Toedeling van natuurlijke personen, lichamen en entiteiten aan organisatieonderdelen [...] Belastingdienst (Toedelingsbesluit Belastingdienst 2003)

[Regeling vervallen per 16-01-2015.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 15-01-2015

Toedeling van natuurlijke personen, lichamen en entiteiten aan organisatieonderdelen van de Belastingdienst (Toedelingsbesluit Belastingdienst 2003)

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Algemeen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

1.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Als gevolg van de reorganisatie van de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2003 zijn de eenheden Particulieren, Particulieren/ondernemingen, Ondernemingen en Grote ondernemingen omgevormd tot 13 regio’s. Daarnaast zijn de zeven douanedistricten samengevoegd tot vier Douaneregio’s. In verband met de wetswijzigingen die voortvloeien uit deze reorganisatie is de Uitvoeringsregeling Belastingdienst (Stcrt. 1994, 114) ingetrokken en vervangen door de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 (Stcrt. 2002, 247). Dit besluit vervangt het besluit Toedeling van de bevoegdheden binnen de Belastingdienst (competentieregeling) van 23 augustus 2001, nr. CPP2001/2318M.

De Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 (hierna: de Regeling) geeft invulling aan de onder meer in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 opgenomen delegatiebepalingen. In de Regeling is de organisatie van de Belastingdienst in hoofdlijnen weergegeven. Tevens is op basis van de Regeling kenbaar onder welke inspecteur en ontvanger (voorzitter van een managementteam van een organisatieonderdeel van de Belastingdienst) de belastingplichtige/belastingschuldige ressorteert en tot wie hij zich voor zijn fiscale aangelegenheden in beginsel kan wenden. In artikel 11, derde lid van de Regeling is bovendien aangegeven dat een voorzitter van een managementteam namens de directeur kan bepalen dat een natuurlijk persoon of een lichaam al dan niet tezamen met één of meer daarmee direct of indirect in bestuurlijk, financieel, administratief of maatschappelijk opzicht verbonden natuurlijke personen of lichamen als een entiteit wordt beschouwd. In dit besluit worden daarvoor regels gegeven. Het betreft met name de wijze waarop entiteiten moeten worden gevormd (onderdeel 2), het toedelen daarvan aan het organisatieonderdeel van de Belastingdienst onder welke de belastingplichtige of entiteit ressorteert (onderdeel 3), alsmede het wijzigen van deze toedeling (onderdeel 4). Dit besluit geldt uitsluitend voor de onderdelen van de Belastingdienst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Regeling.

Met betrekking tot de vorming van entiteiten en de overige bepalingen in dit besluit is ten opzichte van het besluit van 23 augustus 2001 een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd. Het doorvoeren van deze vereenvoudigingen, noch de reorganisatie zijn op zichzelf beschouwd aanleiding voor een integrale herbeoordeling van de per 1 januari 2003 bestaande entiteiten. Het aanpassen van de reeds gevormde entiteiten vindt in het algemeen eerst plaats indien na 1 januari 2003 een wijziging in het structuurschema, als bedoeld onder 1.2, onderdeel g, plaatsvindt.

In de bijlage bij de Regeling zijn de Nederlandse gemeenten verdeeld over de 13 Belastingdienstregio’s. In beginsel vindt de fiscale behandeling (waaronder heffing en inning) van de in dit besluit gedefinieerde belastingplichtigen plaats door de voorzitter van het managementteam van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst als vermeld in de bijlage bij de Regeling, bij de gemeente waarin de woon- of vestigingsplaats van de belastingplichtige of entiteit is gelegen. In afwijking van deze hoofdregel kan de fiscale behandeling plaatsvinden door een andere voorzitter. Voorzover deze afwijkingen van algemene aard zijn, zijn deze reeds opgenomen in de Regeling (zie artikel 12 t/m 25 van de Regeling).

Evenals de in de Regeling opgenomen ressorteerbepalingen zijn de bepalingen van dit besluit vooral bestemd voor de interne verdeling van werkzaamheden binnen de Belastingdienst. Deze bepalingen laten onverlet de landelijke bevoegdheid van de inspecteur en de ontvanger.

