en duurzame energie. Het doel van het energieprogramma duurzame
energie (hierna: het programma) is het bevorderen van projecten die een bijdrage leveren
aan de doelstellingen van het beleid inzake duurzame energie van de Nederlandse overheid
en waarvan de resultaten van betekenis zijn voor de Nederlandse energievoorziening,
door middel van:
-
a. het bevorderen van innovatie ten behoeve van toepassing van technologieën op het gebied
van duurzame energie,
-
b. het verbeteren van de prijs-prestatieverhouding van technologieën op het gebied van
duurzame energie, of
-
c. het wegnemen van knelpunten voor de toepassing van technologieën op het gebied van
duurzame energie.
In het kader van het programma is verstrekking van subsidie mogelijk voor de volgende
typen projecten (nadere omschrijving in artikel 1 van het Besluit subsidies energieprogramma's):
-
– haalbaarheidsprojecten;
-
– kennisoverdrachtprojecten;
-
– onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten;
-
– praktijkexperimenten;
-
– demonstratieprojecten;
-
– marktintroductieprojecten.
Toelichting
Het programma moet een bijdrage leveren aan de doelstelling van de Nederlandse overheid
om in 2020 met behulp van duurzame energiebronnen in 10% van de Nederlandse energiebehoefte
te voorzien. Voor 2010 wordt een aandeel duurzame energie in de energievoorziening
van 5% nagestreefd. Voor het aandeel uit duurzame bronnen geproduceerde elektriciteit
in de elektriciteitsvoorziening zijn de overheidsdoelstellingen: 6% in 2005 en 9%
in 2010. Diverse malen (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2002/03, 28 782, nr. 5) heeft
de regering kenbaar gemaakt ten behoeve van het aandeel duurzame energie het opwekkingspotentieel
in eigen land te willen uitbreiden.
Onder duurzame energie wordt verstaan (combinaties van) windenergie, fotovoltaïsche
zonne-energie, thermische zonne-energie, passieve zonne-energie, omgevingswarmte,
thermische energieopslag in de bodem, waterkracht, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie,
energie uit biomassa en energie uit afval voor zover dat afval van organische oorsprong
is.
B. Beoordeling
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
1. Aanvragen die niet voldoen aan het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister afgewezen.
2. Aanvragen betreffende haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten, die voldoen
aan de voorschriften van het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister getoetst
aan de voorwaarden van onderdeel C van dit programma.
3. De minister wint omtrent aanvragen betreffende onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten,
praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en markt-introductieprojecten die voldoen
aan de voorschriften van het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, advies in bij de Adviescommissie
duurzame energie.
4. De commissie geeft de minister een negatief advies over de aanvragen, bedoeld onder
3 van dit onderdeel, die op grond van onderdeel C van dit programma niet voor subsidie
in aanmerking komen.
5. De commissie geeft inzake de aanvragen, bedoeld onder 3 van dit onderdeel, waarover
de commissie geen negatief advies als bedoeld onder 4 van dit onderdeel heeft gegeven,
een advies over de volgorde van rangschikking aan de hand van de criteria, bedoeld
in onderdeel D van dit programma.
6. De minister kan afwijken van een advies van de commissie, indien een advies van
de commissie in strijd is met het Besluit subsidies energieprogramma's dan wel op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Toelichting
Haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten worden behandeld in volgorde van ontvangst.
Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten
en marktintroductieprojecten worden in een tenderprocedure met elkaar vergeleken.
De Adviescommissie duurzame energie adviseert de minister over de volgorde waarin
de aanvragen worden gerangschikt. Voor demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten
is artikel 8, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s van belang. Hierin worden de gevallen genoemd waarin de minister in ieder geval afwijzend
dient te beslissen op een aanvraag. Onderdeel c van artikel 8, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s is ingevoegd naar aanleiding van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun
ten behoeve van het milieu (PbEG 2001, C 37). Deze kaderregeling schrijft voor dat
voor investeringen die betrekking hebben op de aanpassing aan bepaalde normen, geen
subsidie mag worden verleend.
