Uitvoeringsregeling BSE-2004 duurzame energie

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 19-11-2004 t/m 10-06-2005

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 7 april 2004, nr. WJZ 4023354, tot uitvoering van het Besluit subsidies energieprogramma's, houdende vaststelling van het programma duurzame energie (Uitvoeringsregeling BSE-2004 duurzame energie)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

In deze regeling wordt verstaan onder minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 2 Voor het in de bijlage opgenomen programma worden subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de bijlage, onderdeel F.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de bijlage, onderdeel G, opgenomen perioden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 De aanvraag om subsidie, die wordt ingediend in de perioden als bedoeld in onderdeel G, onder 1 en 2, van de bijlage bij deze regeling, kan elektronisch worden ingediend met gebruikmaking van de elektronische weg die daartoe is geopend en voor zover dat geschiedt met toepassing van de pincode en het certificaat die aan de aanvrager zijn toegekend.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van de documenten die zijn vermeld in het aanvraagformulier BSE.

  • 3 Als tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, geldt het tijdstip waarop de aanvraag het systeem voor gegevensverwerking van de minister heeft bereikt.

  • 4 De minister bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 5 De minister kan weigeren de aanvraag te aanvaarden indien de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid daarvan onvoldoende zijn gewaarborgd, gelet op de aard en inhoud van de aanvraag. De minister deelt een weigering zo spoedig mogelijk aan de afzender mee.

  • 6 De ontvangstbevestiging, bedoeld in het vierde lid, en de weigering, bedoeld in het vijfde lid, worden elektronisch verzonden. Als tijdstip waarop het bericht is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarover de minister geen controle heeft.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE-2004 duurzame energie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 april 2004

De

Minister

van Economische Zaken

L.J. Brinkhorst

Bijlage , behorend bij artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Programma duurzame energie

A. Doel, afbakening

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

In het kader van het Besluit subsidies energieprogramma’s wordt via diverse energieprogramma’s subsidie verleend voor activiteiten op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Het doel van het energieprogramma duurzame energie (hierna: het programma) is het bevorderen van projecten die een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het beleid inzake duurzame energie van de Nederlandse overheid en waarvan de resultaten van betekenis zijn voor de Nederlandse energievoorziening, door middel van:

  • a. het bevorderen van innovatie ten behoeve van toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie,

  • b. het verbeteren van de prijs-prestatieverhouding van technologieën op het gebied van duurzame energie, of

  • c. het wegnemen van knelpunten voor de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie.

In het kader van het programma is verstrekking van subsidie mogelijk voor de volgende typen projecten (nadere omschrijving in artikel 1 van het Besluit subsidies energieprogramma's):

  • haalbaarheidsprojecten;

  • kennisoverdrachtprojecten;

  • onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten;

  • praktijkexperimenten;

  • demonstratieprojecten;

  • marktintroductieprojecten.

Toelichting

Het programma moet een bijdrage leveren aan de doelstelling van de Nederlandse overheid om in 2020 met behulp van duurzame energiebronnen in 10% van de Nederlandse energiebehoefte te voorzien. Voor 2010 wordt een aandeel duurzame energie in de energievoorziening van 5% nagestreefd. Voor het aandeel uit duurzame bronnen geproduceerde elektriciteit in de elektriciteitsvoorziening zijn de overheidsdoelstellingen: 6% in 2005 en 9% in 2010. Diverse malen (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2002/03, 28 782, nr. 5) heeft de regering kenbaar gemaakt ten behoeve van het aandeel duurzame energie het opwekkingspotentieel in eigen land te willen uitbreiden.

Onder duurzame energie wordt verstaan (combinaties van) windenergie, fotovoltaïsche zonne-energie, thermische zonne-energie, passieve zonne-energie, omgevingswarmte, thermische energieopslag in de bodem, waterkracht, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, energie uit biomassa en energie uit afval voor zover dat afval van organische oorsprong is.

B. Beoordeling

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

1. Aanvragen die niet voldoen aan het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister afgewezen.

2. Aanvragen betreffende haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten, die voldoen aan de voorschriften van het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister getoetst aan de voorwaarden van onderdeel C van dit programma.

3. De minister wint omtrent aanvragen betreffende onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en markt-introductieprojecten die voldoen aan de voorschriften van het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, advies in bij de Adviescommissie duurzame energie.

4. De commissie geeft de minister een negatief advies over de aanvragen, bedoeld onder 3 van dit onderdeel, die op grond van onderdeel C van dit programma niet voor subsidie in aanmerking komen.