1.2. Begrippen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. belastingplichtigen: de hierna onder letter e en f omschreven particulieren en ondernemingen;

  • b. inhoudingsplichtige: de inhoudingsplichtige, bedoeld in artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • c. lichamen: de lichamen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • d. fiscale eenheid omzetbelasting: de fiscale eenheid omzetbelasting, bedoeld in artikel 7, vierde lid van de Wet op de omzetbelasting 1968;

  • e. particulieren: natuurlijke personen die geen winst uit onderneming genieten in de zin van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, geen ondernemer zijn voor de omzetbelasting en niet inhoudingsplichtig zijn, daaronder begrepen de natuurlijke personen die uitsluitend ondernemer zijn voor de omzetbelasting wegens het vrijgesteld verhuren van onroerende zaken of met betrekking tot de intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel;

  • f. ondernemingen: lichamen, fiscale eenheden omzetbelasting of natuurlijke personen die geen particulier zijn;

  • g. structuurschema: het schema waarin de directe of indirecte bestuurlijke, financiële, administratieve of maatschappelijke verbanden tussen belastingplichtigen zijn weergegeven;

  • h. entiteit: een onderneming al dan niet tezamen met een of meer daarmee direct of indirect in bestuurlijk, financieel, administratief of maatschappelijk opzicht verbonden belastingplichtigen;

  • i. belangrijkste onderneming binnen een entiteit: de onderneming, niet zijnde de fiscale eenheid omzetbelasting, waarvan de vestigingsplaats in Nederland is gelegen met de hoogste gemiddelde omzet over de voorgaande drie jaren dan wel in het geval van ondernemingen zonder winstoogmerk de onderneming met de hoogste gemiddelde loonsom over de voorgaande drie jaren. Het bepalen van de belangrijkste onderneming binnen een entiteit geschiedt:

    • 1. bij een wijziging van de samenstelling van de entiteit, tenzij de wijziging uitsluitend betrekking heeft op een of meer particulieren;

    • 2. bij wijziging van het adres op basis waarvan de toedeling is bepaald.

      Toelichting: onder de omzet wordt verstaan de som van de in een jaar in rekening gebrachte vergoedingen, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

  • j. contactpost: de relatie tussen belastingplichtigen die niet in een entiteit zijn opgenomen, maar wel tot hetzelfde structuurschema behoren (zie onderdeel 2, vorming van entiteiten);

  • k. vennootschap: de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap en vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen;

  • l. maatschap: de maatschap, de vennootschap onder firma en vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen, alsmede het Europees Economisch Samenwerkingsverband (E.E.S.V.);

    Toelichting: onder het begrip ‘maatschap’ vallen alle samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van de joint venture en de commanditaire vennootschap.

  • m. joint venture: samenwerkingsverband van twee of meer ondernemingen ten behoeve van een bepaald project, waarvoor kapitaal en know-how samengebracht worden op basis van een gedeeld risico;

  • n. commanditaire vennootschap: commanditaire vennootschap die bij wijze van geldschieting wordt aangegaan tussen een of meer hoofdelijk aansprakelijke vennoten (beherende vennoten) en een of meer personen die als geldschieter optreden (commanditaire vennoten);

  • o. eenmanszaak: de natuurlijk persoon die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent of inhoudingsplichtig is, niet zijnde een maat in een maatschap of een vennoot in een (commanditaire) vennootschap;

  • p. partner: partner zoals bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, alsmede degene die op basis van dit artikel kan kiezen voor kwalificatie als partner;

  • q. ouder: de natuurlijke, pleeg- of stiefouder bij wie het minderjarige kind duurzaam woont;

  • r. participatiemaatschappij: een onderneming die zich hoofdzakelijk toelegt op het verstrekken van ‘venture capital’. Onder ‘venture capital’ wordt verstaan: het feitelijk en onvoorwaardelijk deelnemen in het vermogen van een onderneming of een project met een meer dan normaal risico-element en met een hoge rendementsverwachting;

  • s. pensioenfonds: een lichaam waarvan de werkzaamheid bestaat uit de verzorging van werknemers of gewezen werknemers, van hun echtgenoten of gewezen echtgenoten, dan wel hun partners of gewezen partners en van hun kinderen of pleegkinderen door middel van uitkeringen op grond van een regeling voor vervroegde uittreding (VUT-uitkeringen) of pensioen, uit het verzekeren van dergelijke uitkeringen, dan wel uit het verzekeren van lijfrenten of kapitaalsuitkeringen uit levensverzekering.

  • t. regio: het onderdeel van de Belastingdienst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.