C. Voorwaarden
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Geen subsidie wordt verstrekt:
-
1. aan een onderneming of een project in de landbouwsector;
-
2. indien het project niet betekenisvol bijdraagt aan de doelstelling van het programma;
-
3. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het project;
-
4. indienhet onaannemelijk isdat een haalbaarheidsproject binnen een jaar, een kennisoverdrachtproject
binnen anderhalf jaar, een onderzoeks- of ontwikkelingsproject binnen vier jaar, dan
wel een van de overige soorten projecten binnen drie jaar na subsidieverlening kan
worden voltooid;
-
5. indien een kennisoverdrachtproject niet gericht is op het overdragen van kennis en
informatie inzake de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie
aan een doelgroep met bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht,
op een wijze die aansluit bij de doelgroep van de over te dragen kennis;
-
6. indien de met een kennisoverdrachtproject verkregen kennis en informatie inzake de
toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie niet op niet-discriminerende
basis aan communautaire ondernemingen op hun verzoek zal worden overgedragen;
-
7. indien een kennisoverdrachtproject onderdeel uitmaakt van een ander project;
-
8. indien een kennisoverdrachtproject niet een meting van het effect van het project
in relatie tot de doelstelling van het programma bevat;
-
9. voor projectkosten voor zover deze zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag;
-
10. voor projectkosten voor zover met betrekking tot deze kosten verplichtingen zijn aangegaan
vóór de indiening van de aanvraag, onverminderd artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;
-
11. voor haalbaarheidsprojecten die gericht zijn op het analyseren of beoordelen van de
mogelijkheden om een apparaat, systeem of techniek te ontwikkelen;
-
12. voor een duurzame-energiescan:
-
a. die niet kan worden aangemerkt als een haalbaarheidsproject van een gemeente, deelgemeente,
samenwerkingsverband van gemeenten, bedrijf of belangenvereniging van bedrijven waarmee,
met behulp van de door Novem ontwikkelde duurzame-energiescan, bepaald kan worden
waar de kansen voor duurzame energie liggen;
-
b. die, in het geval van een duurzame-energiescan voor de industrie of bedrijventerreinen,
niet leidt tot ten minste één actieplan waarin de resultaten van de duurzame-energiescan
op haalbaarheid zijn onderzocht met betrekking tot de realisatie van de verschillende
duurzame energie-opties, of
-
c. waarvoor, in het geval van een duurzame-energiescan voor gemeenten, deelgemeenten
of samenwerkingsverbanden van gemeenten, geen consultatie voor marktpartijen over
de meest kansrijke opties volgens de methodiek Marktverkenning Duurzame Energie (DE-026)
van het Projectbureau Duurzame Energie uitgevoerd is.
Toelichting
Ad 1. Met het oog op Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen
87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen
die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (PbEG 2004 L1) en de Communautaire
richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (PbEG 2000 C 232) is de landbouwsector
uitgesloten van subsidieverstrekking.
Ad 3. Bij de beoordeling van de haalbaarheid van een project kunnen worden betrokken
de belemmeringen en mogelijkheden voortvloeiend uit regelgeving, normen of certificatie.
Daarnaast zal een projectuitvoerder moeten beschikken over de noodzakelijke financiële
middelen en de benodigde organisatorische en technisch-wetenschappelijke kwaliteiten.
Ad 5. Een kennisoverdrachtproject is een samenhangend geheel van activiteiten gericht
op het overdragen van kennis en informatie op het terrein van duurzame energie. Het
gaat in het kader van dit programma om projecten waarbij bepaalde doelgroepen met
een bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht systematisch
worden gewezen op de concrete mogelijkheden van de toepassing van technologieën op
het gebied van duurzame energie aan de hand van voorbeelden en methodieken. Het moet
gaan om daadwerkelijk en actief overdragen van informatie. Hierbij kan worden gedacht
aan het organiseren van voorlichtingsdagen, workshops, presentaties, cursussen en
dergelijke. Het enkel genereren van kennis of ter beschikking stellen van informatie
is niet voldoende om voor een subsidie in aanmerking te komen.
Ad 6. Alle communautaire ondernemingen dienen, op niet-discriminerende basis, van
de resultaten van een kennisoverdrachtproject kennis te kunnen nemen. Novem zal in
ieder geval de benodigde informatie verstrekken over de resultaten van een op basis
van deze regeling gesubsidieerd kennisoverdrachtproject. Aan de hand daarvan zal detailinformatie
bij de subsidieontvanger kunnen worden opgevraagd.
Ad 8. De aanvrager dient door middel van een meting aan te tonen in welke mate de
resultaten van het kennisoverdrachtproject een bijdrage leveren aan de doelstelling
van het programma.
