Examenreglement duikploegleider 2004

[Regeling vervallen per 01-10-2010.]
Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2004

Examenreglement duikploegleider 2004

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 15 van de Brandweerwet 1985;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de opleiding: de opleiding duikploegleider, bedoeld in artikel 1, sub b, onderdeel 6, van het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen;

  • b. de module: elke onderwijseenheid over een samenhangend deel van de leerstof, die zowel presentatie, verwerking als toetsing omvat en die flexibel programmeerbaar is in het systeem, waarvan het een onderdeel is;

  • c. het module-examen: elk examen ter afsluiting van een module, dat bestaat uit een schriftelijk deel, een praktisch deel, een projectopdracht of een combinatie daarvan;

  • d. het studiepunt: de eenheid, waarin de omvang van de module wordt uitgedrukt en die gemiddeld tien contact- of zelfstudie-uren vertegenwoordigt;

  • e. de vrijstelling: een door het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens, genoemd in artikel 18g, vijfde lid, van de Brandweerwet 1985, afgegeven verklaring, inhoudende dat de kandidaat voor de betreffende module over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 De opleiding bestaat uit twee modulen:

    • a. duikploegleider theorie (verplichte module);

    • b. duikploegleider praktijk (verplichte module).

  • 2 Een certificaat is geldig gedurende vijftien maanden na afgifte.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

De modulen duikploegleider theorie en duikploegleider praktijk omvatten elk twee studiepunten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Tot het module-examen duikploegleider praktijk wordt toegelaten degene die:

  • a. in het bezit is van het certificaat of de vrijstelling van de module

  • b. duikploegleider theorie;

  • c. ten minste de leeftijd heeft van 24 jaar;

  • d. in het bezit is van een geldig rijksdiploma brandweerduiker;

  • e. minimaal 2 jaar ervaring heeft als brandweerduiker en tenminste 20 oefenduiken heeft gemaakt met een totale onderwatertijd van tenminste 600 minuten; en

  • f. in de 2 jaar voorafgaand aan de opleiding duikploegleider :

    • 1°. tenminste 20 oefenduiken heeft gemaakt met een totale onderwatertijd van tenminste 600 minuten, of

    • 2°. aan tenminste 20 oefenduiken leiding heeft gegeven, of

    • 3°. een combinatie van beide.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Het module-examen duikploegleider theorie bestaat uit een schriftelijke deel.

  • 2 Het schriftelijk deel bestaat uit het beantwoorden van vragen over de onderwerpen, bedoeld in deel A van de bij deze regeling behorende bijlage.

  • 3 Het cijfer voor het module-examen duikploegleider theorie is gelijk aan het afgeronde cijfer voor het schriftelijk deel, waarbij een half punt of meer naar boven wordt afgerond en minder dan een half punt naar beneden wordt afgerond.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Het module-examen duikploegleider praktijk bestaat uit een praktisch deel.

  • 2 Het praktisch deel bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in deel B van de bij deze regeling behorende bijlage.

  • 3 Het cijfer voor het module-examen duikploegleider praktijk is gelijk aan het afgeronde cijfer behaald voor het praktisch deel, waarbij een half punt of meer naar boven wordt afgerond en minder dan een half punt naar beneden wordt afgerond.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 3 Verlenging van de geldigheid voor de duur van twee jaar van het diploma wordt verleend op basis van een verklaring van de korpsleiding waar betrokkene werkzaam is, waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende relevante en actuele kennis en beroepservaring.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Tot 1 januari 2005 wordt voorzien in een tijdelijk diploma duikploegleider.

  • 2 Voor het tijdelijk diploma duikploegleider komt in aanmerking degene die:

    • a. tenminste 24 jaar oud is;

    • b. in het bezit is van:

      • 1°. een geldig rijksdiploma brandweerduiker of van het certificaat brandweerduiker theorie op grond van het Examenreglement brandweerduiker 1995, of

      • 2°. van het certificaat duikmedisch begeleider; en

    • c. in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag voor het tijdelijk diploma:

      • 1°. ten minste 20 oefenduiken heeft gemaakt met een totale onderwatertijd van ten minste 600 minuten, of

      • 2°. aan ten minste 20 oefenduiken leiding heeft gegeven, of

      • 3°. een combinatie van beide.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement duikploegleider 2004.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Deel A, examenprogramma module duikploegleider theorie

OPLEIDING: duikploegleider

   

MODULE: duikploegleider theorie

   
       

Nr.

leerdoel

Inhoud

Gedrags-

niveau

Weegfactor

       

Wetgeving toepassen

   

1

Noemen van relevante arbeidsomstandighedenregelgeving

i

2

2

Beschrijven van de wettelijke voorschriften

i

2

       

Inzicht hebben in veilig optrede

   

3.

