Rolregeling Kantonsectoren

[Regeling vervallen per 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-07-2003 t/m 31-12-2007

Rolregeling Kantonsectoren

Raad voor de Rechtspraak

§ 1. Algemene regels

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

1.1. Deze regeling heeft betrekking op de voortgang van het geding in alle met een dagvaarding ingeleide civiele zaken bij de kantonsectoren.

1.2. Voor alle in deze regeling opgenomen bepalingen geldt dat daarvan kan worden afgeweken, indien zulks naar het oordeel van de rechter in het belang is van een goede procesorde of noodzakelijk is voor een goede instructie van de zaak, alsook indien het onverkort vasthouden aan de bepalingen zou leiden tot een onredelijke vertraging van de procedure of strijd met wettelijke bepalingen.

1.3. De door partijen ingediende processtukken dienen door henzelf danwel door hun gemachtigden te zijn ondertekend. De rechter kan besluiten niet ondertekende stukken te weigeren en aan de weigering de consequenties verbinden die hem geraden voorkomen.

Processtukken kunnen per fax worden ingediend. De rechter kan bepalen dat in dat geval de originele processtukken worden nagezonden.

1.4. Conclusies en akten worden genomen ter terechtzitting, dan wel door indiening ter griffie vóór de roldatum.

1.5. Aan telefonische mededelingen of verzoeken door of vanwege een partij wordt slechts gevolg verbonden, indien de mededeling of het verzoek onverwijld gevolgd is door een schriftelijke bevestiging. Bevestigingen per faxbrief of e-mail worden met schriftelijke bevestigingen op een lijn gesteld.

1.6. De rechter vraagt van een gemachtigde overlegging van een schriftelijke volmacht, zo dikwijls hem dit wenselijk voorkomt. Overlegging van een machtiging wordt niet verlangd van advocaten, procureurs en deurwaarders.

1.7. Tenzij in de bij dit reglement behorende appendix I anders is vermeld, bedraagt de termijn waarop vonnis wordt gewezen 4 weken. Deze termijn kan met eenzelfde termijn worden verlengd.

1.8. De vonnistermijn beloopt ten hoogste twee weken in geval de gedaagde:

  • - niet is verschenen noch tijdig uitstel van behandeling heeft gevraagd

  • - geen verweer heeft gevoerd dan wel

  • - zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

1.9. Rolbeslissingen worden, voor zover zij niet dadelijk worden genomen, ten hoogste twee weken uitgesteld.

1.10. De rechter kan op een eerder genomen rolbeslissing terugkomen, indien en voorzover de aard van de beslissing zich daartegen niet verzet en de omstandigheden daartoe nopen.

§ 2. Inschrijving dagvaarding

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

2.1. Inschrijving van een zaak op de rol door de eiser dient te geschieden door zo spoedig mogelijke toezending dan wel overhandiging van het originele exploit van dagvaarding aan de griffie.

2.2. In spoedgevallen kan de dagvaarding ook per fax worden aangeboden, mits uiterlijk op de laatste werkdag voor de rolzitting en vóór sluitingstijd van de griffie. De dagvaarding wordt dan ingeschreven onder de voorwaarde dat de originele dagvaarding wordt ontvangen uiterlijk op de dertiende dag na de dag waartegen de gedaagde is gedagvaard. Bij de aanbieding van de dagvaarding dient de eerdere aanbieding per fax vermeld te worden.

2.3. Bij de aanbieding van de dagvaarding dient tevens te worden overgelegd:

  • - indien de dagvaarding diende te worden gepubliceerd of vertaald in een vreemde taal, bescheiden waaruit blijkt dat zulks is geschied;

  • - een verkregen bewijs van toevoeging of de mededeling dat een toevoeging is aangevraagd, een en ander voorzover van toepassing;

  • - kopie van de beslagstukken, indien vergoeding van beslagkosten is gevorderd.

2.4. Indien door de eiser aan enig voorschrift uit het vorig artikel niet is voldaan en het verzuim nog kan worden hersteld, verkrijgt hij een termijn van vier weken na de eerstdienende dag om dit te doen. De verleende termijn wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, niet verlengd.

§ 3. Dagvaarding van in het buitenland wonende gedaagde

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

3.1. Als de dagvaarding in het buitenland moet worden bezorgd aan de gedaagde, dient de eiser de bescheiden, waaruit van de feitelijke uitreiking van de dagvaarding in het buitenland blijkt, zo mogelijk aangehecht aan de dagvaarding aan te leveren.

3.2. Indien aanhechting aan de dagvaarding niet heeft plaatsgevonden, dienen de stukken op de rolzitting door of namens de eiser te worden aangereikt, opdat dadelijk kan worden beoordeeld of de zaak bij verstek kan worden afgedaan danwel een nieuwe oproep moet worden bevolen.