5. De commissie geeft inzake de aanvragen, bedoeld onder 3 van dit onderdeel, waarover de commissie geen negatief advies als bedoeld onder 4 van dit onderdeel heeft gegeven, een advies over de volgorde van rangschikking aan de hand van de criteria, bedoeld in onderdeel D van dit programma.

6. De minister kan afwijken van een advies van de commissie, indien een advies van de commissie in strijd is met het Besluit subsidies energieprogramma's dan wel op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Toelichting

Haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten worden behandeld in volgorde van ontvangst. Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten worden in een tenderprocedure met elkaar vergeleken. De Adviescommissie duurzame energie adviseert de minister over de volgorde waarin de aanvragen worden gerangschikt. Voor demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten is artikel 8, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s van belang. Hierin worden de gevallen genoemd waarin de minister in ieder geval afwijzend dient te beslissen op een aanvraag. Onderdeel c van artikel 8, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s is ingevoegd naar aanleiding van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001, C 37). Deze kaderregeling schrijft voor dat voor investeringen die betrekking hebben op de aanpassing aan bepaalde normen, geen subsidie mag worden verleend.

C. Voorwaarden

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Geen subsidie wordt verstrekt:

  • 1. aan een onderneming of een project in de landbouwsector;

  • 2. indien het project niet betekenisvol bijdraagt aan de doelstelling van het programma;

  • 3. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het project;

  • 4. indienhet onaannemelijk isdat een haalbaarheidsproject binnen een jaar, een kennisoverdrachtproject binnen anderhalf jaar, een onderzoeks- of ontwikkelingsproject binnen vier jaar, dan wel een van de overige soorten projecten binnen drie jaar na subsidieverlening kan worden voltooid;

  • 5. indien een kennisoverdrachtproject niet gericht is op het overdragen van kennis en informatie inzake de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie aan een doelgroep met bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht, op een wijze die aansluit bij de doelgroep van de over te dragen kennis;

  • 6. indien de met een kennisoverdrachtproject verkregen kennis en informatie inzake de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie niet op niet-discriminerende basis aan communautaire ondernemingen op hun verzoek zal worden overgedragen;

  • 7. indien een kennisoverdrachtproject onderdeel uitmaakt van een ander project;

  • 8. indien een kennisoverdrachtproject niet een meting van het effect van het project in relatie tot de doelstelling van het programma bevat;

  • 9. voor projectkosten voor zover deze zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag;

  • 10. voor projectkosten voor zover met betrekking tot deze kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór de indiening van de aanvraag, onverminderd artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

  • 11. voor haalbaarheidsprojecten die gericht zijn op het analyseren of beoordelen van de mogelijkheden om een apparaat, systeem of techniek te ontwikkelen;

  • 12. voor een duurzame-energiescan:

    • a. die niet kan worden aangemerkt als een haalbaarheidsproject van een gemeente, deelgemeente, samenwerkingsverband van gemeenten, bedrijf of belangenvereniging van bedrijven waarmee, met behulp van de door Novem ontwikkelde duurzame-energiescan, bepaald kan worden waar de kansen voor duurzame energie liggen;

    • b. die, in het geval van een duurzame-energiescan voor de industrie of bedrijventerreinen, niet leidt tot ten minste één actieplan waarin de resultaten van de duurzame-energiescan op haalbaarheid zijn onderzocht met betrekking tot de realisatie van de verschillende duurzame energie-opties, of

    • c. waarvoor, in het geval van een duurzame-energiescan voor gemeenten, deelgemeenten of samenwerkingsverbanden van gemeenten, geen consultatie voor marktpartijen over de meest kansrijke opties volgens de methodiek Marktverkenning Duurzame Energie (DE-026) van het Projectbureau Duurzame Energie uitgevoerd is.

Toelichting

Ad 1. Met het oog op Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (PbEG 2004 L1) en de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (PbEG 2000 C 232) is de landbouwsector uitgesloten van subsidieverstrekking.

Ad 3. Bij de beoordeling van de haalbaarheid van een project kunnen worden betrokken de belemmeringen en mogelijkheden voortvloeiend uit regelgeving, normen of certificatie. Daarnaast zal een projectuitvoerder moeten beschikken over de noodzakelijke financiële middelen en de benodigde organisatorische en technisch-wetenschappelijke kwaliteiten.

