Regeling Bouwbesluit 2003

[Regeling vervallen per 01-04-2012.]
Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 28-05-2003

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 november 2002, nr. MJZ2002 085861 tot vaststelling van nadere voorschriften voor bouwwerken

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 1.3, 1.4, 1.10, 2.49, 2.55, 2.71, 2.74, 2.104, 2.105, 2.106, 2.111, 2.112, 2.146, 2.151, 2.173, 3.107, 3.111, 3.122, 3.126, 3.130, 3.132, 4.88 en 4.96 van het Bouwbesluit 2003, op richtlijn nr. 83/477/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (PbEG L 263, tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van richtlijn nr. 80/1107/EEG), op richtlijn nr. 91/382/EEG van de Raad van 25 juni 1991 (PbEG L 206) tot wijziging van richtlijn nr. 83/477/EEG en artikel 1 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning;

Besluit

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Afdeling 1.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

In deze regeling wordt verstaan onder:

asbest:

stoffen of producten, die een of meer van de volgende vezelachtige silicaten bevatten:

  • -

    actinoliet (Cas-nummer 77536-66-4);

  • -

    amosiet (Cas-nummer 12172-73-5);

  • -

    anthofylliet (Cas-nummer 77536-67-5);

  • -

    chrysotiel (Cas-nummer 12001-29-5);

  • -

    crocidoliet (Cas-nummer 12001-28-4);

  • -

    tremoliet (Cas-nummer 77536-68-6).

besluit:

Bouwbesluit 2003;

CE-markering:

CE-markering als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn bouwproducten;

conformiteitscertificaat:

verklaring als bedoeld in artikel 13 in verbinding met artikel 14, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de richtlijn bouwproducten;

conformiteitsverklaring:

verklaring als bedoeld in artikel 13 in verbinding met artikel 14, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, van de richtlijn bouwproducten;

Europese technische goedkeuring:

Europese technische goedkeuring als bedoeld in hoofdstuk III van de richtlijn bouwproducten;

geharmoniseerde norm:

Europese norm of geharmoniseerd document als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de richtlijn bouwproducten, hetwelk door CEN of CENELEC in opdracht van de Commissie van de Europese gemeenschappen is aangenomen overeenkomstig de richtlijn nr. 98/34/EG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juni 1998 (PbEG L 217);

giftige stoffen:

stoffen of preparaten waarvan reeds een geringe hoeveelheid bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische aandoeningen of de dood kan veroorzaken;

hoge spanning:

hoge spanning als bedoeld in NEN 1041 en V 1041;

lage spanning:

lage spanning als bedoeld in NEN 1010;

minister:

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

nationale technische specificatie:

technische specificatie als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de richtlijn bouwproducten en vastgesteld overeenkomstig de in dat lid en in artikel 5, tweede lid, van die richtlijn beschreven procedure;

V:

door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie (een voorloper van de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut) uitgegeven leidraad;

ve:

vezelequivalent is een maat voor de carcinogene potentie van de soorten asbest en de vezellengte, waarbij geldt:

  • a. chrysotiele vezel met een lengte van meer dan 5 micrometer: equivalentiefactor 1,

  • b. chrysotiele vezel met een lengte van ten hoogste 5 micrometer: equivalentiefactor 0,1,

  • c. amfibole vezel met een lengte van meer dan 5 micrometer: equivalentiefactor 10, en

  • d. amfibole vezel met een lengte van ten hoogste 5 micrometer: equivalentiefactor 1;

zeer giftige stoffen:

stoffen of preparaten waarvan reeds een zeer geringe hoeveelheid bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische aandoeningen of de dood kan veroorzaken.

Afdeling 1.2. NEN

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 2 Waar bij of krachtens het besluit of deze regeling is verwezen naar een NEN, NEN-EN, of V is in NEN 2000, uitgave oktober 2002, bepaald welke directe of indirecte verwijzing in die norm naar een andere norm of een onderdeel daarvan van toepassing is. In afwijking hiervan zijn van de in afdeling 1.3 en van de in het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning bedoelde normen alle verwijzingen van toepassing.

Afdeling 1.3. Voorzieningen voor elektriciteit, noodstroom, gas en water

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 1.3

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een voorziening voor elektriciteit of noodstroom als bedoeld in artikel 2.49 van het besluit voldoet voor lage spanning aan NEN 1010. Voor hoge spanning voldoet een voorziening voor elektriciteit of noodstroom tevens aan NEN 1041.

  • 2 Een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.49 van het besluit voldoet voor apparatuur voor medisch onderzoek van een gezondheidszorgfunctie, in aanvulling op het eerste lid, aan NEN 3134.

Artikel 1.4

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een voorziening voor elektriciteit of noodstroom als bedoeld in artikel 2.55 van het besluit voldoet voor lage spanning, in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, aan NEN 1010, uitgave 1962 en voor hoge spanning aan V 1041.

  • 2 Een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.55 van het besluit voldoet voor apparatuur voor medisch onderzoek van een gezondheidszorgfunctie, in aanvulling op het eerste lid, en in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, aan NEN 3134, uitgave 1976.

Artikel 1.5

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een voorziening voor elektriciteit van een industriefunctie met risico voor gasontploffing voldoet, in aanvulling op artikel 1.3 en 1.4, aan NEN-EN IEC 60079-14.

  • 2 Een voorziening voor elektriciteit van een industriefunctie met risico voor stofontploffing voldoet, in aanvulling op artikel 1.3 en 1.4, aan NEN-EN 50281-1-2.

Artikel 1.6

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een voorziening voor gas als bedoeld in artikel 2.71 van het besluit, met een nominale werkdruk tot 40 bar, voldoet aan NEN 2078.

  • 2 Een voorziening voor gas met een nominale werkdruk tot 5 bar voldoet, in afwijking van het eerste lid, aan NEN-EN 1775.

  • 3 Een voorziening voor gas met een nominale werkdruk tot 100 mbar voldoet, in afwijking van het eerste en tweede lid, aan NEN 1078.

Artikel 1.7

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een voorziening voor gas als bedoeld in artikel 2.74 van het besluit, met een nominale werkdruk tot 40 bar, voldoet in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, aan NEN 2078, uitgave mei 1987.

