Zuivelverordening 2003, Inrichtingseisen zuivelbereiding

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-10-2004 t/m 31-12-2005

Verordening van het Productschap Zuivel van 3 januari 2003, houdende voorschriften ten behoeve van de inrichting van centrale melkdepots, centra voor standaardisering, melkbehandelings- en melkverwerkingsinrichtingen alsmede melkveehouderijbedrijven (Zuivelverordening 2003, Inrichtingseisen zuivelbereiding)

Het bestuur van het Productschap Zuivel;

Gelet op Richtlijn nr. 92/46/EEG van de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de Productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk PbEG L 268), zoals gewijzigd bij Richtlijn nr . 94/71/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 december 1994 (PbEG L 368), Beschikking nr. 951165/EG van de Commissie van 4 mei 1995 tot vaststelling van de uniforme criteria voor het toestaan van afwijkingen aan bepaalde inrichtingen die producten op basis van melk bereiden (PbEG L 108) en de artikelen 93, tweede lid, onder b, 95 en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en artikel 5, eerste lid, onder d, alsmede artikel 2 van de Landbouwkwaliteitsregeling rauwe melk en zuivelbereiding (Stcrt 1994, 25);

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. rauwe melk: melk die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, geiten of buffelkoeien, al dan niet onder toevoeging van melk van ooien en die niet is verwarmd tot boven 40°C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

  • 2. melk bestemd voor de bereiding van producten op basis van melk:

    • -

      rauwe melk bestemd voor verwerking, of

    • -

      vloeibare of bevroren melk, verkregen uit rauwe melk, die al dan niet een toegestane fysische behandeling, zoals een warmtebehandeling of een thermisatie, heeft ondergaan en waarvan de samenstelling al dan niet is gewijzigd, mits deze wijziging beperkt blijft tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke melkbestanddelen;

  • 3. warmte behandelde consumptiemelk:

    • -

      voor verkoop aan een eindverbruiker en aan instellingen bestemde consumptiemelk die is verkregen door een warmtebehandelingen die wordt aangeboden als gepasteuriseerde melk, UHT-melk, gesteriliseerde of hooggepasteuriseerde melk, of

    • -

      door pasteurisatie behandelde melk voor bulkverkoop op verzoek van de individuele verbruiker;

  • 4. producten op basis van melk:

    • -

      zuivelproducten, dat wil zeggen producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de bestanddelen van de melk;

    • -

      samengestelde zuivelproducten, dat wil zeggen producten waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten;

  • 5. warmtebehandeling: elke behandeling door verhitting die, onmiddellijk na de toepassing ervan, een negatieve reactie bij de fosfatasetest tot gevolg heeft;

  • 6. thermisatie: verhitting van rauwe melk tot een temperatuur tussen 57°C en 68°C, zodanig dat de melk na deze behandeling positief blijft reageren op de fosfatasetest;

  • 7. melkveehouderijbedrijf: een bedrijf met een of meer koeien, geiten of buffelkoeien voor de melkproductie;

  • 8. centraal melkdepot: een inrichting waar rauwe melk wordt verzameld en eventueel gekoeld en gezuiverd mag worden;

  • 9. centrum voor standaardisering: een inrichting die niet verbonden is aan een centraal melkdepot of een melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting, waarin rauwe melk mag worden afgeroomd of waarin het gehalte aan natuurlijke melkbestanddelen mag worden gewijzigd;

  • 10. melkbehandelingsinrichting: een inrichting waar melk een warmtebehandeling ondergaat;

  • 11. melkverwerkingsinrichting: een inrichting en/of een melkveehouderijbedrijf waar melk en producten op basis van melk worden behandeld, verwerkt en verpakt;

  • 12. inrichting: de in de punten 8, 9, 10 en 11 bedoelde inrichtingen;

  • 13. COKZ: de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden.