Ad 5. Een kennisoverdrachtproject is een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het overdragen van kennis en informatie op het terrein van duurzame energie. Het gaat in het kader van dit programma om projecten waarbij bepaalde doelgroepen met een bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht systematisch worden gewezen op de concrete mogelijkheden van de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie aan de hand van voorbeelden en methodieken. Het moet gaan om daadwerkelijk en actief overdragen van informatie. Hierbij kan worden gedacht aan het organiseren van voorlichtingsdagen, workshops, presentaties, cursussen en dergelijke. Het enkel genereren van kennis of ter beschikking stellen van informatie is niet voldoende om voor een subsidie in aanmerking te komen.

Ad 6. Alle communautaire ondernemingen dienen, op niet-discriminerende basis, van de resultaten van een kennisoverdrachtproject kennis te kunnen nemen. Novem zal in ieder geval de benodigde informatie verstrekken over de resultaten van een op basis van deze regeling gesubsidieerd kennisoverdrachtproject. Aan de hand daarvan zal detailinformatie bij de subsidieontvanger kunnen worden opgevraagd.

Ad 8. De aanvrager dient door middel van een meting aan te tonen in welke mate de resultaten van het kennisoverdrachtproject een bijdrage leveren aan de doelstelling van het programma.

Ad 9. Alleen de projectkosten die worden gemaakt na de indiening van de aanvraag komen voor subsidie in aanmerking. De projectkosten die vóór de indiening van de aanvraag worden gemaakt, worden bij de verlening van de subsidie buiten beschouwing gelaten.

Ad 10. De verplichtingen die vóór indiening van de aanvraag zijn aangegaan voor onder andere werkzaamheden en levering van apparatuur zijn uitgesloten als subsidiabele kosten. Dit onverminderd het bepaalde in artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s, waarin opgenomen is dat kosten die voortvloeien uit eerder aangegane verplichtingen met betrekking tot de aanschaf van machines en apparatuur waarbij een deel direct is toe te rekenen aan het project, wél subsidiabel zijn.

Ad 11. Binnen het kader van de in onderdeel A geformuleerde doelstelling beoogt het programma duurzame energie 2004 met betrekking tot haalbaarheidsprojecten initiatieven te faciliteren die gericht zijn op daadwerkelijke toepassing van duurzame energie op korte termijn. Haalbaarheidsprojecten met het karakter van vooronderzoek naar de mogelijkheden om apparaten, systemen of technieken te ontwikkelen, vallen daarmee buiten de reikwijdte van het programma.

Ad 12. Alleen duurzame-energiescans die voldoen aan de voorwaarden in dit onderdeel, komen voor subsidie in aanmerking. De in onderdeel c genoemde methodiek Marktverkenning Duurzame Energie is een instrument met als doel de resultaten van de duurzame-energiescan te vertalen naar een reële ambitie. De Marktverkenning Duurzame Energie geeft inzicht in de mogelijkheden van marktpartijen en de wijze waarop de lokale overheid daarvoor de juiste randvoorwaarden kan creëren. Dit kan alleen plaatsvinden op basis van informatie over de mogelijkheden die marktpartijen hebben en ondervinden. Voor de uitvoering van de Marktverkenning Duurzame Energie is een format van het Projectbureau Duurzame Energie beschikbaar. De uitvoering volgens het format leidt tot een overzicht van regionale en lokale kansen en een advies voor concrete (beleids)acties.

D. Criteria rangschikking

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

1. Rangschikking vindt plaats op grond van de volgende criteria:

  • a. de bijdrage van het project aan een toename van de toepassing van duurzame energie in relatie tot de gevraagde subsidie;

  • b. de mate van innovativiteit van het project en het belang van die innovativiteit voor de doelstellingen van het beleid inzake duurzame energie van de centrale overheid.

2. Voor de rangschikking weegt criterium a twee keer zo zwaar als criterium b.

Toelichting

Ad 1a. De bijdrage van het project aan een toename van de toepassing van duurzame energie wordt beoordeeld in relatie tot de gevraagde subsidie. Hiermee wordt een zo effectief mogelijke inzet van de subsidie gerealiseerd.

Aspecten die daarbij meespelen zijn de indirecte energieverdienste van het project (productie aan duurzame energie door navolging van het project of door gebruikmaking van de resultaten van het project) en de kans dat deze wordt gerealiseerd, de mate van kennisoverdracht en spin off-effecten van het project. De directe energieverdienste van het betrokken project zelf speelt geen rol bij de beoordeling. De directe energieverdienste van duurzame-energieprojecten is reeds de grondslag voor stimulering via het generieke financiële instrumentarium voor duurzame energie.

