Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar

[Regeling vervallen per 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2004

Regeling van de Minister van Justitie d.d. 27 november 2003, kenmerk 5255744/503/CBK, houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van buitengewoon opsporingsambtenaren terzake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 3a van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet zijnde de buitengewoon opsporingsambtenaar voor wie de commandant van de Koninklijke marechaussee als direct toezichthouder is aangewezen, indien hij optreedt in de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, dan wel indien die rechtens is uitgerust met een of meer geweldsmiddelen;

  • b. politiebevoegdheden: de bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

  • c. geweldsmiddel: geweldsmiddel als bedoeld in artikel 37, derde lid, onderdeel c, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • d. het LSOP: het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, Politie onderwijs- en kenniscentrum, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;

  • e. de toets geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de kennis op het gebied van geweldsbeheersing volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • f. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • g. de toets schietvaardigheid buitengewoon opsporingsambtenaar: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de schietvaardigheid volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • h. toetser: de ambtenaar van politie of de ambtenaar die heeft voldaan aan de competentiegerichte eindtermen van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door het LSOP om de toets geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar, de toetsing aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar, of de toets schietvaardigheid buitengewoon opsporingsambtenaar af te nemen;

  • i. de werkgever: de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • j. de toezichthouder: degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen;

  • k. de direct toezichthouder: degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 2 Een buitengewoon opsporingsambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van een vuurwapen, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar de toets schietvaardigheid buitengewoon opsporingsambtenaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt de buitengewoon opsporingsambtenaar van wie een geweldsmiddel op grond van het vierde lid is ingenomen, voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar of kalenderhalfjaar, geacht wederom geoefend te zijn in het gebruik van dat geweldsmiddel, vanaf het moment dat hij de toetsen die hij niet of niet met voldoende resultaat had afgelegd, alsnog met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 4 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 De werkgever draagt er, in overeenstemming met de direct toezichthouder, zorg voor dat de buitengewoon opsporingsambtenaar slechts over een geweldsmiddel beschikt, anders dan voor het vervoer en het gebruik ervan voor het volgen van onderwijs, indien hij geoefend is in het gebruik van dat geweldsmiddel. Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar op de laatste dag van een kalenderjaar of kalenderhalfjaar de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde toetsen nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, wordt het geweldsmiddel in het gebruik waarvan hij dientengevolge niet langer is geoefend, door de werkgever ingenomen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Tot het moment waarop het LSOP de in het eerste en tweede lid van artikel 2 bedoelde specifieke toetsen heeft samengesteld, dient de buitengewoon opsporingsambtenaar de toetsen volgens de eindtermen van de in artikel 13, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs opgenomen initiële opleiding assistent politiemedewerker of de initiële opleiding politiemedewerker, althans voor zover die eindtermen betrekking hebben op de aan de buitengewoon opsporingsambtenaar toegekende geweldsmiddelen alsmede betreffende de algemene bepalingen uit de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, met voldoende resultaat af te leggen.

  • 2 De buitengewoon opsporingsambtenaar die in de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 september 2003 de onderdelen van de toetsen als genoemd in het eerste lid, die op hem betrekking hebben in verband met de geweldsmiddelen die aan hem zijn toegekend, met goed gevolg heeft afgelegd, wordt geacht te hebben voldaan aan de eisen zoals beschreven in het eerste lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De werkgever draagt zorg voor de training en de toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2 De buitengewoon opsporingsambtenaar is verantwoordelijk voor zijn deelname aan de training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen, en de toetsing.

  • 3 De direct toezichthouder houdt toezicht op de kwaliteit en objectiviteit van de toetsing.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar, op de laatste dag van de in artikel 2 bedoelde perioden, een van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan de werkgever en de direct toezichthouder.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De werkgever draagt zorg voor registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen.

  • 2 De werkgever verstrekt in het jaarverslag de direct toezichthouder, de toezichthouder en de Minister van Justitie een overzicht betreffende de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen alsmede het gevoerde beleid hieromtrent.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004 en werkt terug tot en met 1 oktober 2003, met uitzondering van artikel 2, vierde lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 november 2003

De

Minister

van Justitie

J.P.H. Donner

Naar boven