Ad 9. Alleen de projectkosten die worden gemaakt na de indiening van de aanvraag komen
voor subsidie in aanmerking. De projectkosten die vóór de indiening van de aanvraag
worden gemaakt, worden bij de verlening van de subsidie buiten beschouwing gelaten.
Ad 10. De verplichtingen die vóór indiening van de aanvraag zijn aangegaan voor onder
andere werkzaamheden en levering van apparatuur zijn uitgesloten als subsidiabele
kosten. Dit onverminderd het bepaalde in artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s, waarin opgenomen is dat kosten die voortvloeien uit eerder aangegane verplichtingen
met betrekking tot de aanschaf van machines en apparatuur waarbij een deel direct
is toe te rekenen aan het project, wél subsidiabel zijn.
Ad 11. Binnen het kader van de in onderdeel A geformuleerde doelstelling beoogt het
programma duurzame energie 2004 met betrekking tot haalbaarheidsprojecten initiatieven
te faciliteren die gericht zijn op daadwerkelijke toepassing van duurzame energie
op korte termijn. Haalbaarheidsprojecten met het karakter van vooronderzoek naar de
mogelijkheden om apparaten, systemen of technieken te ontwikkelen, vallen daarmee
buiten de reikwijdte van het programma.
Ad 12. Alleen duurzame-energiescans die voldoen aan de voorwaarden in dit onderdeel,
komen voor subsidie in aanmerking. De in onderdeel c genoemde methodiek Marktverkenning
Duurzame Energie is een instrument met als doel de resultaten van de duurzame-energiescan
te vertalen naar een reële ambitie. De Marktverkenning Duurzame Energie geeft inzicht
in de mogelijkheden van marktpartijen en de wijze waarop de lokale overheid daarvoor
de juiste randvoorwaarden kan creëren. Dit kan alleen plaatsvinden op basis van informatie
over de mogelijkheden die marktpartijen hebben en ondervinden. Voor de uitvoering
van de Marktverkenning Duurzame Energie is een format van het Projectbureau Duurzame
Energie beschikbaar. De uitvoering volgens het format leidt tot een overzicht van
regionale en lokale kansen en een advies voor concrete (beleids)acties.
D. Criteria rangschikking
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
1. Rangschikking vindt plaats op grond van de volgende criteria:
-
a. de bijdrage van het project aan een toename van de toepassing van duurzame energie
in relatie tot de gevraagde subsidie;
-
b. de mate van innovativiteit van het project en het belang van die innovativiteit voor
de doelstellingen van het beleid inzake duurzame energie van de centrale overheid.
2. Voor de rangschikking weegt criterium a twee keer zo zwaar als criterium b.
Toelichting
Ad 1a. De bijdrage van het project aan een toename van de toepassing van duurzame
energie wordt beoordeeld in relatie tot de gevraagde subsidie. Hiermee wordt een zo
effectief mogelijke inzet van de subsidie gerealiseerd.
Aspecten die daarbij meespelen zijn de indirecte energieverdienste van het project
(productie aan duurzame energie door navolging van het project of door gebruikmaking
van de resultaten van het project) en de kans dat deze wordt gerealiseerd, de mate
van kennisoverdracht en spin off-effecten van het project. De directe energieverdienste
van het betrokken project zelf speelt geen rol bij de beoordeling. De directe energieverdienste
van duurzame-energieprojecten is reeds de grondslag voor stimulering via het generieke
financiële instrumentarium voor duurzame energie.
Ad 1b. Bepalend voor de mate van innovativiteit is in hoeverre de projecten innovatief
zijn ten opzichte van de huidige ontwikkeling of toepassing van de technologie op
het gebied van duurzame energie in het desbetreffende toepassingsgebied. Voor het
belang van de innovativiteit is bepalend de relevantie van de innovatie voor de toename
van duurzame energie voor wetenschap, technologieontwikkelaars en marktpartijen.