Ad 1b. Bepalend voor de mate van innovativiteit is in hoeverre de projecten innovatief zijn ten opzichte van de huidige ontwikkeling of toepassing van de technologie op het gebied van duurzame energie in het desbetreffende toepassingsgebied. Voor het belang van de innovativiteit is bepalend de relevantie van de innovatie voor de toename van duurzame energie voor wetenschap, technologieontwikkelaars en marktpartijen.

E. Subsidiepercentages en maximumbedragen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

1. De subsidie bedraagt voor een:

  • a. haalbaarheidsproject:

    • 1º. in geval van een duurzame-energiescan voor een gemeente of een deelgemeente 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 12.500 per project;

    • 2º. in geval van een duurzame-energiescan voor een samenwerkingsverband van gemeenten 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 12.500 per gemeente en in totaal niet meer dan € 45.000 per project;

    • 3º. in geval van een duurzame-energiescan voor een industriële onderneming 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 7.000 per project;

    • 4º. in geval van een duurzame-energiescan voor een bedrijventerrein 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 35.000 per project;

    • 5º. in de overige gevallen 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 45.000 per project;

  • b. kennisoverdrachtproject: 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 60.000 per project;

  • c. onderzoeks- of ontwikkelingsproject:

  • d. praktijkexperiment: 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000 per project;

  • e. demonstratieproject: 40 procent van de projectkosten, voor zover de projectkosten niet meer dan € 454.000 bedragen en 25 procent van de projectkosten, voor zover de projectkosten meer dan € 454.000 bedragen, maar in totaal niet meer dan € 900.000 per project;

  • f. marktintroductieproject: 25 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 900.000 per project.

2. Onverminderd het onder 1 bepaalde bedraagt de subsidie ten hoogste het gevraagde bedrag.

Toelichting

Bij Regeling van de Minister van Economische Zaken van 19 november 2003, nr. WJZ 3062795, houdende wijziging van de BSE-formulieren in verband met gewijzigde interpretatie van het Milieusteunkader (Stcrt. 226) zijn de aanvraag-, voorschot- en vaststellingsformulieren gewijzigd in verband met de berekening van subsidies voor projecten waarop de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (hierna: MSK) van toepassing is. Het MSK is van toepassing op demonstratie- en marktintroductieprojecten. Naast wijzigingen in de formulieren is ook de toelichting op het aanvraagformulier aangepast. In de formulieren is een berekening opgenomen voor het bepalen van de maximale steun die op grond van het MSK is toegestaan voor projecten waarvoor een BSE-subsidie is aangevraagd. Het subsidiebedrag dat op grond van de BSE wordt berekend mag niet hoger zijn dan het maximale steunbedrag op grond van het MSK. Dit betekent dat een BSE-subsidie die hoger is dan het MSK-bedrag wordt verminderd tot het MSK-bedrag. Het MSK staat alleen subsidie toe op de extra investering die noodzakelijk is voor het verwezenlijken van milieudoeleinden. Daartoe moet het bedrag van een referentie-investering, dit is een investering die in technisch opzicht gelijk is, maar die niet tot hetzelfde niveau van milieubescherming leidt, van de totale investering worden afgetrokken. Het maximale steunbedrag wordt berekend over een periode van vijf jaar.

F. Subsidieplafonds

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De subsidieplafonds voor het in 2004 en 2005 verlenen van subsidies op grond van het programma duurzame energie bedragen:

  • a. voor aanvragen inzake haalbaarheidsprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in onderdeel G, onder 1, van dit programma, € 2.800.000;

  • b. voor aanvragen inzake kennisoverdrachtsprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in onderdeel G, onder 1 van dit programma, € 1.500.000;

  • c. voor aanvragen inzake onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratie- en marktintroductieprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in onderdeel G, onder  2, van dit programma, € 6.700.000.

G. Aanvraagperiodes

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

1. Aanvragen op grond van het programma duurzame energie voor haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten moeten worden ontvangen in de periode die loopt van de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 2  september 2004, uiterlijk 17:00 uur.

2. Als periode na afloop waarvan de aanvragen op grond van het programma duurzame energie voor onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratie- en marktintroductieprojecten, die in die periode zijn ontvangen, worden behandeld, wordt vastgesteld de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 10 juni 2004, uiterlijk 17:00 uur.

De niet-elektronische aanvragen moeten worden ingediend bij:

  • Novem

  • Catharijnesingel 59

  • 3511 GG Utrecht

  • Postbus 8242

  • 3503 RE UTRECHT

De elektronische aanvragen moeten worden ingediend bij www.senterloket.nl

Voor informatie

(030) 2 393 798

www.den.novem.nl

Naar boven