Sanctieregeling Somalië 2003

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 22-06-2013 t/m 02-01-2014

Regeling van 19 februari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië

De Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (Pb EG L 24);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 10 december 2002 (2002/960/GBVB) betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (Pb EG L 334);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977,

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, 2, 3 bis en 3 ter, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (Pb EG L 24).

  • 2 Het verbod te handelen in strijd met artikel 1 van Verordening (EG) nr. 147/2003 is niet van toepassing in geval toepassing is gegeven aan artikel 2 bis of 3, eerste en tweede lid, van de verordening.

  • 3 Het verbod te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 147/2003 is niet van toepassing in geval toepassing is gegeven aan artikel 3, derde lid, van de verordening.

  • 4 Het verbod te handelen in strijd met artikel 3 ter, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 147/2003 is niet van toepassing in geval artikel 3 ter, derde lid, van de verordening van toepassing is.

Artikel 1a

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 8, 9, van Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (Pb EU L 105).

  • 2 Een verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien artikel 3, 4, eerste lid, 5 of 6 van Verordening (EU) nr. 356/2010 van toepassing is.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan, dan wel door of uit te voeren naar entiteiten of personen in Somalië of voor gebruik in Somalië, ongeacht het land van herkomst.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing in geval het een levering, verkoop of overdracht betreft van:

    • a. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door AMISOM overeenkomstig het onder 4 gestelde van Resolutie 1744 (2007) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, of uitsluitend bestemd is voor gebruik door landen en regionale organisaties die maatregelen treffen overeenkomstig het onder 6 gestelde van Resolutie 1851 (2008) en het onder 10 gestelde van Resolutie 1846 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

    • b. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de strategische partners van AMISOM, die uitsluitend optreden op grond van het African Union Strategic Concept van 5 januari 2012, alsmede in samenwerking en in samenspraak met AMISON;

    • c. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de hulp bij de ontwikkeling van de instellingen van de veiligheidssector, in overeenstemming met het politieke proces als omschreven onder 1 tot en met 3 van Resolutie 1744 (2007) mits het onder 11 van Resolutie 751(1992) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ingestelde Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na ontvangst van de kennisgeving een negatief besluit heeft genomen;

    • d. niet-dodelijke militaire uitrusting voor uitsluitend humanitaire of beschermende doeleinden, of materieel dat bestemd is voor programma's op het gebied van veiligheid voor het opzetten van instellingen van de Europese Unie, de Europese Gemeenschap of de lidstaten, die in het kader van het vredes- en verzoeningsproces worden uitgevoerd en waaraan vooraf door vorenbedoeld Sanctie comité goedkeuring is verleend, of beschermende kledij, waaronder kogelwerende vesten en militaire helmen die door het VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties, en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Somalië wordt verzonden;

    • e. materieel, met uitzondering van goederen, genoemd in bijlage II van Besluit 2013/201/GBVB, dat uitsluitend bestemd is voor de ontwikkeling van de veiligheidstroepen van de Federale regering van Somalië, en om de veiligheid van de Somalische bevolking te garanderen, mits het Sanctiecomité hiervan vijf dagen voorafgaand aan de levering, verkoop of overdracht in kennis is gesteld overeenkomstig het onder 38 gestelde van Resolutie 2093 (2013).

Artikel 2a

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 147/2003 is, wat betreft de onderdelen a, b, c en e, de Minister van Financiën voor zover het betreft financiering en financiële bijstand, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft technisch advies, bijstand of opleiding. De bevoegde autoriteit, bedoeld in voornoemd artikel 2 bis, onder d, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 147/2003 is de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 356/2010 is de Minister van Financiën.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, en artikel 6, aanhef, van Verordening (EU) nr. 356/2010 is, wat betreft de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden, bedoeld in voornoemde artikelen, de Minister van Financiën.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, en artikel 6, aanhef, van Verordening (EU) nr. 356/2010 is, wat betreft de beschikbaarstelling van economische middelen, bedoeld in voornoemde artikelen, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • 5 De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 356/2010 zijn, elk voor het gebied waartoe hun competentie zich op grond van dat lid uitstrekt:

    • - de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

    • - de Minister van Financiën.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

J.G. de Hoop Scheffer

Naar boven