  • 14 bevoegde autoriteit: de Keuringsdienst van Waren van het Ministerie van VWS en, voor zover een inrichting is aangesloten bij het COKZ, het COKZ;

  • 15. onmiddellijke verpakking: het beschermen van onder lid I t/m 4 bedoelde producten door middel van een eerste omhulsel of een eerste bergingsmiddel dat rechtstreeks in contact komt met het betrokken product, alsmede het eerste omhulsel of het eerste bergingsmiddel zelf;

  • 16. eindverpakking: het plaatsen van een of meer onder lid 2 t/m 4 bedoelde producten die al dan niet van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien, in een bergingsmiddel, alsmede het bergingsmiddel zelf:

  • 17. hermetisch gesloten recipiënt luchtdicht bergingsmiddel dat bestemd is om de inhoud tijdens en na de hittebehandeling te beschermen tegen het binnendringen van micro-organismen;

  • 18. in de handel brengen: het in het bezit hebben of uitstallen met het oog op verkoop, het te koop aanbieden, het verkopen, het leveren of het op enige andere wijze overdragen, met uitzondering van de detailverkoop.

  • 19. erkende inrichting: een inrichting die door de bevoegde autoriteit is erkend op basis van artikel 3 van de Warenwetregeling Zuivelbereiding (Stcrt 1994, 243), dan wel artikel 5 van het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding (Stb 1994, 63).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Het is verboden warmtebehandelde consumptiemelk en producten op basis van melk voor menselijke consumptie te bereiden anders dan in erkende inrichtingen, die voldoen aan het gestelde in hoofdstuk II.

  • 2 Het is verboden warmtebehandelde consumptiemelk en producten op basis van melk voor menselijke consumptie in de handel te brengen indien deze niet zijn bereid in erkende inrichtingen die voldoen aan het gestelde in hoofdstuk II.

Hoofdstuk II. Inrichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Eisen aan exploitant of beheerder

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De exploitant of beheerder van een inrichting dient te zorgen voor:

    • -

      een systeem van procesborging waarin identificatieprocedures zijn vastgelegd ten aanzien van de kritieke punten in het productieproces.

      Deze borgingsprocedure moet worden medegedeeld aan de bevoegde autoriteit;

    • -

      toezicht en controle op deze kritieke punten volgens adequate methoden.

      De wijze van toezicht en controle alsmede de gebruikte methoden dienen te worden medegedeeld aan de bevoegde autoriteit;

    • -

      monsterneming voor analyse in een door de bevoegde autoriteit erkend laboratorium met het oog op de controle van de reinigings- en ontsmettingsmethoden en om na te gaan of voldaan wordt aan de in de Warenwetregeling Zuivelbereiding (Stcrt 1994, 243) vastgelegde normen;

    • -

      de bewaring van de resultaten van de verschillende controles en tests gedurende ten minste 2 jaar, met uitzondering van producten op basis van melk, die niet bij kamertemperatuur kunnen worden bewaard, voor de laatstgenoemde producten kan deze termijn worden teruggebracht tot 2 maanden ingaande op de uiterste consumptiedatum of de datum van minimale houdbaarheid;

    • -

      garanties ten aanzien van het correct beheer van de keurmerken. Hiervan dient mededeling te worden gedaan aan de bevoegde autoriteit;

    • -

      een opleidingsprogramma dat het personeel in staat stelt te voldoen aan de voorschriften inzake hygiënische productie, die zijn aangepast aan de productiestructuur, tenzij het personeelslid reeds over een voldoende kwalificatie beschikt, ten bewijze waarvan het een diploma kan overleggen.

  • 2 De exploitant of beheerder van de melkbehandelings- en/of melkvetwerkingsinrichting dient ervoor zorg te dragen dat de productie van melk, warmte behandelde melk en producten op basis van melk regelmatig wordt gecontroleerd. Deze controle dient gericht te zijn op het opsporen van residuen van stoffen met farmacologische en hormonale werking, van antibiotica, van bestrijdingsmiddelen, van detergenten en van andere stoffen die schadelijk zijn, die de organoleptische kenmerken van de melk of de producten op basis van melk kunnen beïnvloeden of die eventueel ertoe kunnen leiden dat de consumptie van melk of producten op basis van melk gevaarlijk of schadelijk is voor de menselijke gezondheid wanneer deze residuen de toegestane wettelijke toleranties overschrijden.

    Voor het onderzoek op residuen moet gebruik worden gemaakt van methoden die wetenschappelijk, op communautair- of op internationaal niveau, zijn erkend.

  • 3 De melktanks en de lokalen, de installaties en de apparatuur mogen voor andere producten worden gebruikt, mits alle passende maatregelen worden genomen om besmetting of aantasting van de warmte behandelde consumptiemelk of de producten op basis van melk te voorkomen.