2. De vorming van entiteiten

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Paragraaf 1.2, onderdeel h, van dit besluit definieert een entiteit als een onderneming al dan niet tezamen met een of meer daarmee direct of indirect in bestuurlijk, financieel, administratief of maatschappelijk opzicht verbonden belastingplichtigen. Hierna zal worden aangegeven op welke wijze entiteiten dienen te worden gevormd.

Vorming van entiteiten houdt in, dat de tot een entiteit behorende belastingplichtigen worden opgenomen in een gezamenlijk dossier om, indien daartoe aanleiding bestaat, een gezamenlijke behandeling mogelijk te maken.

Stap 1: het structuurschema

Voordat een entiteit kan worden gevormd, moet duidelijk worden welke verbanden tussen belastingplichtigen onderling bestaan. Het overzicht van deze onderlinge – fiscaal relevante – relaties wordt een structuurschema genoemd. In het structuurschema worden ook opgenomen de belastingplichtigen die buiten Nederland wonen of zijn gevestigd.

De opbouw van het structuurschema geschiedt als volgt. Allereerst wordt vanuit iedere onderneming die hierna genoemd is, bepaald welke belastingplichtigen hiermee verbonden zijn.

De ondernemingen van waaruit het structuurschema wordt gebouwd, zijn:

  • 1. een eenmanszaak (paragraaf 2.2),

  • 2. een vennootschap (paragraaf 2.3),

  • 3. een maatschap (paragraaf 2.4),

  • 4. een commanditaire vennootschap (paragraaf 2.5).

In de genoemde paragrafen wordt per onderneming aangegeven welke belastingplichtigen in het structuurschema bij deze onderneming gevoegd dienen te worden. Er is hierbij gekozen voor een opbouw van beneden naar boven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat vanuit de maatschap wordt gekeken naar de maten, vanuit de vennootschap naar de aandeelhouders en vanuit de commanditaire vennootschap naar de (beherende en commanditaire) vennoten. Vanuit iedere onderneming die men tijdens de opbouw tegenkomt, wordt weer verder opgebouwd volgens de in de paragrafen omschreven regels.

Indien een belastingplichtige gevoegd dient te worden bij meer ondernemingen, dienen deze alle in een structuurschema opgenomen te worden.

Stap 2: ‘Knippen’

Bij de uitvoering van stap 1 ontstaat een structuurschema. Vanuit het structuurschema wordt een entiteit gebouwd. Hierbij bestaan de volgende mogelijkheden:

  • 1. Het structuurschema vormt de entiteit; bijvoorbeeld de BV met de 100%-aandeelhouder.

  • 2. In het structuurschema moet ‘geknipt’ worden. In paragraaf 2.6 wordt aangegeven waar in het structuurschema de ‘knip⁠(pen)’ moet(en) worden gelegd.

Is ingevolge paragraaf 2.6 geen ‘knip’-bepaling van toepassing, dan vormt het structuurschema de entiteit.

Bijzondere bepalingen

In paragraaf 2.7 komen enkele bijzondere situaties aan de orde. Het gaat om gevallen waarvoor geen structuurschema in de regeling wordt beschreven, of waarvoor niet geknipt, maar bijgevoegd moet worden. In paragraaf 2.8 wordt aangegeven hoe de entiteitvorming plaats dient te vinden bij grensoverschrijdende situaties.

2.2. De eenmanszaak

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Tot het structuurschema dat vanuit een eenmanszaak wordt opgebouwd, behoren:

  • 2.2.1 de partner en het minderjarige kind van de natuurlijk persoon die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent;

  • 2.2.2 de onderneming die voor de heffing van de omzetbelasting een fiscale eenheid met de eenmanszaak vormt; de fiscale eenheid zelf hoort ook tot het structuurschema.

2.3. De vennootschap

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Tot het structuurschema dat vanuit een vennootschap wordt opgebouwd behoren:

  • 2.3.1 het lichaam dat als aandeelhouder of certificaathouder voor meer dan 5% deelneemt in het kapitaal van de vennootschap.

  • 2.3.2 de onderneming die voor de heffing van de omzetbelasting een fiscale eenheid met de vennootschap vormt; de fiscale eenheid zelf behoort ook tot het structuurschema.

  • 2.3.3 de natuurlijk persoon die als aandeelhouder of certificaathouder deelneemt in het kapitaal van de vennootschap en een aanmerkelijk belang heeft in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 2.3.4 de partner en het minderjarige kind van de in paragraaf 2.3.3 genoemde persoon.

