§ 1. Algemene regels
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
1.1. Deze regeling heeft betrekking op de voortgang van het geding in alle met een
dagvaarding ingeleide civiele zaken bij de kantonsectoren.
1.2. Voor alle in deze regeling opgenomen bepalingen geldt dat daarvan kan worden
afgeweken, indien zulks naar het oordeel van de rechter in het belang is van een goede
procesorde of noodzakelijk is voor een goede instructie van de zaak, alsook indien
het onverkort vasthouden aan de bepalingen zou leiden tot een onredelijke vertraging
van de procedure of strijd met wettelijke bepalingen.
1.3. De door partijen ingediende processtukken dienen door henzelf danwel door hun
gemachtigden te zijn ondertekend. De rechter kan besluiten niet ondertekende stukken
te weigeren en aan de weigering de consequenties verbinden die hem geraden voorkomen.
Processtukken kunnen per fax worden ingediend. De rechter kan bepalen dat in dat geval
de originele processtukken worden nagezonden.
1.4. Conclusies en akten worden genomen ter terechtzitting, dan wel door indiening
ter griffie vóór de roldatum.
1.5. Aan telefonische mededelingen of verzoeken door of vanwege een partij wordt slechts
gevolg verbonden, indien de mededeling of het verzoek onverwijld gevolgd is door een
schriftelijke bevestiging. Bevestigingen per faxbrief of e-mail worden met schriftelijke
bevestigingen op een lijn gesteld.
1.6. De rechter vraagt van een gemachtigde overlegging van een schriftelijke volmacht,
zo dikwijls hem dit wenselijk voorkomt. Overlegging van een machtiging wordt niet
verlangd van advocaten, procureurs en deurwaarders.
1.7. Tenzij in de bij dit reglement behorende appendix I anders is vermeld, bedraagt
de termijn waarop vonnis wordt gewezen 4 weken. Deze termijn kan met eenzelfde termijn
worden verlengd.
1.8. De vonnistermijn beloopt ten hoogste twee weken in geval de gedaagde:
-
- niet is verschenen noch tijdig uitstel van behandeling heeft gevraagd
-
- geen verweer heeft gevoerd dan wel
-
- zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechter.
1.9. Rolbeslissingen worden, voor zover zij niet dadelijk worden genomen, ten hoogste
twee weken uitgesteld.
1.10. De rechter kan op een eerder genomen rolbeslissing terugkomen, indien en voorzover
de aard van de beslissing zich daartegen niet verzet en de omstandigheden daartoe
nopen.