  • 4 Het is de exploitant of beheerder van een inrichting verboden om rauwe melk te ontvangen welke afkomstig is van melkveehouderijbedrijven die niet voldoen aan de in hoofdstuk III gestelde eisen.

Inrichtingseisen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 4. Algemene voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Inrichtingen moeten ten minste zijn voorzien van:

  • 1. werkplaatsen die groot genoeg zijn om de beroepsactiviteiten onder behoorlijke hygiënische omstandigheden te kunnen uitvoeren. Deze plaatsen moeten zo zijn ontworpen en ingericht dat besmetting van de grondstoffen in de in deze verordening bedoelde producten wordt voorkomen

    De productie van warmte behandelde melk of de bereiding van producten op basis van melk die een besmettingsrisico kunnen inhouden voor de andere in deze verordening bedoelde producten, moet in een geheel afzonderlijke werkplaats plaatsvinden;

  • 2. op plaatsen waar de grondstoffen worden gehanteerd, geprepareerd en verwerkt en de in deze verordening bedoelde producten worden bereid:

    • a. vloeren uit ondoordringbaar, duurzaam, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten materiaal, die zo zijn aangelegd dat het water gemakkelijk kan wegvloeien, en die zijn uitgerust met een voorziening voor de afvoer van water;

    • b. gemakkelijk te reinigen, duurzame en ondoordringbare wanden met gladde oppervlakken, die van een heldere bekleding zijn voorzien;

    • c. een gemakkelijk te reinigen plafond in de lokalen waar grondstoffen of producten zonder eindverpakking die besmet kunnen raken, gehanteerd, bereid of verwerkt worden;

    • d. deuren van bestendig, gemakkelijk te reinigen materiaal;

    • e. voldoende luchtverversingen, indien nodig, een goede dampafvoer;

    • f. voldoende verlichting, door daglicht of door kunstlicht;

    • g. voldoende voorzieningen met koud en warm stromend water of met vooraf op een passende temperatuur gemengd water voor het wassen en ontsmetten van de handen. In de werklokalen en in de toiletten mogen de kranen niet met de hand kunnen worden bediend. De voorzieningen moeten zijn toegerust met was- en ontsmettingsmiddelen alsmede met hygiënische middelen voor het drogen van de handen;

    • h. voorzieningen voor het reinigen van de werktuigen, het materieel en de installaties;

  • 3. voor lokalen waar grondstoffen en de in deze verordening bedoelde producten worden opgeslagen gelden dezelfde voorwaarden als in lid 2, onder a tot en met f, tenzij:

    • -

      het lokalen voor gekoelde opslag betreft, waar kan worden volstaan met een gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten vloer die zo is aangelegd dat water gemakkelijk kan wegvloeien,

    • -

      het lokalen waar wordt ingevroren of diepgevroren betreft, waar kan worden volstaan met vloeren uit ondoordringbaar, gemakkelijk te reinigen materiaal dat niet kan rotten.

    In die gevallen moet een installatie met voldoende koelcapaciteit beschikbaar zijn om te garanderen dat de grondstoffen en de producten onder de bij deze verordening voorgeschreven temperaturen worden bewaard.

    De capaciteit van de opslagruimtes moet toereikend zijn voor de opslag van de gebruikte grondstoffen en van de in deze verordening bedoelde producten;

  • 4. voorzieningen voer hygiënisch intern transport en voorzieningen ter bescherming van de grondstoffen en de eindproducten zonder onmiddellijke of eindverpakking tijdens het laden en lossen:

  • 5. passende voorzieningen ter bescherming tegen ongewenste dieren;

  • 6. gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten voorzieningen en werktuigen, van corrosiebestendig materiaal voor direct contact met de grondstoffen en de producten;

  • 7. speciale lekdichte recipiënten van bestendig materiaal voor niet voor menselijke consumptie bestemde grondstoffen of producten. Wanneer deze grondstoffen of producten door leidingen worden afgevoerd, moeten deze zodanig zijn gebouwd en geplaatst dat geen gevaar ontslaat voor besmetting van de andere grondstoffen of producten;

  • 8. passende installaties voor het reinigen en het ontsmetten van het materieel en de gereedschappen;

  • 9. een hygiënische voorziening voor de afvoer van afvalwater;