2.4. De maatschap

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Tot het structuurschema, dat wordt opgebouwd vanuit de maatschap, behoren:

  • 2.4.1 de maten, zowel natuurlijke personen van wie de deelneming een onderneming is in de zin van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, als lichamen die deelnemen in de maatschap;

  • 2.4.2 de partner en het minderjarig kind van elk van de maten;

  • 2.4.3 de onderneming die voor de heffing van de omzetbelasting een fiscale eenheid met de maatschap vormt; de fiscale eenheid zelf behoort ook tot het structuurschema.

2.5. De commanditaire vennootschap (CV)

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Tot het structuurschema dat vanuit een commanditaire vennootschap wordt opgebouwd, behoren:

  • 2.5.1 de beherende vennoten, zowel natuurlijke personen van wie de deelneming een onderneming is in de zin van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, als lichamen die deelnemen in de CV;

  • 2.5.2 de commanditaire vennoten (lichamen) wier kapitaaldeelname méér bedraagt dan 5%;

  • 2.5.3 de commanditaire vennoten (natuurlijke personen) van wie de deelneming een onderneming is in de zin van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en wier kapitaaldeelname meer dan 5% bedraagt;

  • 2.5.4 de onderneming die voor de heffing van de omzetbelasting een fiscale eenheid met de CV vormt. De fiscale eenheid zelf behoort ook tot het structuurschema;

  • 2.5.5 de partner en het minderjarig kind van de hiervoor genoemde personen.

2.6. Entiteitvorming

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Na toepassing van de paragrafen 2.2 t/m 2.5 is een structuurschema ontstaan. In deze paragraaf wordt van een aantal situaties omschreven waar de ‘knip(pen)’ in dit structuurschema moet(en) worden gelegd teneinde de entiteit(en) te vormen. De knipbepalingen hebben alleen betrekking op de aangegeven relatie en worden toegepast bij regio-overstijgende situaties en in de gevallen waarin dat wenselijk of nodig wordt geacht. Door te knippen ontstaan contactposten als bedoeld in paragraaf 1.2, onderdeel j.

Komt in het gevormde schema geen situatie als hierna beschreven voor, dan vormt het structuurschema de enige entiteit. Hierbij wordt een kanttekening gemaakt: in onderdeel 2.7 is een aantal bijzondere situaties van entiteitvorming aangegeven.

De beoordeling op de toe te passen knipbepalingen vindt telkens plaats bij wijziging van het structuurschema, tenzij de wijziging uitsluitend betrekking heeft op een of meer particulieren.

2.6.1. Algemene uitgangspunten

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Bij de vorming van entiteiten en het toepassen van de knipbepalingen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. In maatschappelijke relaties wordt niet ‘geknipt’: partners en ouders met hun minderjarige kinderen worden altijd gezamenlijk in een entiteit opgenomen.

  • 2. In de fiscale eenheid voor de omzetbelasting en in die voor de vennootschapsbelasting wordt niet geknipt; de ondernemingen die de fiscale eenheid vormen, worden altijd gezamenlijk in een entiteit opgenomen.

  • 3. Waar hierna wordt gesproken van maten, worden daarmee tevens bedoeld de beherende en commanditaire vennoten in de besloten CV en de beherende vennoten in de open CV die op grond van onderdeel 2.5 bij de commanditaire vennootschap worden gevoegd, alsmede de deelnemers in een ander samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.

  • 4. In het structuurschema worden slechts particulieren en ondernemingen opgenomen die voor enig middel in Nederland belastingplichtig zijn.

2.6.2. Aandelen die als handelsvoorraad door een onderneming, niet zijnde een bank, een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds, worden gehouden

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De vennootschap waarin de aandelen door een onderneming, niet zijnde een bank, een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds, als handelsvoorraad worden gehouden, behoort niet tot de entiteit van deze onderneming.

2.6.3. Betrokkenheid bij twee of meer ondernemingen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

2.6.3.a. Aanmerkelijk belang in twee of meer vennootschappen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Indien een natuurlijk persoon aandeelhouder of certificaathouder (maar voor minder dan 100%) is in twee of meer vennootschappen, en verschillende entiteiten worden gevormd, wordt de natuurlijk persoon gevoegd bij de vennootschap waaruit het hoogste inkomen wordt genoten.

NB: Bovenstaande knipbepaling geldt niet als dezelfde groep natuurlijke personen aandeelhouder is in verschillende vennootschappen en zij de enige aandeelhouders zijn.