  • 2 Een voorziening voor gas als bedoeld in artikel 2.74 van het besluit, met een nominale werkdruk tot 100 mbar, voldoet in afwijking van het eerste lid en van artikel 1.2, eerste lid, aan het document Bodemniveau Gasinstallaties, uitgave EnergieNed, september 1992.

Artikel 1.8

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Een voorziening voor drinkwater of warmwater als bedoeld in de artikelen 3.122 en 3.130 van het besluit voldoet aan NEN 1006.

Artikel 1.9

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Een voorziening voor drinkwater of warmwater als bedoeld in de artikelen 3.126 en 3.132 van het besluit voldoet, in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, aan NEN 1006, uitgave 1981, inclusief correctieblad, juni 1990.

Afdeling 1.4. CE-markeringen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 1.10

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De minister draagt zorg voor publicatie in de Staatscourant van de referenties van:

    • a. geharmoniseerde normen, voorzover die niet overeenkomstig de daarvoor krachtens de richtlijn bouwproducten geldende procedure in Nederlandse normen zijn getransponeerd;

    • b. Nederlandse normen waarin de op die normen betrekking hebbende geharmoniseerde normen zijn getransponeerd;

    • c. goedkeuringsrichtlijnen voor Europese technische goedkeuringen als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de richtlijn bouwproducten;

    • d. overeenkomstig artikel 4, derde lid, en artikel 5, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten aan Nederland gezonden nationale technische specificaties.

  • 2 De publicatie geschiedt:

    • a. voor de in het eerste lid, onder a, b en d, bedoelde referenties: zo spoedig mogelijk na publicatie door de Europese Commissie van de referenties van de geharmoniseerde normen en nationale technische specificaties in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen;

    • b. voor de in het eerste lid, onder c, bedoelde referenties: binnen een redelijke termijn nadat de Europese Commissie de desbetreffende definitieve goedkeuringsrichtlijnen aan de lidstaten heeft bekendgemaakt.

Artikel 1.11

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een bouwproduct dat in overeenstemming is met een geharmoniseerde of Nederlandse norm of een nationale technische specificatie, als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder a, b of d, is met ingang van de datum, die daartoe is aangegeven in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen, overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften van de richtlijn bouwproducten voorzien van de CE-markering en de daarbij behorende opschriften die op dat product betrekking hebben.

  • 2 De fabrikant van een bouwproduct of zijn in een lidstaat gevestigde gemachtigde is bevoegd na een publicatie, als bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, onder a, de CE-markering en de daarbij behorende opschriften die op dat product betrekking hebben, overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften van de richtlijn bouwproducten aan te brengen op een bouwproduct, op een aan het product bevestigd label, op de verpakking ervan of op een begeleidend handelsdocument, indien het product:

    • a. in overeenstemming is met op dat product betrekking hebbende Nederlandse normen waarin de daarop betrekking hebbende geharmoniseerde normen zijn getransponeerd,

    • b. in overeenstemming is met een op dat product betrekking hebbende nationale technische specificatie of

    • c. anderszins in overeenstemming is met Europese geharmoniseerde normen.

  • 3 De fabrikant van een bouwproduct of zijn in een lidstaat gevestigde gemachtigde is bevoegd na een bekendmaking als bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, onder b, de CE-markering en de daarbij behorende opschriften die op dat product betrekking hebben, overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften van de richtlijn bouwproducten aan te brengen op een bouwproduct, op een aan het product bevestigd label, op de verpakking ervan of op een begeleidend handelsdocument, indien het product in overeenstemming is met een voor dat product verleende Europese technische goedkeuring.

  • 4 Indien voor een bouwproduct overeenkomstig hoofdstuk V van de richtlijn bouwproducten een conformiteitsverklaring dan wel een conformiteitscertificaat is afgegeven wordt dat product geacht in overeenstemming te zijn met:

Artikel 1.12

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De minister wijst certificatie- en inspectie-instellingen en testlaboratoria aan, die de taken, bedoeld in artikel 16 onderscheidenlijk artikel 18 van de richtlijn bouwproducten, uitvoeren.

  • 2 De minister kan aan een aanwijzing voorschriften verbinden.

  • 3 De minister kan maximum tarieven vaststellen voor de taken, die de op grond van het eerste lid aangewezen instellingen ter uitvoering van de artikelen 16 en 18 van de richtlijn verrichten.

  • 4 De minister kan de aanwijzing intrekken, indien de desbetreffende instelling de aan de aanwijzing verbonden voorschriften als bedoeld in het tweede lid niet naleeft, en indien hij van oordeel is dat de desbetreffende instelling niet meer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1.13, tweede en derde lid.

Artikel 1.13

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Een instelling als bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, wordt door de minister aangewezen, indien zij:

    • a. rechtspersoonlijkheid bezit,

    • b. een vestiging in Nederland heeft,

    • c. beschikt over bekwaam personeel,

    • d. beschikt over doeltreffende voorzieningen,

    • e. onpartijdig is,

    • f. beschikt over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld,

    • g. zorgvuldig is,

    • h. verzekerd is voor beroepsaansprakelijkheid, en

    • i. geen nevenactiviteiten verricht die het vertrouwen in de instelling kunnen schaden.

  • 2 Of een instelling aan de in het eerste lid, onder c, d, e, f en g, genoemde eisen voldoet, wordt beoordeeld volgens de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

  • 3 Uitbesteding van werkzaamheden in het kader van artikel 16 of 18 van de richtlijn is toegestaan, indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage II bij deze regeling.

Artikel 1.14

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De op grond van artikel 1.12, eerste lid, aangewezen instelling vrijwaart de minister van enige aansprakelijkheid, voortvloeiend uit de taken die zij verricht ter uitvoering van artikel 16 of 18 van de richtlijn bouwproducten.