  • 10. apparatuur die uitsluitend drinkwater levert in de zin van artikel 5 van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (Stb 1992, 678). Bij wijze van uitzondering is levering van niet drinkbaar water evenwel toegelaten voor de productie van stoom, voor brandbestrijding of voor het koelen, op voorwaarde dat de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van dit water voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen direct of indirect gevaar voor besmetting van het product opleveren. De leidingen voor niet drinkbaar water moeten goed kunnen worden onderscheiden van de drinkwaterleidingen;

  • 11. een voldoende aantal kleedlokalen, met gladde, ondoordringbare en afwasbare wanden en vloeren, wasgelegenheden, alsmede toiletten met waterspoeling. De toiletten mogen geen rechtstreekse toegang tot de werklokalen geven. De wasgelegenheid moet voorzien zijn van middelen voor het wassen van de handen, en hygiënische voorzieningen voor het drogen van de handen. De kranen van de wasgelegenheden mogen niet met de hand kunnen worden bediend;

  • 12. indien de hoeveelheid behandelde producten de regelmatige of permanente aanwezigheid van de bevoegde autoriteit vergt, een voldoende ingericht afsluitbaar lokaal dat uitsluitend ter beschikking van die instantie staat;

  • 13. een lokaal of een voorziening voor het opslaan van reinigings- en ontsmettingsmiddelen of andere dergelijke stoffen;

  • 14. een lokaal of een kast voor het opbergen van reinigings- en onderhoudsmateriaal;

  • 15. passende apparatuur voor reinigen en ontsmetten van het vervoer van melk en producten op basis van melk (in vloeibare of poedervorm) gebruikte tanks.

Aanvullende voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd de in artikel 4 bedoelde algemene voorwaarden, moeten centrale melkdepots ten minste beschikken over:

  • a. een voorziening of adequate middelen voor de koeling van de melk en, voor zover de melk in dit depot wordt opgeslagen, een installatie voor gekoelde opslag;

  • b. indien de melk in de centrale melkdepots wordt gezuiverd, centrifuges of andere voor de fysische zuivering van melk geschikte apparaten waarmede deze bewerking kan worden uitgevoerd.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd de in artikel 4 bedoelde algemene voorwaarden moeten centra voor standaardisering ten minste beschikken over:

  • a. recipiënten voor gekoelde opslag van rauwe melk, een installatie voor standaardisering en recipiënten voor opslag van gestandaardiseerde melk;

  • b. centrifuges of andere voor fysische zuivering van melk geschikte apparaten.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd de in artikel 4 bedoelde algemene voorwaarden moeten melkbehandelings- en melkverwerkingsinrichtingen ten minste beschikken over:

  • a. een installatie om op passende wijze machinaal het vullen en de automatische sluiting na het afvullen uit te voeren van recipiënten voor de onmiddellijke verpakking van warmte behandelde consumptiemelk en vloeibare producten op basis van melk, voor zover dergelijke verrichtingen daar plaatsvinden. Deze eis geldt niet voor bussen, tanks en verpakkingen van meer dan 4 liter. Voor een beperkte productie van vloeibare drinkmelk kan de voorzitter, gehoord de bevoegde autoriteit, evenwel andere methoden toestaan waarbij gebruik wordt gemaakt van niet- automatische vullings- en sluitingsmethoden, op voorwaarde dat deze methoden gelijkwaardige garanties bieden ten aanzien van de hygiëne.

  • b. installatie voor het koelen en het koel opslaan van

    • -

      warmte behandelde melk en van vloeibare producten op basis van melk, en,

    • -

      rauwe melk voorzover deze verrichtingen daar plaatsvinden, in de gevallen als bedoeld in de artikelen 5 en 6,

    in de gevallen als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van deze verordening en artikel 3. lid 1 en artikel 4 van de Warenwetregeling Zuivelbereiding (Stcrt. 1994, 243), alsmede de hoofdstukken III en IV van de bijlage van de Landbouwkwaliteitsregeling rauwe melk en zuivelbereiding (Stcrt 1994, 25);

  • c.