2.6.3.b. Maat in twee of meer maatschappen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De maat (natuurlijk persoon) die deelneemt in twee of meer maatschappen wordt gevoegd bij de entiteit van de maatschap waaruit de hoogste winst wordt genoten. De maat (lichaam) die deelneemt in twee of meer maatschappen wordt gevoegd bij de entiteit van de maatschap waaruit de hoogste winst wordt genoten.

NB: Bovenstaande knipbepaling geldt niet als dezelfde groep maten verschillende maatschappen vormen en de enige maten zijn.

2.6.3.c. Maat en aandeelhouder

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Indien een maat (natuurlijk persoon) in een maatschap tevens aandeelhouder of certificaathouder (maar voor minder dan 100%) is van een vennootschap, worden twee entiteiten gevormd. Indien een maat (lichaam) tevens aandeelhouder (ex 2.3.1, maar voor minder dan 100%) is van een vennootschap, worden twee entiteiten gevormd. De aandeelhouder/maat wordt gevoegd bij de entiteit van de maatschap.

NB: Hierop geldt de volgende uitzondering:

Als de gezamenlijke maten 100% van de aandelen in een vennootschap bezitten, wordt m.b.t. deze vennootschap niet in het structuurschema geknipt; de vennootschap wordt bij de entiteit van de maatschap gevoegd.

2.6.4. Partners die betrokken zijn bij meer ondernemingen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

2.6.4.a. Partners ieder aandeelhouder of certificaathouder in twee of meer vennootschappen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Als de partners ieder aandeelhouder of certificaathouder zijn voor minder dan 100%, doch niet in dezelfde vennootschappen, worden verschillende entiteiten gevormd. De partners worden gezamenlijk gevoegd bij de vennootschap waaruit het hoogste gezamenlijke inkomen wordt genoten.

2.6.4.b. Partners beide betrokken bij een verschillende maatschap

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Als de partners beide maat zijn, maar in verschillende maatschappen, worden verschillende entiteiten gevormd. De partners worden gezamenlijk gevoegd bij de maatschap waaruit de hoogste winst wordt genoten.

2.6.4.c. Partners ieder betrokken bij een verschillende onderneming

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Als de partner van een maat in een maatschap aandeelhouder of certificaathouder (maar voor minder dan 100%) is in een vennootschap, worden verschillende entiteiten gevormd. De partners worden gevoegd bij de entiteit van de maatschap.

NB: Als de aandeelhouder-partner 100% van de aandelen in de vennootschap bezit, wordt de vennootschap bij de entiteit van de maatschap gevoegd.

2.6.5. Particulier(en) en in het buitenland gevestigde ondernemingen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Indien het structuurschema uitsluitend bestaat uit particulieren en in het buitenland gevestigde ondernemingen wordt geen entiteit gevormd.

2.7. Bijzondere situaties

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

2.7.1. Joint venture

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De joint venture vormt zelfstandig een onderneming en wordt niet gevoegd bij de entiteiten van deelnemers of aandeelhouders in de ondernemingen die de joint venture vormen.

2.7.2. Kostenmaatschap

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De kostenmaatschap vormt zelfstandig een onderneming indien maten voor gezamenlijke kosten een kostenmaatschap vormen of indien landbouwers gezamenlijk landbouwmachines kopen en deze onderbrengen in een maatschap.

2.7.3. Ondernemingen zonder winstoogmerk

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Ondernemingen zonder winstoogmerk met daarmee gelieerde stichtingen en (coöperatieve) verenigingen worden tot een entiteit gerekend indien zij vallen onder een (hoofd)bestuur of groep bestuurders.

2.7.4. Verenigingen en stichtingen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Verenigingen en stichtingen worden in beginsel niet in een entiteit gevoegd. Slechts in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij onderling fiscaal relevante verbanden, kan tot entiteitvorming worden overgegaan.

2.7.6. Fiscaal vertegenwoordiger

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, kan in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger aanstellen. Deze ondernemer ressorteert onder dezelfde regio als waaronder zijn fiscaal vertegenwoordiger ressorteert.

2.7.7. Belaste verhuur van onroerende zaken (artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968).

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Met betrekking tot het vormen van de entiteit in de gevallen van belaste verhuur van onroerende zaken geldt het volgende.

a) belaste verhuur van onroerende zaken door een natuurlijk persoon

Tot de entiteit behoort de natuurlijk persoon (verhuurder), de partner en minderjarig kind van de natuurlijk persoon.

b) belaste verhuur van onroerende zaken door samenwerkingsverbanden

Het samenwerkingsverband vormt zelfstandig een onderneming en wordt niet gevoegd bij de entiteit van de deelnemers.