  • 2 Een op grond van artikel 1.12, eerste lid, aangewezen instelling verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

  • 3 Een op grond van artikel 1.12, eerste lid, aangewezen instelling stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag op van de werkzaamheden die in het daaraan voorafgaande kalenderjaar ter uitvoering van artikel 16 of artikel 18 van de richtlijn bouwproducten zijn verricht. Het verslag wordt gezonden aan de minister en in afschrift aan de VROM inspectie en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 1.15

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De minister kan ten aanzien van bouwproducten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten, die niet vallen onder artikel 4, tweede lid, van die richtlijn, toestemming verlenen voor het in de handel brengen daarvan.

Artikel 1.16

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De minister maakt eenmaal per kalenderjaar in de Staatscourant een overzicht bekend van de in artikel 1.12, eerste lid, genoemde instellingen.

  • 2 De minister draagt zorg voor de opstelling en bekendmaking van een overzicht, alsmede van wijzigingen van dat overzicht van bouwproducten als bedoeld in artikel 1.15. Dit overzicht bevat tevens bouwproducten als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten.

  • 3 De minister draagt eenmaal per kalenderjaar zorg voor opstelling en bekendmaking van een overzicht van bouwproducten die overeenkomstig de richtlijn bouwproducten zijn voorzien van de CE-markering en waarvan is aangetoond dat die producten in overeenstemming zijn met de bij of krachtens het besluit gegeven voorschriften, voorzover die voorschriften van belang zijn voor die producten.

Afdeling 1.5. Erkende kwaliteitsverklaringen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 1.17

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Een instelling die overeenkomstig artikel 16 van de richtlijn bouwproducten door de lidstaat van oorsprong is erkend met het oog op het afgeven van kwaliteitsverklaringen voor andere lidstaten, wordt gelijkgesteld met een door de minister aangewezen onafhankelijk deskundig instituut als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Woningwet.

Artikel 1.18

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Als merkteken voor een door de minister erkende kwaliteitsverklaring bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Woningwet en artikel 1.6 van het besluit, worden aangewezen:

  • a. het woordmerk `KIWA' voor kwaliteitsverklaringen die betrekking hebben op bouwmaterialen of bouwdelen voor waterleidingsinstallaties;

  • b. het woordmerk `KEMA' voor kwaliteitsverklaringen die betrekking hebben op bouwmaterialen of bouwdelen voor elektriciteitsinstallaties;

  • c. het woord- of beeldmerk `KOMO' voor kwaliteitsverklaringen die betrekking hebben op andere bouwmaterialen, bouwdelen, of bouwwijzen;

  • d. het merkteken dat wordt gevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.17, voor kwaliteitsverklaringen terzake van bouwproducten waarop die erkenning betrekking heeft, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 16, vierde lid, derde volzin, van de richtlijn bouwproducten.

Artikel 1.19

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De minister draagt eenmaal per kalenderjaar zorg voor opstelling en bekendmaking van een overzicht, alsmede van wijziging van dat overzicht, van bouwmaterialen en bouwdelen waarvoor een door de minister erkende kwaliteitsverklaring als bedoeld in artikel 1.6 van het besluit is afgegeven.

Hoofdstuk 2. Materialen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Afdeling 2.1. Brandbare, brandbevorderende, bij brand gevaar opleverende en voor de gezondheid schadelijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Als brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen als bedoeld in het besluit zijn afhankelijk van de hoeveelheid daarvan aan te merken:

    Groep 1

    • a. brandbare gassen, zoals acetyleen, butaan, etheen, koolmonoxide, methaan, propaan, waterstof;

    • b. vloeistoffen met een vlampunt lager dan 21oC, bepaald volgens NEN-EN 57, zoals ruwe aardolie, aceton, benzeen, benzine, brandspiritus, petroleumether, zwavelkoolstof;

    • c. zeer licht ontvlambare en zeer snel verbrandende vaste stoffen, zoals celluloid, houtwol, magnesiumpoeder;

    • d. reeds in kleine hoeveelheden aan zelfontbranding onderhevige stoffen, zoals fosfor (witte en gele), kalium, natrium;

    Groep 2

    • a. vloeistoffen met een vlampunt van 21° C tot en met 55° C, bepaald volgens NEN-EN 57, zoals kerosine, petroleum, terpentijn;

    • b. licht ontvlambare en snel verbrandende vaste stoffen, zoals aluminiumpoeder (pigment), golfkarton, houtkrullen, zaagsel;

    • c. alleen in grote hoeveelheden of onder bijzondere omstandigheden aan zelfontbranding onderhevige stoffen, zoals bruinkool, chloorvasthoudende onkruidverdelgingsmiddelen, vochtig opgeslagen oogstproducten (o.a. hooi, vlas);

    • d. brandbare stoffen welke bij verhitting grote hoeveelheden brandbare en/of giftige gassen ontwikkelen, zoals bepaalde bestrijdingsmiddelen en nitrocellulose;

    • e. zuurstof en gemakkelijk ontledende oxydatiemiddelen (zuurstofdragers), zoals natriumperoxyde, organische peroxyden, ozon;

    • f. onbrandbare stoffen welke bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, zoals caliumcarbid;

    Groep 3

    • a. vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55° C, doch niet hoger dan 100° C, bepaald volgens NEN-ISO 2719, zoals dieselolie (gasolie), huisbrandolie;

    • b. gemakkelijk ontvlambare vaste stoffen, zoals kamfer, metablokjes, naftaline, zwavel;

    Groep 4

    • a. vloeistoffen met een vlampunt boven 100° C, zoals aardnootolie, glycerine, olijfolie, stookolie;

    • b. matig ontvlambare vaste stoffen, zoals briketten, eierkolen, houtblokken, paraffinewas;

    • c. onbrandbare stoffen met mogelijkheid van ontploffing van hun ontledingsproducten, zoals ammoniumnitraat, mengmest;

    • d. moeilijk ontleedbare oxydatiemiddelen (zuurstofdragers), zoals chroomzuuranhydride, kaliumpermanganaat, natriumchloraat, pyrosulfaten;

    Groep 5

    Stoffen behorende tot de groepen 1 tot en met 4, die - ook bij normale verbranding - buitengewoon veel rook of verbrandingsgassen ontwikkelen, zoals acetyleen, benzeen, kunststoffen, rubber.

  • 2 Als voor de gezondheid schadelijke stoffen als bedoeld in het besluit zijn aan te merken:

    • a. giftige stoffen, en

    • b. zeer giftige stoffen.