    • in geval van onmiddellijke verpakking in recipiënten voor eenmalig gebruik, een plaats voor de opslag daarvan, alsmede voor de opslag van de grondstoffen waarvan die recipiënten worden vervaardigd;

    • in geval van onmiddellijke verpakking in recipiënten die opnieuw kunnen worden gebruikt, een aparte plaats voor de opslag daarvan, alsmede een installatie voor het mechanisch reinigen en ontsmetten van die recipiënten;

  • d. recipiënten voor de opslag van rauwe melk, een installatie voor standaardisering en recipiënten voor de opslag van gestandaardiseerde melk;

  • e. in voorkomend geval, centrifuges of andere adequate apparaten voor fysische zuivering van de melk:

  • f. door de bevoegde autoriteit toegelaten apparatuur voor de warmtebehandeling, voorzien van:

    • 1. wat melkbehandelingsinrichtingen betreft door de bevoegde autoriteit goedgekeurde of toegelaten apparatuur voor de warmtebehandeling van de melk, voorzien van:

      • -

        een automatische temperatuurregelaar,

      • -

        een thermograaf;

      • -

        een automatische beveiliging tegen onder verhitting,

      • -

        een adequate beveiliging tegen vermenging van de warmte behandelde melk met onvoldoende verhitte melk;

      • -

        een automatische registrator voor de in het vorige streepje bedoelde beveiliging of een controleprocedure dan wel een vergelijkbaar borgingssysteem om na te gaan of de beveiliging doeltreffend is.

      De voorzitter kan, gehoord de bevoegde autoriteit, ontheffing verlenen van het voorgaande mits gebruik wordt gemaakt van andere apparatuur die gelijkwaardige prestaties met dezelfde gezondheidsgaranties levert.

    • 2. wat melkverwerkingsinrichtingen betreft, apparatuur en een methode voor de verhitting, de thermisatie of de warmtebehandeling welke aan de hygiënische eisen voldoen, voor zover deze verrichtingen daar plaatsvinden.

  • g. een installatie en apparatuur voor het koelen, de onmiddellijke verpakking en het opslaan van ijsproducten op basis van melk, voer zover dergelijke verrichtingen daar plaatsvinden;

  • h. een installatie en apparatuur voor het drogen en de onmiddellijke verpakking van producten op basis van melk in poedervorm, voor zover dergelijke verrichtingen daar plaatsvinden.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Aan de exploitant of beheerder van een inrichtingwaar in het voorafgaande kalenderjaar ten hoogste 500.000 kg melk is verwerkt tot producten op basis van melk kan door de voorzitter, gehoord de bevoegde autoriteit, ontheffing worden verleend van het gestelde in artikel 3, lid 1, laatste streepje, en de artikelen 4 en 7, voor zover deze uitgaan boven of afwijken van bestaande nationale voorschriften. Een ontheffing als hiervoor bedoeld kan eveneens worden verleend indien de exploitant of beheerder van de inrichting zich schriftelijk verbindt jaarlijks niet meer dan 500.000 kg melk te verwerken.

  • 2 Een ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt slechts verleend indien naar het oordeel van de voorzitter:

    • -

      de productie niet uit hygiëne,- of gezondheidsoogpunt wordt geschaad;

    • -

      de inrichting beschikt over de nodige documenten om te berekenen hoeveel melk in het voorafgaande jaar is verwerkt.

    De hiervoor bedoelde documenten worden door de exploitant of beheerder van de inrichting desgevraagd aan het productschap en/of de bevoegde autoriteit overgelegd.

  • 3 De aanvraag voor een en ontheffing als bedoeld in lid 1 dient schriftelijk bij het productschap te worden ingediend en dient ten minste de navolgende gegevens te bevatten:

    • a. de identiteit van de inrichting;

    • b. de hoeveelheid melk die door de inrichting is verwerkt in het jaar voorafgaande aan dat waarin de aanvraag wordt ingediend, dan wel de verbintenis om jaarlijks niet meer dan 500.000 kg melk te verwerken;

    • c. de aard van de documenten aan de hand waarvan kan worden bepaald welke hoeveelheid melk in de inrichting wordt verwerkt;

    • d. de aard en de hoeveelheid producten op basis melk die in de inrichting zijn in het jaar voorafgaande aan dat waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • e. de aard van de gewenste afwijkingen;

    • f. de verbintenis om, wanneer de inrichting in enig jaar meer dan 500.000 kg melk verwerkt, het productschap en de bevoegde autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen.