Tot de entiteit van het samenwerkingsverband behoren wél de deelnemende particulieren die niet reeds op andere gronden tot een entiteit behoren.

2.8. Buitenlandsituaties (grensoverschrijdende situaties)

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

2.8.1. Buitenlandse moedermaatschappij met Nederlandse dochtermaatschappijen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Indien een in het buitenland gevestigde moedermaatschappij twee of meer dochtermaatschappijen in Nederland heeft, is sprake van twee of meer afzonderlijke entiteiten. Indien de onderstaande omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan wel een entiteit worden gevormd.

Deze omstandigheden kunnen zijn:

  • de mate van aansturing door de moedermaatschappij;

  • de mate van interactie tussen dochtermaatschappijen;

  • de mate van gelijkheid inzake activiteiten, personeelsvoorwaarden, interne regels e.d.;

  • dezelfde adviseur;

  • dezelfde naam.

Indien een Nederlandse vennootschap een in het buitenland gevestigde dochtermaatschappij heeft met daaronder een of meer Nederlandse dochtermaatschappijen is er altijd sprake van een entiteit.

2.8.2. Deelneming in buitenlandse samenwerkingsvormen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Indien natuurlijke personen deelnemen in een buitenlands samenwerkingsverband en uit deze deelneming winst uit onderneming genieten in de zin van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, worden deze natuurlijke personen niet in een entiteit gevoegd.

3. Bepalen woon- en vestigingsplaats

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Voor het bepalen van het onderdeel van de Belastingdienst (als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Regeling) waaronder een belastingplichtige ressorteert, is de woon- of vestigingsplaats van de belastingplichtige of entiteit bepalend. Waar een particulier woont en waar een onderneming of een entiteit is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Hierna wordt aangegeven welke omstandigheden bepalend zijn.

3.2. Woonplaats van de particulier, niet behorend tot een entiteit

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

  • 1) Als hoofdregel geldt dat bepalend is de gemeente van inschrijving volgens de GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens). Indien de particulier niet is ingeschreven in de GBA is het feitelijk woonadres bepalend.

  • 2) Is sprake van ‘vertrokken onbekend waarheen’ (vow) dan geldt de laatst bekende feitelijke woonplaats van de particulier.

  • 3) Is de woonplaats buiten Nederland gelegen, dan ressorteert de particulier onder de Belastingdienst/Limburg.

3.3. Vestigingsplaats van de onderneming

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De vestigingsplaats van de onderneming wordt achtereenvolgens bepaald door:

  • 1) het adres vanwaar of vanwaaruit de feitelijke bedrijfsuitoefening plaatsvindt;

    NB: Vindt de feitelijke bedrijfsuitoefening plaats op meer vestigingen, dan is de vestigingsplaats de vestiging met de hoogste omzet (gemiddeld over drie jaren). De omzet behaald door buitenlandse vestigingen of filialen blijft voor deze bepaling buiten beschouwing.

  • 2) het adres waar de centrale leiding gevestigd is;

  • 3) het adres waar de (loon)administratie zich bevindt;

  • 4) de laatst bekende vestigingsplaats in gevallen waarin het adres bedoeld onder 1, 2, of 3 niet kan worden vastgesteld.

    NB: Voor de commanditaire vennoot die niet bij de entiteit van de besloten commanditaire vennootschap wordt gevoegd, doch die wel een onderneming is in de zin van dit besluit, geldt het volgende. Indien de commanditaire deelname de enige onderneming is, geldt als vestigingsplaats van de onderneming de woonplaats van de commandite.

3.4. Vestigingsplaats van de entiteit

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De vestigingsplaats van de entiteit is de vestigingsplaats van de belangrijkste onderneming van die entiteit (zie voor het bepalen van de belangrijkste onderneming paragraaf 1.2, onderdeel i).

3.5. Vestigingsplaats en toedeling bij bijzondere grensoverschrijdende situaties

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

  • 3.5.1 Niet tot een entiteit behorende binnenlands belastingplichtige lichamen (naar Nederlands recht opgericht) waarvan de zetel (feitelijke leiding) daadwerkelijk is verplaatst naar het buitenland en die geen (bedrijfs)activiteiten in Nederland (meer) hebben, ressorteren onder de Belastingdienst/Limburg.

