Met ingang van 1 augustus 2003 wordt de leerlinggebonden financiering ingevoerd. Op
grond van deze regeling hebben basisscholen, die een leerling toelaten die is geïndiceerd
voor een leerlinggebonden budget, recht op leerlinggebonden financiering.
De procedures voor indicatiestelling zijn geregeld in de Wet op de expertisecentra
en het daarop gebaseerde Besluit leerlinggebonden financiering (Stb. 2002, 107). De
criteria die gelden bij de indicatiestelling liggen vast in de ministeriële regeling
indicatiecriteria lgf.
De formatieve omvang van het leerlinggebonden budget is geregeld in het Formatiebesluit
WPO.
Voor zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk) bedraagt de omvang van de leerlinggebonden
financiering volgens dit Formatiebesluit voor een basisschool 35,6 formatierekeneenheden,
waarvan 16,6 fre’s dienen te worden herbesteed bij een school voor speciaal onderwijs
ten behoeve van ambulante begeleiding (de eerste twee jaar gaan deze her te besteden
fre’s direct naar de school voor speciaal onderwijs). De resterende 19 fre’s zijn
beschikbaar voor de opvang van de geïndiceerde leerling in de basisschool.
Tot 1 augustus 2003 kunnen basisscholen die verstandelijk gehandicapte kinderen hebben
ingeschreven een aanvraag indienen voor aanvullende formatie. Het aantal fre’s aanvullende
formatie voor deze verstandelijk gehandicaptekinderen bedraagt voor kinderen in de
groepen 1 en 2 19 fre’s en voor kinderen in de groepen 3 tot en met 8 39 fre’s. Dit
betekent dat de huidige aanvullende formatie voor de kinderen in de groepen 3 tot
en met 8 een grotere omvang heeft dan de omvang van het leerlinggebonden budget. Tevens
ontvangt de basisschool een hoger bedrag voor de materiële instandhouding (m.i.) dan
het bedrag dat hiervoor binnen het leerlinggebonden budget wordt toegekend. Het verschil
bedraagt € 253 voor het schooljaar 2003/2004. Bij de behandeling van het wetsvoorstel
LGF is aan de Tweede Kamer toegezegd dat er geen korting zal plaatsvinden op de omvang
van de middelen die basisscholen ontvangen voor deze kinderen. De Wet geeft geen mogelijkheid
om het leerlinggebonden budget gedifferentieerd vast te stellen, omdat op basis van
de Wet de omvang daarvan uitsluitend afhankelijk is van de onderwijssoort waarvoor
de leerling toelaatbaar is verklaard. Daarom is toegezegd dat door middel van een
aanvullende regeling de aanspraak van basisscholen op extra formatie voor zmlk-leerlingen
in de bovenbouw en de extra m.i.-vergoeding vastgelegd zal worden. Deze beleidsregel
geeft uitvoering aan deze toezegging.
De aanvullende formatie wordt gekoppeld aan het leerlinggebonden budget toegekend,
dus in principe op schooljaarbasis. Dit betekent bijvoorbeeld dat, net als voor het
leerlinggebonden budget geldt, bij verhuizing van de leerling tijdens het schooljaar
de nieuwe school met ingang van het nieuwe schooljaar aanvullende formatie op basis
van onderhavige regeling kan ontvangen.