Desgevraagd wordt door de exploitant of beheerder van de inrichting nadere informatie verstrekt, welke nodig is voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Aan de exploitant of beheerder van een inrichting waar in het voorafgaande jaar ten hoogste 2.000.000 kg melk is verwerkt tot producten op basis van melk, kan door de voorzitter, gehoord de bevoegde autoriteit, ontheffing worden verleend van het gestelde in de artikelen 4 en 7 voor zover zij uitgaan beven of afwijken van bestaande nationale voorschriften. Een ontheffing als hiervoor bedoeld kan eveneens worden verleend indien de exploitant of beheerder van de inrichting zich schriftelijk verbindt jaarlijks niet meer dan 2.000.000 kg melk te verwerken. Het bepaalde artikel 8, leden 2 en 3 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk III. Melkveehouderijbedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

inrichtingseisen melkveehouderijbedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 10. Het bedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De lokalen waarin koeien, geiten of buffelkoeien worden gemolken en waarin de melk wordt opgeslagen, gehanteerd of gekoeld, moeten zo zijn gelegen en gebouwd dat ieder gevaar voor besmetting van de melk wordt voorkomen. Zij moeten gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn en ten minste voorzien zijn van:

    • a. muren en vloeren die op plaatsen die kunnen worden bevuild of besmet gemakkelijk te reinigen zijn;

    • b. vloeren die zo zijn aangelegd dat vloeistoffen gemakkelijk kunnen wegvloeien, en afval onder goede voorwaarden kan worden verwijderd;

    • c. een bevredigend luchtverversings- en verlichtingssysteem;

    • d. een adequaat en toereikend systeem van drinkwatervoorziening waarbij de in Richtlijnnr. 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330) vermelde parameters in acht worden genomen voor het melken, en voor het reinigen van het in artikel 11 bedoelde materieel en van de aldaar bedoelde instrumenten;

    • e. een behoorlijke afscheiding van elke bron van besmetting, zoals toiletten en mest;

    • f. gemakkelijk te wassen, te reinigen en te ontsmetten toebehoren en apparatuur.

    Voorts moeten de lokalen voor de opslag van melk voorzien zijn van adequate koelapparatuur; deze lokalen moeten beschermd zijn tegen ongedierte en moeten goed zijn afgescheiden van de lokalen waar de dieren worden gehuisvest.

    Wanneer buffelkoeien niet in de openlucht worden gehouden, moeten de gebruikte lokalen zo worden ontworpen, gebouwd, onderhouden en beheerd dat wordt gezorgd voor:

    • a) goede huisvesting, hygiëne, reinheid en gezondheid van de dieren;

    • b) bevredigde hygiëne bij het melken en bij het hanteren, koelen en opslaan van de melk.

  • 2 Als gebruik wordt gemaakt van een verplaatsbare melkstand, moet aan de eisen van lid 1, onder d. en f. worden voldaan en moet de melksland voorts:

    • a. geplaatst zijn op een ondergrond waarop zich geen uitwerpselen of ander afval bevinden;

    • b. waarborgen dat de melk wordt afgeschermd gedurende de tijd dat de melkstand gebruikt wordt;

    • c. zo zijn gebouwd en afgewerkt dat de binnenwanden schoon kunnen worden gehouden.

  • 3 Wanneer de melkdieren vrij in de open lucht rondlopen moet het bedrijf ook beschikken over een melkplaats of een melkruimte die voldoende van de stallen is gescheiden.

  • 4 Alle dieren, ongeacht de soort, dienen verwijderd te worden gehouden van de lokalen en plaatsen waar melk wordt opgeslagen, gehanteerd en gekoeld.

Artikel 11. Het melken

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij het melken moet op hygiënische wijze en onder de voorwaarden van Richtlijn nr. 89/362/EEG van de Commissie van 26 mei 1989 houdende algemene voorschriften inzake de hygiëne op melkveehouderijbedrijven (PbEG L 156) geschieden.

  • 2 De melk moet onmiddellijk na het melken naar een schone ruimte worden gebracht die zo is ingericht dat schadelijke gevolgen voor de kwaliteit van de melk worden voorkomen.

De melk moet, wanneer zij niet binnen twee uur na het einde van het melken wordt opgehaald, worden gekoeld tot een temperatuur van 8°C of lager indien de ophaling dagelijks plaatsvindt, en van 6°C of lager indien de ophaling niet dagelijks plaatsvindt. Gedurende het vervoer naar de melkbehandelings- en/of melkverwerkingsinrichting mag de temperatuur van de gekoelde melk niet hoger zijn dan 10°C , tenzij er melk is opgehaald binnen twee uur na het einde van het melken. Om technologische redenen die verband houden met de bereiding van sommige producten op basis van melk, kan door de voorzitter, gehoord de bevoegde autoriteit, van bovenstaande temperatuurseisen ontheffing worden verleend, mits wordt voldaan aan de in de Warenwetregeling Zuivelbereiding (Stcrt. 1994, 243) neergelegden microbiologische criteria voor de bereiding van producten op basis van melk.