Afdeling 2.2. Voorschriften omtrent de beperking van de toepassing van formaldehyde

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De getalswaarde van de stijging van de concentratie van formaldehyde in de binnenlucht van een verblijfsgebied ten opzichte van de concentratie van formaldehyde in de buitenlucht, uitgedrukt in μg/m³, mag, voorzover deze concentratie afkomstig is uit een of meer constructie-onderdelen die dat verblijfsgebied begrenzen, dan wel uit een of meer in dat verblijfsgebied gelegen constructie-onderdelen, niet groter zijn dan:

2 + 3,17 • 10-6 • t4 • R + 0,86 • 10-3 • A • t • R + 1,5 • 10-3 • R²

waarin:

t is de getalswaarde van de luchttemperatuur in het te meten gebied onderscheidenlijk de te meten woonwagen, uitgedrukt in °C;

R is de getalswaarde van de relatieve luchtvochtigheid in het te meten gebied onderscheidenlijk de te meten woonwagen, uitgedrukt in %; en

A is de getalswaarde, uitgedrukt in m², van de verticale doorsnede van:

  • a. de constructie-onderdelen, geen bouwconstructie zijnde, gelegen in het verblijfsgebied; onderscheidenlijk

  • b. de constructie-onderdelen, gelegen in de woonwagen, zij het dat geen grotere waarde mag zijn aangehouden dan 20.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De toename van de concentratie van formaldehyde in de binnenlucht moet zijn bepaald aan de hand van de concentraties van formaldehyde, bepaald door onderzoek van een monster van de binnenlucht en de buitenlucht.

  • 2 In het te meten verblijfsgebied moet gedurende ten minste drie aaneengesloten uren, voorafgaand aan de bepaling, de luchttemperatuur, de relatieve luchtvochtigheid, alsmede de met behulp van een ventilator en een deur- of raamschot tot stand gebrachte toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht constant zijn gehouden, met:

    • a. een variatie in de luchttemperatuur van ten hoogste 0,5°C;

    • b. een variatie in de relatieve luchtvochtigheid van ten hoogste 5%; en

    • c. een variatie in de toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht van ten hoogste 10%.

  • 3 De concentratie van formaldehyde in het te meten verblijfsgebied moet worden bepaald bij:

    • a. een luchttemperatuur in het verblijfsgebied tussen 18 °C en 25 °C;

    • b. een relatieve luchtvochtigheid in het verblijfsgebied tussen 25% en 75%, en

    • c. een toevoer van verse lucht in en een afvoer van binnenlucht uit het verblijfsgebied met een capaciteit van 0,15 • 10-3 m³/s per m² vloeroppervlakte van het te meten verblijfsgebied met een afwijking van ten hoogste 0,01 • 10-3 m³/s per m² vloeroppervlakte.

  • 4 Gedurende de drie uren bedoeld in het tweede lid, alsmede gedurende de bepaling, bedoeld in het derde lid, moeten de aanwezige voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht, alsmede de beweegbare constructie-onderdelen in de scheidingsconstructie die het verblijfsgebied begrenzen, zijn gesloten en moeten de beweegbare constructie-onderdelen binnen het verblijfsgebied onderscheidenlijk de woonwagen zijn geopend.

  • 5 Gedurende de drie aaneengesloten uren, voorafgaande aan de bepaling, bedoeld in het tweede lid, alsmede gedurende de bepaling, bedoeld in het derde lid, mogen zich geen personen in het te meten verblijfsgebied bevinden.

Artikel 2.4

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht, bedoeld in artikel 2.3, moet tot stand zijn gebracht door middel van:

    • a. een ventilator met een capaciteit van ten minste 0,15 • 10-3m³/s per m² vloeroppervlakte van het te meten verblijfsgebied, en

    • b. een deur- of raamschot, waardoor lucht van buiten naar binnen wordt gevoerd.

  • 2 De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3, moeten zijn bepaald met behulp van:

    • a. een, in combinatie met bijbehorende registratie-apparatuur, geijkte luchttemperatuurmeter met een meetgebied tussen 15 °C en 30 °C en met een meetonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,5 °C van de meetwaarde;

    • b. een, in combinatie met bijbehorende registratie-apparatuur, geijkte luchtvochtigheidsmeter met een meetgebied tussen 15% en 90% en met een meetonnauwkeurigheid van ten hoogste 5% van de meetwaarde, en

    • c. een, in combinatie met bijbehorende registratie-apparatuur, geijkte luchtvolumestroommeter die een meetgebied heeft dat is afgestemd op de te meten voorziening, en met een meetonnauwkeurigheid van ten hoogste 10% van de meetwaarde.

Afdeling 2.3. Voorschriften omtrent de concentratie van asbestvezels

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 2.5

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De getalswaarde van het verschil tussen de concentratie van asbestvezels in de binnenlucht van een voor mensen toegankelijke ruimte van een gebouw en de concentratie van asbestvezels in de buitenlucht, uitgedrukt in ve/m³, mag, voorzover deze concentratie afkomstig is uit een of meer constructie-onderdelen die de ruimte begrenzen dan wel uit een of meer in die ruimte aanwezige constructie-onderdelen, niet groter zijn dan 1.000.

Hoofdstuk 3. Brandveiligheidsvoorschriften voor een te bouwen bouwwerk

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Afdeling 3.1. Opvang- en doorstroomcapaciteit van een vluchttrappenhuis

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Een ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert heeft afhankelijk van de oppervlakte van de daarop aangewezen ruimten en van de bezettingsgraadklasse van die ruimten een zodanige opvang- en doorstroomcapaciteit dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht. Daarbij kan rekening worden gehouden met gefaseerde ontruiming.

Hoofdstuk 4. Nadere voorschriften omtrent de toepassing van normen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Afdeling 4.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 4.1. NEN 1087

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 3.81, eerste en tweede lid, van het besluit wordt verwezen naar NEN 1087 is bedoeld onderdeel 5.1 en onderdeel 5.3 van die norm.

Artikel 4.2. NEN 1594

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 2.193, eerste lid, van het besluit wordt verwezen naar NEN 1594 is bedoeld onderdeel 4.2 van die norm.