  • 3.5.2 Buitenlands belastingplichtige lichamen met binnenlandse bronnen van inkomen en zonder vaste inrichting of vaste vertegenwoordiging ressorteren onder de Belastingdienst/Limburg. Buitenlands belastingplichtige lichamen met binnenlandse bronnen van inkomen met een vaste inrichting of vertegenwoordiging ressorteren onder de regio waartoe het vestigingsadres van de vaste inrichting of vertegenwoordiging behoort.

  • 3.5.3 De inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 6, tweede lid, letter b van de Wet op de loonbelasting 1964 alsmede de inhoudingsplichtige die een vaste inrichting heeft als bedoeld in artikel 6, derde lid, letter b van de Wet op de loonbelasting 1964 ressorteert onder de Belastingdienst/Limburg.

  • 3.5.4 De in het buitenland wonende belastingplichtige die uitsluitend vanwege de belaste verhuur van een vakantiewoning ondernemer is voor de omzetbelasting ressorteert onder de Belastingdienst/Limburg.

3.6. Afwijkende bepalingen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

In afwijking van het bovenstaande is de vestigingsplaats van:

  • 3.6.1 Ondernemingen die een bedrijf uitoefenen aan boord van een binnenschip: de woonplaats aan de vaste wal van de natuurlijk persoon die het bedrijf zelfstandig uitoefent.

    Indien de natuurlijk persoon die het bedrijf zelfstandig uitoefent geen woonplaats aan de vaste wal heeft of aan boord van het schip woont, wordt hij geacht geen vaste woon- of vestigingsplaats te hebben in de zin van artikel 13, tweede lid, ten derde van de Regeling en het bedrijf aan boord van het schip uit te oefenen.

  • 3.6.2 Niet belastingplichtige stichtingen en verenigingen: de statutaire vestigingsplaats.

    Voor de vestigingsplaats van belastingplichtige stichtingen en verenigingen wordt aangesloten bij de vestigingsplaats van ondernemingen.

  • 3.6.3 Samenwerkingsverbanden in de vorm van een joint venture: de vestigingsplaats van de penvoerende deelnemer.

    Het tijdelijk samenwerkingsverband wordt behandeld door de regio waaronder de penvoerder van de joint venture valt. Indien bij tijdelijke samenwerkingsverbanden en bij joint ventures geen van de deelnemers als penvoerder optreedt, gelden de normale regels voor het bepalen van de vestigingsplaats.

  • 3.6.4 De natuurlijk persoon voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven, die hier te lande woont, maar een onderneming in het buitenland heeft: de feitelijke woonplaats van die natuurlijk persoon.

  • 3.6.5 De voor ontbinding voorgedragen naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon: de vestigingsplaats van deze rechtspersoon op het moment van de voordracht tot ontbinding.

  • 3.6.6 De naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon die in staat van faillissement is gesteld: de vestigingsplaats van deze rechtspersoon op het moment dat deze in staat van faillissement is gesteld.

4. Overdracht van belastingplichtigen en entiteiten

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Met betrekking tot de overdracht van een belastingplichtige of entiteit van de ene Belastingregio naar een andere regio, geldt als hoofdregel dat de overdracht plaatsvindt zo spoedig mogelijk na het tijdstip waarop de voor de overdracht relevante omstandigheden zich voordoen.

De nieuwe regio behandelt niet alleen de periode na de overdracht, maar is ook belast met de afhandeling met betrekking tot het verleden.

Bij relevante omstandigheden kan worden gedacht aan verhuizing, het starten of staken van een onderneming, alsmede aan het al dan niet langer behoren tot een entiteit.

Veelal zal het tijdstip waarop de voor overdracht relevante omstandigheden zich voordoen niet samenvallen met het tijdstip van daadwerkelijke overdracht. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als deze omstandigheden eerst later bij de Belastingdienst bekend worden.

De nieuwe regio stelt belastingplichtige schriftelijk in kennis dat de overdracht heeft plaatsgevonden.

4.2. Lopende zaken

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Het is mogelijk dat de voorheen aangewezen eenheid nog een aantal lopende zaken afwerkt. Hiervan kan met name sprake zijn als er over de betreffende aangelegenheid al contact is geweest met de belastingplichtige of diens gemachtigde of als er een termijn in het geding is (voorrangspost, aanslagtermijn). De belastingplichtige zal hierover op de gebruikelijke wijze door de Belastingdienst worden geïnformeerd.

