Sanctieregeling Somalië 2003

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 02-03-2023 t/m heden

Regeling van 19 februari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië

De Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (Pb EG L 24);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 10 december 2002 (2002/960/GBVB) betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (Pb EG L 334);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977,

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, 2, 3 bis, 3 ter, eerste lid, en 3 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (Pb EG L 24).

  • 2 Het verbod te handelen in strijd met artikel 1 van Verordening (EG) nr. 147/2003 is niet van toepassing in geval toepassing is gegeven aan artikel 3, eerste en tweede lid, van de verordening.

  • 3 Het verbod te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 147/2003 is niet van toepassing in geval toepassing is gegeven aan artikel 3, derde lid, van de verordening.

  • 4 Het verbod te handelen in strijd met artikel 3 ter, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 147/2003 is niet van toepassing in geval artikel 3 ter, derde lid, van de verordening van toepassing is.

Artikel 1a

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 8, 9, van Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (Pb EU L 105).

  • 2 Een verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien artikel 3, 4, eerste lid, 5 of 6 van Verordening (EU) nr. 356/2010 van toepassing is.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen of te leveren aan, door of uit te voeren naar, over te dragen aan, daaronder begrepen over te brengen naar, entiteiten of personen in Somalië of voor gebruik in Somalië, ongeacht het land van herkomst.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing in geval het een levering, verkoop of overdracht betreft van:

    • a. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door personeel van de Verenigde Naties, met inbegrip van de bijstandsmissie van de Verenigde Naties in Somalië (Unsom);

    • b. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de overgangsmissie van de Afrikaanse Unie in Somalië (Atmis) en haar strategische partners, die uitsluitend optreden op basis van het meest recente strategisch concept van de Afrikaanse Unie (AU), en in samenwerking en samenspraak met Atmis;

    • c. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de Europese Unie voor opleidings- en ondersteuningsactiviteiten, Turkije, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, alsmede alle andere staatstroepen die actief zijn in het kader van het transitieplan voor Somalië (Somalia Transition Plan – STP), of die een overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten of een memorandum van overeenstemming met de federale regering van Somalië hebben om de doelstellingen van resolutie 2662 (2022) van de VN-Veiligheidsraad te dienen, mits zij het krachtens punt 11 van resolutie 751 (1992) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde Sanctiecomité van dergelijke overeenkomsten in kennis stellen;

    • d. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ontwikkeling van de Somalische veiligheidsinstanties en politie-instanties op nationaal en lokaal niveau, ter beveiliging van de Somalische bevolking. Voor leveringen van de in de bijlagen II en III van Besluit 2010/231/GBVB vermelde goederen en het verstrekken van technisch advies, financiële en andere bijstand, alsmede opleiding in verband met militaire activiteiten, is desbetreffende goedkeuring of kennisgeving vereist, en wel als volgt:

      • het leveren, verkopen of overdragen van wapentuig en alle soorten aanverwant materieel zoals vermeld in bijlage II van Besluit 2010/231/GBVB, uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van de Somalische veiligheids- en politie-instanties, ter beveiliging van de Somalische bevolking, moet vooraf door het Sanctiecomité worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van Besluit 2010/231/GBVB, en is toegestaan tenzij het Sanctiecomité binnen vijf werkdagen na ontvangst van een dergelijke kennisgeving van Somalië, de lidstaten of internationale, regionale of subregionale organisaties die de bijstand verlenen, een negatief besluit heeft genomen;

      • van het leveren, verkopen of overdragen van wapentuig en alle soorten aanverwant materieel zoals vermeld in bijlage III van Besluit 2010/231/GBVB, uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van de Somalische veiligheids- en politie-instanties, ter beveiliging van de Somalische bevolking, moet het Sanctiecomité ter informatie vijf werkdagen van tevoren in kennis worden gesteld overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van Besluit 2010/231/GBVB, door Somalië, de lidstaten of internationale, regionale of subregionale organisaties die de bijstand verlenen;

    • e. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door personeel van de Verenigde Naties, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Somalië worden uitgevoerd;

    • f. niet-dodelijke militaire uitrusting, uitsluitend voor humanitair gebruik of ter bescherming, door de lidstaat of internationale, regionale of subregionale organisatie.

Artikel 2a

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 356/2010 is de Minister van Financiën.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, en artikel 6, aanhef, van Verordening (EU) nr. 356/2010 is, wat betreft de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden, bedoeld in voornoemde artikelen, de Minister van Financiën.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, en artikel 6, aanhef, van Verordening (EU) nr. 356/2010 is, wat betreft de beschikbaarstelling van economische middelen, bedoeld in voornoemde artikelen, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • 5 De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 356/2010 zijn, elk voor het gebied waartoe hun competentie zich op grond van dat lid uitstrekt:

    • - de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

    • - de Minister van Financiën.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

J.G. de Hoop Scheffer

Naar boven