Artikel 4.3. NEN 2057

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 2057 geldt het volgende:

Onderdeel 6.1 wordt gelezen als:

Projecteer de delen van de daglichtopening loodrecht op het projectievlak.

Artikel 4.4. NEN 2916

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 2916 geldt het volgende:

  • a. voor de in onderdeel 5.2.2 opgenomen formule gelden de volgende waarden voor de correctiefactor voor de eis, CEPC;i:

    Gebruiksfunctie

    correctiefactor

    1°.

    bijeenkomstfunctie

    1,13

    2°.

    celfunctie

    0,90

    3°.

    gezondheidszorgfunctie

     

    a.

    voor aan bed gebonden patiënten

    0,94

    b.

    andere

    1,13

    4°.

    kantoorfunctie

    0,98

    5°.

    logiesfunctie

    1.02

    6°.

    onderwijsfunctie

    1.05

    7°.

    sportfunctie

    1.01

    8°.

    winkelfunctie

    1.09

  • b. voor de in onderdeel 5.2.2 opgenomen formule gelden voor de correctiefactoren YVen Yverlies de volgende waarden:

    - YV= 1,25

    - Yverlies= 1,2

  • c. voor de in onderdeel 5.2.4 opgenomen formule geldt: Ykoel = 3

Artikel 4.5. NEN 5077

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 2 Waar in artikel 3.16, tweede lid, van het besluit wordt verwezen naar NEN 5077, is bedoeld onderdeel 5.3.2 van die norm.

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 4.7

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Bij de berekening van de karakteristieke geluidwering van een scheidingsconstructie als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, van het besluit worden herleidingswaarden voor het geluidspectrum toegepast overeenkomstig tabel 6 van NEN 5077.

  • 3 Bij de berekening van de karakteristieke geluidwering van een scheidingsconstructie als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, van het besluit, worden een herleidingsterm CL;k voor de variatie in geluidbelasting gehanteerd, zoals aangegeven in artikel 4.9 en herleidingswaarden Ci voor het geluidspectrum, zoals aangegeven in artikel 4.10.

  • 4 Berekeningen van de geluidwering vinden plaats voor de octaafbanden met de middenfrequenties 125 Hz, 250 Hz, 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz.

  • 5 De geluidwering (GA) wordt berekend uit het genormeerd geluiddrukniveauverschil van de gevel (D2m;nT;i) in octaafbanden met de herleidingswaarden Civolgens de formule:

    Bijlage 36567.png

    Hierbij worden de herleidingswaarden Ci bepaald op grond van het eerste of derde lid.

  • 6 Het genormeerd geluiddrukniveauverschil van de gevel (D2m;nT;i) wordt bepaald uit het genormeerd geluiddrukniveauverschil (D2m;nT;i;k) per constructie-onderdeel en de herleidingsterm voor de variatie in geluidbelasting (CL;k) voor het betreffende constructie-onderdeel k volgens de formule:

    Bijlage 36568.png

    waarin CL;k volgt uit het bepaalde in het tweede of derde lid.

  • 7 Het genormeerd geluiddrukniveauverschil (D2m;nT;i;k) wordt per constructie-onderdeel k berekend volgens NEN-EN 12354-3, waarbij de invulling van de rekenmethode die in de annexes B en D van die norm wordt gegeven als een integraal onderdeel van de methode wordt beschouwd en ∆Lfs = 0 dB wordt gesteld.

  • 8 Ten aanzien van de te hanteren invoergegevens voor de berekeningen zijn de aanwijzingen in NEN-EN 12354-3 annex B van toepassing. Als invoergegeven voor elementen waarvan de akoestische prestatie is gebaseerd op laboratoriummetingen, zoals de luchtgeluidisolatie R van bouwelementen en het genormeerd geluidniveauverschil Dne van ventilatievoorzieningen, wordt het meetresultaat met 2 dB verminderd.

Artikel 4.9

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Indien bij twee of meer geluidbelaste constructie-onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie deze onderdelen niet gelijktijdig door een vliegtuig direct aangestraald kunnen worden, worden voor de herleidingsterm CL;k als bedoeld in NEN 5077, onderdeel 5.3.4, en in artikel 4.8, zesde lid, de volgende waarden gehanteerd:

    • a. C L; k = 0 dB voor de constructie-onderdelen k waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron en het onderdeel en de normaal op het onderdeel niet groter is dan 70°;

    • b. C L; k = 3 dB voor de constructie-onderdelen k waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron en het onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 70° en niet groter dan 90°, en

    • c. C L; k = 8 dB voor de constructie-onderdelen k waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron en het onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 90°.

  • 2 De geluidwering GA van de uitwendige scheidingsconstructie is de laagste van de bepaalde geluidweringen bij mogelijke combinaties van direct en niet direct aangestraalde onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie.

  • 3 Voor het constructie-onderdeel k van de uitwendige scheidingsconstructie dat het verst van het gemiddelde grondpad is verwijderd, wordt CL;k = 8 dB gehanteerd, indien de hoek tussen het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie en het gemiddelde grondpad kleiner is dan 30°.

  • 4 In verband met de hoekafhankelijkheid van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie φαβm wordt een herleidingstermCL;k toegepast als bedoeld in NEN 5077, onderdeel 5.3.4. φαβm is afhankelijk van de momentane vliegtuigpositie die wordt beschreven door de hoeken α en β. De horizontale hoek α is gedefinieerd als de hoek tussen de normaal op het constructie-onderdeel k van de uitwendige scheidingsconstructie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het constructie-onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. De verticale hoek β is gedefinieerd als de hoek tussen de verbindingslijn tussen het middelpunt van het constructie-onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de vliegtuigpositie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het constructie-onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. φαβm wordt op grond van metingen of berekeningen per luchtvaartterrein vastgesteld.

  • 5 De herleidingsterm CL;k bedoeld in het vierde lid, wordt per constructie-onderdeel k van de uitwendige scheidingsconstructie per procedure m bepaald uit:

    C L = LAeq(1) - LAeq(2)

    waarbij :

    L Aeq (1) = de LAeq geluidsbelasting in dB(A), als bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, voor procedure m;

    L Aeq (2) = de LAeq geluidsbelasting in dB(A), berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, met mede-integratie van de hoekafhankelijke geluidwering φαβm, voor procedure m en constructie-onderdeel k.