Artikel 12. De lokalen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Het materieel en de instrumenten, of het oppervlak daarvan, die bestemd zijn om in contact te komen met melk (gereedschap, recipiënten, tanks, enz. bestemd voor het melken, het ophalen of het vervoer van melk) moeten zijn vervaardigd van een glad, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten corrosiebestendig materiaal dat geen bestanddelen aan de melk afgeeft in zodanige hoeveelheden dat er een gevaar voor de menselijke gezondheid ontstaat, een ongunstige verandering van de samenstelling van de melk te teweeg wordt gebracht of een nadelige invloed wordt uitgeoefend op de organoleptische eigenschappen van de melk.

  • 2 Na gebruik moeten het melkgereedschap, de installaties voor machinaal melken en de recipiënten die in contact zijn geweest met de melk, worden gereinigd en ontsmet. Na elk transport, of na elke reeks van transporten wanneer er tussen het lossen en de volgende lading slechts zeer weinig tijd verloopt, maar in elk geval ten minste eenmaal per dag, moeten de recipiënten en tanks die voor het vervoer van rauwe melk naar het centrale melkdepot, het centrum voor standaardisering, de melkbehandelings-of melkverwerkingsinrichting worden gebruikt, worden gereinigd en ontsmet voordat zij opnieuw worden gebruikt.

Artikel 13. Het personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De groost mogelijke zindelijkheid wordt geëist van het personeel. In het bijzonder gelden de volgende regels:

    • a. personen die betrokken zijn bij het melken en het hanteren van rauwe melk moeten schone melkkleding dragen;

    • b. personen die betrokken zijn bij het melken moeten, onmiddellijk voordat zij met het melken beginnen, hun handen wassen en zij moeten deze zolang het melken duurt zo schoon mogelijk houden.

    Voor dit doel dienen dichtbij de melkplaats geschikte voorzieningen aanwezig te zijn om de personen die betrokken zijn bij het melken of bij het hanteren van rauwe melk, in staat te stellen hun handen en armen te wassen.

  • 2 De werkgever dient de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat personen die een bron van besmetting zouden kunnen zijn, bij het hanteren van rauwe melk worden betrokken, totdat is aangetoond dat die personen deze kunnen hanteren zonder gevaar voor besmetting.

  • 3 Personen die betrokken zullen zijn bij het melken en het hanteren van rauwe melk dienen aan te tonen dat vanuit medisch oogpunt niets hun tewerkstelling in de weg staat.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Exploitanten of beheerders van de in deze verordening bedoelde inrichtingen en bedrijven zijn gehouden om alle medewerking te verlenen aan de controle door de bevoegde autoriteit op de naleving van het bepaalde in deze verordening.

  • 2 Melkveehouders die de op hun bedrijf geproduceerde rauwe melk rechtstreeks leveren aan handelaren in rauwe melk, die de betrokken rauwe melk niet be- of verwerken stellen zich onder toezicht van het COKZ. Het gestelde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De bij deze verordening gestelde regelen zijn bindend voor zowel de in artikel 102, lid 1,van de Wet op de bedrijfsorganisatie bedoelde natuurlijke en rechtspersonen als voor de in artikel 102, lid 2, van de Wet de bedrijfsorganisatie bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, voor deze laatsten voor zover zij handelingen verrichten die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in de ondernemingen, bedoeld in artikel 102, lid 1, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Overtredingen van het bepaalde in artikel 2 en artikel 14 zijn strafbare feiten.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De Zuivelverordening 1993, Inrichtingseisen Zuivelbereiding wordt ingetrokken.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening 2003, Inrichtingseisen zuivelbereiding

Den Haag, 3 januari 2003

G.A. Koopstra,

voorzitter

,

F. Beekman,

secretaris

.

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 13 augustus 2003 en door de Minister van Landbouw, Natuur en beheer en Visserij bij beschikking van 14 juli 2003, nr. TRCJZ/2003/194.

Naar boven