3.3. Als de bescheiden niet uiterlijk op de eerst dienende dag voorhanden zijn, wordt de zaak ter zitting, zo mogelijk in overleg met de eiser of zijn gemachtigde, voor bepaalde tijd aangehouden om de eiser in de gelegenheid te stellen de bewuste bescheiden alsnog over te leggen.

3.4. Kunnen de bescheiden niet worden overgelegd of blijkt uit de overgelegde bescheiden dat de dagvaarding de gedaagde niet tijdig heeft bereikt dan wordt de eiser opgedragen de gedaagde andermaal op te roepen, met inachtneming van de wettelijke termijn van dagvaarding, tegen een door de rechter bepaalde zittingsdag.

§ 4. Conclusies en akten

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

4.1. Onder een akte wordt verstaan een processtuk dat een korte mededeling, zoals een enkele erkenning of ontkenning, een bewijsaanbod, de aankondiging van een productie of een reactie daarop bevat. Onder een conclusie wordt verstaan elk processtuk dat dieper op de inhoud van het geschil ingaat dan hiervoor bedoeld.

4.2. Bij de indiening van conclusies en akten met de daarbij gevoegde bescheiden moeten evenzoveel extra exemplaren worden aangeleverd als nodig is om elke wederpartij te bedienen. Stukken die zich niet voor kopiëring lenen dienen ter griffie te worden gedeponeerd.

4.3. Indien een conclusie of akte niet in een genoegzaam aantal exemplaren wordt aangeboden, wordt de betrokken partij in de gelegenheid gesteld dit verzuim goed te maken binnen een door de rechter aan te geven termijn.

4.4. Gedaagde kan zijn reactie op de processtukken van eiser zowel schriftelijk als mondeling ter kennis van de rechter brengen.

4.5. Indien mondeling akte wordt verzocht of geconcludeerd, wordt daarvan door de griffier aantekening gehouden. De aantekeningen van de griffier worden gezonden aan alle betrokken procespartijen.

4.6. Nadat de dupliek is genomen wordt door de rechter een tijdstip bepaald waarop vonnis zal worden gewezen, tenzij hij partijen de gelegenheid biedt tot het houden van pleidooi. Indien de eiser dadelijk ter zitting of onverwijld nadien verzoekt te mogen reageren op bij de dupliek overgelegde producties, wordt een dergelijk verzoek, ook nadat de rechter reeds heeft bepaald dat vonnis zal worden gewezen nog ingewilligd, indien de rechter zulks voor een goede instructie van de zaak zinvol voorkomt. Indien de schriftelijke reactie het aangegeven kader overschrijdt kan de rechter de griffier opdragen deze aan de eiser terug te zenden. De gedaagde partij kan na ontvangst van de reactie van de eiser tegen de aard en omvang daarvan desgewenst bezwaar maken, waarna de rechter op het bezwaar beslist. Een dergelijk bezwaar dient onverwijld te worden ingediend.

§ 5. Comparitie na antwoord

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

5.1. Nadat de gedaagde schriftelijk of mondeling op de eis heeft geantwoord of een verzetzaak voor de eerste maal ter zitting heeft gediend, beveelt de rechter een verschijning van partijen, tenzij hij oordeelt dat de zaak daarvoor niet geschikt is.

5.2. De beslissing omtrent het houden van een comparitie wordt genomen ongeacht of sprake is van een bij antwoord of bij verzetdagvaarding ingestelde tegenvordering en ongeacht of de wederpartij reeds op de tegenvordering heeft geantwoord.

5.3. Ingeval van een tegenvordering sprake is, houdt het besluit om een comparitie te houden, voorzover nog nodig tevens in de beslissing op welke zitting de conclusie van antwoord in reconventie zal moeten worden ingediend dan wel op welke datum dat antwoord door de kantonrechter en de wederpartij uiterlijk moet zijn ontvangen. De rechter kan bepalen dat het verweer in reconventie mondeling of schriftelijk ter comparitie mag worden voorgebracht.

5.4. Indien de rechter uit het antwoord van de gedaagde de conclusie trekt dat een comparitie niet zinvol is, geeft hij de eiser een termijn voor repliek.

5.5. De rechter gelast een comparitie van partijen na antwoord als door een of beide partijen kenbaar is gemaakt dat daarop prijs wordt gesteld, tenzij uit de inhoud van de gedingstukken en de eventueel door partijen gegeven toelichtingen duidelijk is dat de comparitie onvoldoende zal bijdragen aan een goede instructie van de zaak noch naar verwachting zal leiden tot een schikking.

5.6. De beslissing omtrent compareren wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op een termijn van twee weken genomen.

§ 6. Uitstelregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

6.1. Voor het verrichten van een proceshandeling zal aan een partij op haar verzoek, dan wel ambtshalve, een termijn van vier weken worden verleend.

Bij het verlenen van deze termijn wordt, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 6.4, meegedeeld dat verlenging van de termijn slechts kan worden verkregen, indien daarvoor deugdelijke gronden bestaan.