Artikel 4.10

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de bepaling van de geluidwering ten gevolge van nachtelijk vliegverkeer wordt onderscheid gemaakt in de geluidwering voor startend en landend vliegverkeer. Hierbij wordt uitgegaan van de herleidingswaarden Ci volgens het spectrum voor startend en landend vliegverkeer, zoals opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 - Herleidingswaarden(Ci) voor specifiek soorten buitengeluid

C i in dB voor octaafband met middenfrequentie in Hz

125

i =1

250

i =2

500

i =3

1000

i =4

2000

i =5

Luchtverkeer op Schiphol, starten

-15,3

-7,6

-6,8

-4,4

-6,5

Luchtverkeer op Schiphol, landen

-18,8

-11,9

-7,1

-5,9

-3,2

Luchtverkeer op Maastricht, starten

-12,6

-6,0

-5,7

-4,8

-10,8

Luchtverkeer op Maastricht, landen

-17,2

-10,5

-6,9

-6,1

-3,6

Artikel 4.11

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 De geluidwering GA van de uitwendige scheidingsconstructie bij nachtelijk vliegverkeer wordt als volgt berekend:

    = {10 log {10LAeq;buiten;starten/10 + 10LAeq;buiten;landen/10} - LAeq;binnen

    Hierbij wordt de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte (LAeq;binnen), als volgt berekend:

    L Aeq;binnen = 10 log {10LAeq;binnen;starten/10 + 10LAeq;binnen;landen/10}

    L Aeq;binnen;starten = LAeq;buiten,starten - GA;starten

    L Aeq;binnen;landen = LAeq;buiten;landen - GA;landen

    waarin:

    L Aeq;binnen;starten = de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte ten gevolge van startend vliegverkeer;

    L Aeq;buiten;starten = de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woonfunctie of de gezondheidszorgfunctie ten gevolge van startend vliegverkeer als bedoeld in het tweede lid;

    G A;starten = de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij startend vliegverkeer;

    L Aeq;binnen;landen = de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte ten gevolge van landend vliegverkeer;

    L Aeq;buiten;landen = de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woonfunctie of de gezondheidszorgfunctie ten gevolge van landend vliegverkeer als bedoeld in het tweede lid;

    G A;landen = de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij landend vliegverkeer

  • 2 DeLAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woonfunctie of de gezondheidszorgfunctie voor startend en landend vliegverkeer wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, waarbij de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer, Lgevel;m', gelijk wordt gesteld aan 0 dB(A).

Artikel 4.12. NEN 5128

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij toepassing van de norm geldt, dat de in onderdeel 5.2.1 van die norm bedoelde waarde voor de correctie ten opzichte van de vorige norm, cEPC, 1,17 is.

Artikel 4.13. NEN 6090

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 1.1, tweede lid, van het besluit wordt verwezen naar NEN 6090, is bedoeld:

  • a. in relatie tot de permanente vuurbelasting onderdeel 3.5 van die norm, en

  • b. in relatie tot de vuurbelasting, zijnde de som van de permanente vuurbelasting en de variabele vuurbelasting, onderdeel 3.1 van die norm.

Artikel 4.14. NEN 6702

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • 1 Waar in artikel 2.2, tweede lid, van het besluit, wordt verwezen naar bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702, is bedoeld:

    onderdeel 6.2.2 in verbinding met de onderdelen 9.5 en 9.6 van die norm.

  • 2 Waar in artikel 2.3, eerste lid, van het besluit, wordt verwezen naar bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702, is bedoeld:

    onderdeel 6.2.2 in verbinding met de onderdelen 9.3, 9.4 en 7 van die norm.

  • 3 Waar in artikel 2.3, tweede lid, van het besluit, wordt verwezen naar bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702, is bedoeld:

    onderdeel 6.2.2 in verbinding met onderdeel 9.1 van die norm.

Artikel 4.15. NEN-EN 81-1

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 3.69, vierde lid, van het besluit is verwezen naar NEN-EN 81-1, is bedoeld onderdeel 5.2.3 van die norm.

Artikel 4.16. NEN-EN 81-2

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 3.69, vierde lid, van het besluit is verwezen naar NEN-EN 81-2, is bedoeld onderdeel 5.2.3 van die norm.

Afdeling 4.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 4.17. NEN 2057

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 2057 geldt het volgende:

Onderdeel 6.1 wordt gelezen als:

Projecteer de delen van de daglichtopening loodrecht op het projectievlak.

Artikel 4.18. NEN 2608

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de verwijzing in onderdeel 4.3.3 van NEN 2608 naar NEN 6700, NEN 6710, NEN 6760 en NEN 6770, zijn de artikelen 4.24, 4,27, 4,29 respectievelijk 4.30 van toepassing.

Artikel 4.19. NEN 2757

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij toepassing van NEN 2757, geldt het volgende:

  • a. de in het normblad opgenomen voorwaarden met betrekking tot de aan te houden afstanden tot de perceelsgrens, het hart van de openbare weg, het openbaar water of het hart van het openbaar groen blijven buiten toepassing;

  • b. onderdeel 5.2.3 van deze norm wordt als volgt gelezen:

    5.2.3 Bepaal of de uitmonding zich bevindt op een hoogte van:

    • 1. ten minste 0,5 m boven een denkbeeldig, aan een uitwendige scheidingsconstructie rakend vlak met een helling van 15° ten opzichte van een horizontaal vlak, voorzover dat hellende vlak zich bevindt boven de snijpunten met de verticale raaklijn met de uitwendige scheidingsconstructie. Dit geldt niet bij een helling van de uitwendige scheidingsconstructie die kleiner is dan 23° met de horizontaal; en

    • 2. ten minste 0,5 m boven een uitwendige scheidingsconstructie. Dit geldt niet bij een helling van de uitwendige scheidingsconstructie die groter is dan of gelijk is aan 23° met de horizontaal.

