Verbruiksbelastingen, aantonen van de uitvoer naar een derde land en van het vervoer [...] van alcoholvrije dranken, pruimtabak en snuiftabak

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 04-07-2003 t/m 20-03-2008

Verbruiksbelastingen, aantonen van de uitvoer naar een derde land en van het vervoer naar een andere lidstaat van alcoholvrije dranken, pruimtabak en snuiftabak

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan mij zijn vragen voorgelegd over de wijze waarop de uitvoer van alcoholvrije dranken, pruimtabak en snuiftabak naar een derde land en het vervoer naar een andere lidstaat kan worden aangetoond.

De vragen en de antwoorden hebben betrekking op de wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en enkele andere producten (hierna: de wet) en op het uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten (hierna: het uitvoeringsbesluit) en zijn hierna opgenomen.

Vraag 1

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Kan in plaats van een aangifte ten uitvoer als bedoeld in de artikelen 4 en 22 van het uitvoeringsbesluit een alternatief bewijs worden overgelegd om de uitvoer naar een derde land aan te tonen?

Antwoord

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Ja. Ik keur goed dat in die gevallen als bewijs een douanedocument, of een kopie of fotokopie daarvan, wordt overgelegd dat ten genoegen van de douaneautoriteiten

  • voldoende gegevens ter identificatie van de betrokken goederen bevat en

  • waaruit blijkt dat de goederen daadwerkelijk zijn uitgevoerd naar een derde land.

De kopie of fotokopie van het douanedocument moet voor eensluidend zijn gewaarmerkt door de instantie die het originele document heeft geviseerd, door een officiële instantie van het betrokken derde land of door een officiële instantie van één der lidstaten .

Vraag 2

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Op grond van artikel 3, eerste lid van het uitvoeringsbesluit dient het brengen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak vanuit een inrichting (als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de wet) naar een ondernemer in een andere lidstaat te blijken uit boeken en bescheiden van de inrichting.

Aan welke eisen dienen die boeken en bescheiden te voldoen?

Antwoord

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Bij de totstandkoming van de wet is aansluiting gezocht bij de Wet op de omzetbelasting 1968. Dit blijkt onder andere ook uit artikel 2, onderdeel i van de wet waarin is bepaald dat in de wet onder een ondernemer wordt verstaan een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Voor de controle op het vervoer naar de andere lidstaat in het kader van de wet is dan ook aangesloten bij de controles voor de omzetbelasting van de intra-communautaire transacties.

Dit heeft tot gevolg dat de ondernemer die op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 een intracommunautaire levering verricht en recht heeft op toepassing van het nultarief voor de omzetbelasting ook wordt aangemerkt als ondernemer in de zin van de wet. In verband hiermede zijn de eisen die zijn gesteld ten aanzien van de boeken en bescheiden van een ondernemer in het kader van de wet op de omzetbelasting 1968 ook van toepassing in het kader van de wet.

In hoofdstuk 4 van mededeling 38 Leidraad Omzetbelasting (Besluit van 20 juni 1995, nr. VB 95/2120) inzake de heffing van de omzetbelasting met betrekking tot intracommunautaire leveringen zijn nadere richtlijnen gegeven met betrekking tot de verzending of vervoer van goederen naar een andere lidstaat. In paragraaf 4.1.van die mededeling is aangegeven met welke bescheiden het intra-communautaire karakter van de transacties moet worden aangetoond.

Vraag 3

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Op grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel e van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en enkele andere producten (hierna: wet) wordt op verzoek teruggaaf van verbruiksbelasting verleend voor alcoholvrije dranken die door een ondernemer zijn overgebracht naar een ondernemer dan wel publiekrechtelijk lichaam, andere dan als ondernemer, in een andere lidstaat. De teruggaaf wordt, overeenkomstig artikel 24 van het uitvoeringsbesluit, verleend aan de belanghebbende die aan de hand van boeken en bescheiden kan aantonen dat de betreffende producten zijn overgebracht naar een ondernemer in een andere lidstaat.

Welke belanghebbende heeft in dit verband recht op teruggaaf van verbruiksbelasting en welke bewijsstukken dienen bij het verzoek om teruggaaf te worden overgelegd?

Antwoord

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Ook in dit geval wordt aangesloten bij de Wet op de Omzetbelasting 1968 (zie antwoord vraag 2).

Dit heeft tot gevolg dat de ondernemer die op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 een intracommunautaire levering verricht en recht heeft op toepassing van het nultarief voor de omzetbelasting ook wordt aangemerkt als belanghebbende voor de teruggaaf van de verbruiksbelasting.

Ook in dit geval kan worden aangesloten bij de richtlijnen die zijn gegeven in mededeling 38 Leidraad Omzetbelasting (Besluit van 20 juni 1995, nr. VB95/2120) inzake de heffing van de omzetbelasting met betrekking tot de intracommunautaire leveringen.

Vraag 4

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Kan ook teruggaaf op grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel e van de wet worden verleend, indien de alcoholvrije dranken door een ondernemer uit een andere lidstaat worden afgehaald bij een opslaghouder die als beperkt fiscaal vertegenwoordiger voor een ondernemer in een derde land is aangewezen?

Antwoord

[Regeling vervallen per 12-04-2008 met terugwerkende kracht tot en met 21-03-2008]

Ja. De alcoholvrije dranken die door een beperkt fiscaal vertegenwoordiger in Nederland aan een ondernemer in een andere lidstaat ‘af – fabriek’ of ‘af – magazijn’ (afhaaltransacties) worden geleverd, wordt ook aangemerkt als overbrenging naar een ondernemer in een andere lidstaat. Voor de controle op deze transacties wordt ook aangesloten bij de systematiek voor de omzetbelasting. In de paragrafen 4.3 en 4.4 van mededeling 38 Leidraad Omzetbelasting (Besluit van 20 juni 1995, nr. VB 95/2120) is aangegeven onder welke voorwaarden de toepassing van het nultarief voor de omzetbelasting en dus ook de teruggaaf van de verbruiksbelasting (onder andere ook aan een beperkt fiscaal vertegenwoordiger) dient te geschieden.

Naar boven