6.2. Indien daarvoor deugdelijke gronden zijn aangevoerd, kan de rechter een nadere termijn van vier weken verlenen. Bij het verlenen van deze termijn wordt meegedeeld dat de rechter voornemens is geen verdere termijn toe te staan.

6.3. In afwijking van het in de artikelen 6.1 en 6.2 bepaalde worden standaard afwijkende termijnen gehanteerd in locaties van de kantonsectoren die daartoe op grond van dringende organisatorische redenen hebben besloten. Deze locaties en de door deze gehanteerde termijnen worden vermeld in de aan dit reglement gehechte appendix I.

6.4. Het in artikel 6.2 bepaalde geldt niet:

  • - in zaken waarin een tussenvonnis is gewezen;

  • - in een incident.

In die gevallen wordt dadelijk meegedeeld dat de rechter voornemens is geen nadere termijn toe te staan.

6.5. Een verzoek tot een verdere termijn dan uit de artikelen 6.1 tot en met 6.3 voortvloeit wordt afgewezen als leidende tot onredelijke vertraging van het geding, tenzij blijkt van gronden waaruit het tegendeel volgt.

6.6. Indien een verzoek tot een nadere termijn wordt afgewezen, kan de rechter bepalen dat het recht tot het verrichten van de betreffende proceshandeling is vervallen. In daarvoor in aanmerking komende gevallen zal een korte termijn worden gegeven om de handeling alsnog te verrichten. Indien het afgewezen verzoek was gedaan door beide partijen, kan worden overgegaan tot doorhaling ter rolle als voorzien in paragraaf 8.

§ 7. Pleidooi

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

7.1. De rechter beslist op een verzoek van een of beide partijen om in de zaak te mogen pleiten binnen twee weken nadat het verzoek is gedaan. Indien hij het verzoek afwijst, bepaalt hij tevens een datum waarop het vonnis zal worden uitgesproken.

7.2. Het verzoek wordt toegestaan tenzij in de zaak reeds een comparitie van partijen is gehouden en geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een mondelinge toelichting alsnog rechtvaardigen, terwijl het verzoek eveneens wordt afgewezen indien bij inwilliging daarvan een onredelijke vertraging van de procedure valt te vrezen.

§ 8. Doorhaling ter rolle

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

8.1. Een zaak wordt op last van de rechter door de griffier op de rol doorgehaald op eenstemmig verzoek van partijen dan wel ambtshalve.

8.2. Indien in enig stadium van het geding een partij doorhaling wenst en niet blijkt van toestemming van haar wederpartij, wordt een verzoek van die partij tot doorhaling geweigerd en dient zij de proceshandeling te verrichten die voor de betreffende roldatum was voorzien.

8.3. De doorhaling op verzoek van partijen is slechts definitief, indien de bedoeling van partijen daartoe blijkt. Indien niet kennelijk een definitieve doorhaling door partijen wordt beoogd, wordt het verzoek geweigerd indien de doorhaling zou leiden tot onredelijke vertraging van het geding.

8.4. Tenzij de doorhaling door partijen kennelijk als definitief is beoogd, kan de meest gerede partij de rechter verzoeken de zaak weer op de rol te plaatsen. De rechter bepaalt vervolgens de wijze waarop en de roldatum waartegen de wederpartij tot hervatting van de procedure moet worden opgeroepen.

8.5. De zaak wordt op verzoek van partijen of ambtshalve doorgehaald zodra blijkt dat in de zaak hoger beroep dan wel beroep in cassatie is ingesteld, tenzij blijkt dat de zaak door dat beroep niet geschorst is.

8.6. Indien geen van partijen, na in de gelegenheid te zijn gesteld zich daarover uit te laten, er blijk van geeft het geding te willen voortzetten, kan de zaak ook ambtshalve op de rol worden doorgehaald.

§ 9. Vakantieregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

9.1. Jaarlijks kan door de kantonsector een vakantieregeling worden vastgesteld. Een dergelijke regeling wordt aan alle deurwaarders en vaste gemachtigden binnen het arrondissement uiterlijk in de maand april bekend gemaakt.

§ 10. Kort geding, voorzieningen bij voorraad

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

10.1. De kantonsector regelt in een bijzonder reglement de wijze waarop voorzieningen bij voorraad dienen te worden aangebracht en behandeld. De kantonsector kan daarbij verwijzen naar het modelreglement dat als Appendix II bij dit rolreglement is gevoegd.

§ 11. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

11.1. Deze rolregeling wordt door of namens de kantonsectoren toegezonden aan de deurwaarders- en advocatenkantoren in het eigen arrondissement, alsmede aan de vaste rolgemachtigden, werkzaam bij deze gerechten en gepubliceerd in de Staatscourant. De regeling treedt in werking per 1 juli 2003.

11.2. Deze regeling kan worden aangehaald als 'Rolregeling Kantonsectoren' (RRK).

De appendices I en II worden hier niet gepubliceerd.

Naar boven