      Indien aan het bovenstaande toepassing is gegeven, is de stromingsrichting van binnen naar buiten gericht;

  • c. in onderdeel 7.1.2.3.2 wordt de zinsnede 'moeten zijn afgedicht' als volgt gelezen: moeten zijn afgesloten;

  • d. onderdeel 7.1.4.2.2 wordt als volgt gelezen:

    7.1.4.2.2 Voorwaarden

    • a) Uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook in een dak

      De uitmondingshoogte moet ten minste 0,3 m bedragen, en

    • b) Instroomopeningen van een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht

      De instroomopening voor verbrandingsluchttoevoer moet zich in hetzelfde dakvlak of een aangrenzend gevelvlak met dezelfde oriëntatie bevinden als de uitmonding van de voorziening voor de afvoer van rook (zie figuur 10);

  • e. onderdeel 7.1.4.2.5 wordt als volgt gelezen:

    7.1.4.2.5 Bepaling van de extra weerstand op de uitmonding in een dak

    De extra weerstand op de uitmonding bedraagt:

    • -

      0 Pa voor een uitmonding die zich op een hoogte bevindt van:

      • a) ten minste 0,5 m boven een denkbeeldig, aan een uitwendige scheidingsconstructie rakend vlak, met een helling van 15° ten opzichte van een denkbeeldig, horizontaal liggend vlak voorzover dat hellende vlak zich onder de raaklijn met de uitwendige scheidingsconstructie bevindt, indien de helling van de uitwendige scheidingsconstructie groter is dan of gelijk is aan 23° met de horizontaal, en

      • b) ten minste 0,5 m boven een uitwendige scheidingsconstructie bevindt, indien de helling van de uitwendige scheidingsconstructie kleiner is dan 23° met de horizontaal; en

    • -

      voor alle andere uitmondingen:

      Δpuit is 10 Pa.;

  • f. de eerste zin van onderdeel 7.1.4.2.6 wordt als volgt gelezen:

    Bij de uitmonding in een gevel moet rekening worden gehouden met een waarde voor de extra weerstand op de uitmonding:

    Δpuit is 10 Pa.;

  • g. de eerste zin van onderdeel 7.1.5.2.1 wordt als volgt gelezen:

    De bepalingsmethode berust op het controleren van de beschikbare trek bij een vastgestelde volumestroom, rekening houdend met de door de mechanische voorziening opgewekte onderdruk in de opstelruimte van 10 Pa, en

  • h. in de onderdelen 7.1.5.2.3, 7.1.5.3.1 en 7.1.5.3.3 25 wordt 25 Pa telkens gelezen als: 10 Pa.

Artikel 4.20. NEN 3859

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 3859 geldt het volgende:

  • a. bij de verwijzing in de onderdelen 5.2.1 en 9.1 van deze norm naar NEN 6710, NEN 6720, NEN 6760 en NEN 6770 zijn de artikelen 4.27, 4.28, 4.29 respectievelijk 4.30 van deze regeling van toepassing;

  • b. in onderdeel 5.2.1 vervalt de zinsnede `- 6.1 van NEN 6740:1991 voor funderingsconstructies;'

  • c. onderdeel 5.2.2 wordt gelezen als volgt:

    In afwijking van het gestelde in 5.2.1 moet:

    • -

      bij de rekenmethode de rekenwaarden van de belastingen zijn ontleend aan de voorgeschreven fundamentele belastingscombinaties;

    • -

      bij de rekenmethode de rekenwaarden van de materiaalgrootheden zijn ontleend aan hoofdstuk 9;

  • d. onderdeel 5.2.3 wordt gelezen als volgt:

    In aanvulling op het gestelde in 5.2.1, mogen de hier gegeven bepalingsmethoden slechts zijn toegepast mits daarbij ten minste aan de voorwaarden in de onderdelen 7.4, 11.2 en 11.3 is voldaan;

  • e. bij de verwijzing in onderdeel 5.3 van deze norm naar NEN 6700 is artikel 4.24 van deze regeling van toepassing;

  • f. de onderdelen 7.1, 7.2, 7.3 en 7.5 blijven buiten beschouwing;

  • g. in onderdeel 8.1 wordt voor Υf;w en voor Υf de waarde 1 aangehouden;

  • h. bij de verwijzing in de onderdelen 8.3, 8.4, 8.5, 8.8.2 en 8.8.3 van deze norm naar NEN 6702 is artikel 4.25 van deze regeling van toepassing;

  • i. in onderdeel 8.4 is voor psn;q;k de waarde 130 N/m² aangehouden;

  • j. in de onderdelen 8.5.1.a) en 8.5.1.c) wordt de tweede volzin telkens als volgt gelezen: De belasting door installaties die permanent aanwezig kunnen zijn moet bepaald zijn op grond van de werkelijk optredende belastingen.;

  • k. in onderdeel 8.5.2.a) worden de eerste twee volzinnen vervangen door: De geconcentreerde belasting moet bepaald zijn op grond van de werkelijk optredende belasting.;

  • l. onderdeel 8.6.1 wordt gelezen als volgt: Indien een kasconstructie wordt belast door gewassen en de media waarop deze groeien, dan moet met het eigen gewicht van deze gewassen en de media rekening zijn gehouden;

  • m. de onderdelen 8.6.2 en 8.6.3 blijven buiten toepassing;

  • n. tabel 2 van onderdeel 8.8.2 wordt gelezen als volgt:

    Tabel 2: Extreme waarden van de stuwdrukken door wind

    heff1

    m

    Pw

    N/m²

    0,5 -2

    293

    2,5

    329

    3

    359

    3,5

    386

    4

    410

    5

    450

    6

    484

    7

    514

    8

    539

    9

    562

    10

    584

    >10

    Conform NEN 6702 windgebied II, onbebouwd, rekening houdend met de reductiefactor volgens 5.5.2 van die norm

  • o. de onderdelen 11.1, 11.4 en hoofdstuk 12 blijven buiten toepassing.

Artikel 4.21. NEN 6068

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6068 geldt het volgende:

in de onderdelen 5.3, 5.4, 6.1.1, 6.2.0 en 6.2.1 blijven de verwijzingen naar de normen NEN 6071, NEN 6072 en NEN 6073, buiten toepassing.