Beschrijven van veiligheids- en gezondheidsvraagstukken

i

2

4.

Kunnen weergeven van werkinstructies

i

1

5.

Beschrijven van het materiaal en het materieelbeheer

i

2

6.

Toepassen van de regels rond kwaliteitszorg

t

2

7.

Kunnen verzorgen van documentatie en registratie

(w.o. duikregistratie en (bijna-)ongevallenregistratie)

t

2

       

Kennis hebben van duikmedische risico’s

   

8.

Noemen van preventiemaatregelen bij duikerziekten

k3

3

9.

Noemen van specifieke medische risico’s

k3

3

10.

Kennis hebben van pathologie bij duikerziekten

k2

3

11.

Herkennen van verschillende duikerziekten aan de hand van anamnese en/of een eenvoudig lichamelijk onderzoek

i

2

12

Kennis hebben van de behandeling van verschillende duikerziekten met inbegrip van de eerste hulp, de reanimatie onderisobare en hyperbare omstandigheden, het transport, de behandelingstabellen en de observatie na behandeling

k

3

       

Inzicht hebben in brandweerspecifieke operationele zaken

   

13,

Inzicht hebben in de tactiek van het brandweerduiken

i

3

14.

Noemen van de commandostructuur bij duikincidenten waaronder het samenwerken met andere eenheden

k3

3

15.

Kunnen selecteren van geschikte zoekmethoden in specifieke scenario’s

i

3

16.

Inzicht hebben in de procedure ‘duiken onder ijs’

i

3

17.

Inzicht hebben in de procedure ‘horizontaal drenkelingentransport’

i

3

       

Deel B, examenprogramma module duikploegleider praktijk

   
       

OPLEIDING: duikploegleider

   

MODULE: duikploegleider praktijk

   
     

Nr.

leerdoel

Inhoud

Gedrags-

niveau

Weegfactor

       

Gevaren onderkennen tijdens (repressief) optreden

   

1.

Uitvoeren van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen

t + m2

2

2.

Kunnen toepassen van werkinstructies

t + m2

1

       

Kunnen toepassen van duikmedische vaardigheden

   

3.

Toepassen van levensreddende handelingen en reanimatie

t + m2

2

4.

Kunnen toedienen van zuurstof als ademondersteuning en bediening zuurstofkoffer

t + m2

2

5.

Onderkoelde slachtoffers kunnen behandelen

t + m2

2

       

Kunnen toepassen van brandweerspecifieke operationele zaken

   

6.

Kunnen toepassen van de tactiek van het brandweerduiken

t + m2

3

7.

Kunnen toepassen van geschikte zoekmethoden in specifieke gevallen

t + m2

3

8.

Kunnen uitvoeren van noodprocedures.

t + m2

3

9.

Kunnen toepassen van bereikbaarheidskaarten.

t + m2

1

       

Kunnen leidinggeven

   

10.

Leiding kunnen geven aan een duikploeg in crisissituaties

s2

3

Deel C

Betekenis code

k = kennis

k1 kunnen opzoeken

k2 kunnen herkennen

k3 uit het hoofd kunnen noemen

i = inzicht

kunnen noemen van consequenties/gevolgen

kunnen formuleren in eigen woorden

t = toepassen

kunnen gebruiken van standaardbegrippen, -principes, -regels, -methoden en -technieken

m = motorische vaardigheden

m1 kunnen verrichten van motorische-/zintuiglijke vaardigheden

m2 bedreven zijn in bepaalde motorische-/zintuiglijke vaardigheden

s = sociale vaardigheden

s1 beschikken over bepaalde sociale vaardigheden

s2 beheersen van bepaalde sociale vaardigheden

Naar boven