4.3. Overdracht bij situatiewijzigingen

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

In dit onderdeel worden relevante omstandigheden beschreven die aanleiding zijn voor het overdragen van een belastingplichtige of entiteit van de ene regio aan een andere regio van de Belastingdienst.

4.3.1. verhuizing van een niet tot een entiteit behorende particulier binnen nederland

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Een particulier wordt overgedragen als de woonplaats van die particulier binnen Nederland wijzigt met als gevolg dat deze particulier gaat ressorteren onder een andere regio.

4.3.2. Verhuizing van een niet tot een entiteit behorende particulier naar het buitenland

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Een particulier die verhuist naar het buitenland wordt overgedragen aan de Belastingdienst/Limburg zodra vaststaat dat deze particulier buitenlands belastingplichtig wordt of is geworden. Deze regio is daarmee ook belast met de afhandeling (heffing en invordering) met betrekking tot het verleden. Voor een particulier die niet buitenlands belastingplichtig wordt, geldt dat de overdracht eerst plaatsvindt nadat de heffing en invordering over de binnenlandse periode volledig (incl. bezwaar en beroep) zijn afgerond.

4.3.3. Verhuizing van een niet tot een entiteit behorende particulier van het buitenland naar Nederland

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Een particulier die tot het moment van immigratie naar Nederland buitenlands belastingplichtig was, ressorteert onder Belastingdienst/Limburg met betrekking tot het gehele jaar waarin de immigratie heeft plaatsgevonden.

Na afronding van de heffing en invordering over dit jaar (incl. bezwaar en beroep) vindt overdracht plaats aan de regio waaronder de particulier op basis van zijn woonadres ressorteert.

Een particulier die tot het moment van immigratie naar Nederland niet buitenlands belastingplichtig was, wordt direct toebedeeld aan de regio waaronder hij op basis van het woonadres ressorteert.

Mocht na immigratie en overdracht van een particulier blijken dat over de periode van verblijf in het buitenland nog belasting geheven of ingevorderd moet worden, dan wordt de Belastingdienst/Limburg zo nodig belast met de heffing en inning daarvan.

4.3.4. Wijziging van de vestigingsplaats van een entiteit binnen Nederland

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

De vestigingsplaats van een entiteit wijzigt binnen Nederland met als gevolg dat deze entiteit onder een andere regio komt te ressorteren.

4.3.5. Wijziging van de vestigingsplaats van een onderneming/entiteit naar of vanuit het buitenland

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Bij verhuizing van een onderneming van een plaats in Nederland naar het buitenland vindt de overdracht aan de Belastingdienst/Limburg pas plaats nadat de heffing en inning van het jaar waarin de binnenlandse belastingplicht is geëindigd volledig is afgewerkt.

Bij verhuizing van een onderneming van het buitenland naar een plaats in Nederland draagt de Belastingdienst/Limburg de onderneming zo spoedig mogelijk na het bekend worden van de immigratie over aan de regio waaronder die onderneming op basis van het vestigingsadres volgens de Regeling ressorteert.

4.3.6. Verwijdering van een particulier uit de entiteit

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Deze situatiewijziging doet zich bijvoorbeeld voor als een ondernemer zijn eenmanszaak staakt (ten gevolge waarvan een entiteit kan ophouden te bestaan) of als een persoon de aandelen in een onderneming verkoopt (de entiteit als zodanig blijft dan bestaan).

In deze gevallen werkt de overdragende regio de belastingzaken (heffing en inning) zo spoedig mogelijk af tot en met het belastingjaar waarin zich de wijziging heeft voorgedaan. De particulier (met zijn eventuele partner en minderjarige kinderen) wordt in beginsel binnen 8 weken na het onherroepelijk worden van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over het hiervoor bedoelde belastingjaar verwijderd uit de entiteit en vervolgens – indien van toepassing – terstond overgedragen aan de regio waaronder belastingplichtige volgens de Regeling op basis van het woonadres ressorteert.

4.3.7. Opname van een onderneming of particulier in een entiteit

[Regeling vervallen per 16-01-2015]

Deze situatiewijziging doet zich bijvoorbeeld voor als iemand een eenmanszaak start of zich een aandelenpakket verwerft.

In deze gevallen wordt de onderneming of de particulier binnen vier weken nadat de Belastingdienst kennis heeft genomen van de situatiewijziging overgedragen aan de regio onder welke de entiteit waarin de onderneming of particulier is of wordt opgenomen, ressorteert.

Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 23 augustus 2001, nr. CPP2001/2318M.

Naar boven