E. Subsidiepercentages en maximumbedragen
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
1. De subsidie bedraagt voor een:
-
a. haalbaarheidsproject:
-
1º. in geval van een duurzame-energiescan voor een gemeente of een deelgemeente 50 procent
van de projectkosten, maar niet meer dan € 12.500 per project;
-
2º. in geval van een duurzame-energiescan voor een samenwerkingsverband van gemeenten
50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 12.500 per gemeente en in totaal
niet meer dan € 45.000 per project;
-
3º. in geval van een duurzame-energiescan voor een industriële onderneming 50 procent
van de projectkosten, maar niet meer dan € 7.000 per project;
-
4º. in geval van een duurzame-energiescan voor een bedrijventerrein 50 procent van de
projectkosten, maar niet meer dan € 35.000 per project;
-
5º. in de overige gevallen 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 45.000
per project;
-
b. kennisoverdrachtproject: 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 60.000
per project;
-
c. onderzoeks- of ontwikkelingsproject:
-
1º. in het geval, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, onder 1º, van het Besluit subsidies energieprogramma's, 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000 per project;
-
2º. in het geval, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, onder 2º, van het Besluit subsidies energieprogramma's, 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000 per project;
-
3º. in de overige gevallen 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000
per project;
-
d. praktijkexperiment: 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000
per project;
-
e. demonstratieproject: 40 procent van de projectkosten, voor zover de projectkosten
niet meer dan € 454.000 bedragen en 25 procent van de projectkosten, voor zover de
projectkosten meer dan € 454.000 bedragen, maar in totaal niet meer dan € 900.000
per project;
-
f. marktintroductieproject: 25 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000
per project.
2. Onverminderd het onder 1 bepaalde bedraagt de subsidie ten hoogste het gevraagde
bedrag.
Toelichting
Bij Regeling van de Minister van Economische Zaken van 19 november 2003, nr. WJZ 3062795,
houdende wijziging van de BSE-formulieren in verband met gewijzigde interpretatie
van het Milieusteunkader (Stcrt. 226) zijn de aanvraag-, voorschot- en vaststellingsformulieren gewijzigd
in verband met de berekening van subsidies voor projecten waarop de Communautaire
kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (hierna: MSK) van toepassing
is. Het MSK is van toepassing op demonstratie- en marktintroductieprojecten. Naast
wijzigingen in de formulieren is ook de toelichting op het aanvraagformulier aangepast.
In de formulieren is een berekening opgenomen voor het bepalen van de maximale steun
die op grond van het MSK is toegestaan voor projecten waarvoor een BSE-subsidie is
aangevraagd. Het subsidiebedrag dat op grond van de BSE wordt berekend mag niet hoger
zijn dan het maximale steunbedrag op grond van het MSK. Dit betekent dat een BSE-subsidie
die hoger is dan het MSK-bedrag wordt verminderd tot het MSK-bedrag. Het MSK staat
alleen subsidie toe op de extra investering die noodzakelijk is voor het verwezenlijken
van milieudoeleinden. Daartoe moet het bedrag van een referentie-investering, dit
is een investering die in technisch opzicht gelijk is, maar die niet tot hetzelfde
niveau van milieubescherming leidt, van de totale investering worden afgetrokken.
Het maximale steunbedrag wordt berekend over een periode van vijf jaar.
F. Subsidieplafonds
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De subsidieplafonds voor het in 2004 en 2005 verlenen van subsidies op grond van het
programma duurzame energie bedragen:
-
a. voor aanvragen inzake haalbaarheidsprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in
onderdeel G, onder 1, van dit programma, € 2.800.000;
-
b. voor aanvragen inzake kennisoverdrachtsprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld
in onderdeel G, onder 1 van dit programma, € 1.500.000;
-
c. voor aanvragen inzake onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten,
demonstratie- en marktintroductieprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in onderdeel G,
onder 2, van dit programma, € 6.700.000.
G. Aanvraagperiodes
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
1. Aanvragen op grond van het programma duurzame energie voor haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten
moeten worden ontvangen in de periode die loopt van de tweede dag na publicatie van
deze regeling in de Staatscourant tot en met 2 september 2004, uiterlijk 17:00 uur.
2. Als periode na afloop waarvan de aanvragen op grond van het programma duurzame
energie voor onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratie-
en marktintroductieprojecten, die in die periode zijn ontvangen, worden behandeld,
wordt vastgesteld de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant
tot en met 10 juni 2004, uiterlijk 17:00 uur.
De niet-elektronische aanvragen moeten worden ingediend bij:
-
Novem
-
Catharijnesingel 59
-
3511 GG Utrecht
-
Postbus 8242
-
3503 RE UTRECHT
De elektronische aanvragen moeten worden ingediend bij www.senterloket.nl
Voor informatie
(030) 2 393 798
www.den.novem.nl