Artikel 4.22. NEN 6069

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij toepassing van NEN 6069 zijn bij de verwijzing in de onderdelen A.1.1, A.1.2 en A.2.1 van deze norm naar NEN 6700, NEN 6710, NEN 6720, NEN 6760, NEN 6770 en NEN 6790 de artikelen 4.24, 4.27, 4.28, 4.29, 4.30 respectievelijk 4.31 van deze regeling van toepassing.

Artikel 4.23. NEN 6090

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 1.1, tweede lid, van het besluit is verwezen naar NEN 6090, is bedoeld:

  • a. in relatie tot de permanente vuurbelasting onderdeel 3.5 van die norm, en

  • b. in relatie tot de vuurbelasting, zijnde de som van de permanente vuurbelasting en de variabele vuurbelasting, onderdeel 3.1 van die norm.

Artikel 4.24. NEN 6700

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6700 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in hoofdstuk 3 naar NEN 6702 is artikel 4.25 van deze regeling van toepassing;

  • b. onderdeel 5.2.3 wordt als volgt gelezen:

    5.2.3 De referentieperiode voor een bouwconstructie is ten minste één jaar;

  • c. onderdeel 5.3.3 wordt als volgt gelezen:

    5.3.3 Bouwconstructies moeten zodanig zijn ontworpen dat het bezwijken van een onderdeel ten gevolge van brand niet tot onevenredig grote schade leidt;

  • d. tabel 1, behorende bij onderdeel 5.3.4 wordt als volgt gelezen:

    Tabel 1 - Veiligheidsklassen voor bouwconstructies met betrekking tot gevolgen van bezwijken

     

    gevolgen van bezwijken

    betrouwbaarheidsindex β

         

    uiterste grenstoestand

    Veiligheidsklasse

    kans op levensgevaar

    kans op economische schade

    indien wind maatgevend

    overige belastingen maatgevend

    1

    verwaarloosbaar klein

    klein

    1,3

    1,7

    2

    klein

    groot

    3,1

    3,1

    3

    groot

    groot

    3,6

    3,6

  • e. in onderdeel 6.1.1 blijft de laatste volzin buiten toepassing;

  • f. onderdeel 6.1.2 blijft buiten toepassing;

  • g. onderdeel 8.3.1 wordt als volgt gelezen: 8.3.1 Bij de beoordeling moet zijn uitgegaan van de feitelijke geometrie van de bouwconstructie;

  • h. onderdeel 8.3.2 blijft buiten toepassing;

  • i. in onderdeel 9.1.2 vervalt het laatste aandachtspunt;

  • j. onderdeel 9.3.1.6 blijft buiten toepassing, en

  • k. onderdeel 9.4 blijft buiten toepassing.

Artikel 4.25. NEN 6702

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6702 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzingen in de onderdelen 5.1, 6.3.1, 8.3.1.1 en 8.3.1.2 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van deze regeling van toepassing;

  • b. tabel 1 behorende bij onderdeel 5.1 van die norm wordt als volgt gelezen:

    Aanduiding van de gebruiksfunctie 23

    Veiligheidsklasse

    Referentieperiode

    Bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van een primaire nutsvoorziening, of bouwwerken met een primaire maatschappelijke of culturele functie (energie centrale, schouwburg, bruggen, tunnels, e.d.)

    3

    1

    Bijeenkomstfunctie, gezondheidszorgfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie, overige gebruiksfunctie voor het personen vervoer, winkelfunctie, kantoorfunctie,

    3

    1

    Logiesgebouw, woongebouw, cellengebouw,

    3

    1

    Alle gebouwen ten behoeve van een primaire nutsvoorziening, of bouwwerken met een primaire maatschappelijke of culturele functie

    3

    1

    Alle gebouwen met meer dan twee bouwlagen met uitzondering van: niet in woongebouwen gelegen woonfuncties, woonfunctie van een woonwagen, niet in logiesgebouwen gelegen logiesfuncties

    3

    1

    Alle bouwwerken waarin een gedeelte mede is bestemd voor bezoekers

    3

    1

    Niet in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie

    2

    1

    Niet in een woongebouw gelegen woonfunctie, niet zijnde de woonfunctie van een woonwagen

    2

    1

    Celfunctie, niet gelegen in een cellengebouw

    2

    1

    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

    2

    1

    Woonfunctie van een woonwagen (woonwagen zelf)

    2

    1

    Industriefunctie, met ten hoogste 2 bouwlagen, niet zijnde een lichte industriefunctie

    2

    1

    Lichte industriefunctie

    1

    1

    Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, van geringe betekenis

    1

    1

  • c. tabel 2, behorende bij onderdeel 5.2.1 van deze norm, wordt als volgt gelezen:

    Tabel 2 - Belastingsfactoren uiterste grenstoestand

    Veiligheids klasse

    Belastings-

    combinaties

    γ f;g;u ( γ f;p;u)

    γ f;q;u

    wind

    γ f;q;u

    overig

    γ f;a;u

       

    Normaal (ongunstig)

    Gunstig

         
     

    fundamentele

    combinaties

             

    1

    1

    1

    0,9

    1

    1

    -

    2

    1

    1,2

    0,9

    1,6

    1,2

    -

    3

    1

    1,2

    0,9

    2,3

    1,35

    -

    1-2-3

    2

    1,35 4

    0,9

    -

     

    -

     

    bijzondere

    combinaties

             

    1-2-3

    3

    1

    1

    1

    1

    1

  • d. onderdeel 5.5.1 wordt als volgt gelezen:

    5.5.1 Voor de beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande bouwwerken bedraagt de referentieperiode 1 jaar;

  • e. in onderdeel 5.5.2 wordt voor `t' gelezen:

    t is de referentieperiode voor de bepaling van de reductiefactor voor de gelijkmatig verdeelde belasting in jaren volgens 5.5.1, waarbij voor bouwwerken behorende tot veiligheidsklasse 2 of 3 voor de bepaling van de correctie ten minste wordt uitgegaan van t = 15 jaren.

  • f. in onderdeel 6.1.1 van deze norm wordt bij het laatste aandachtstreepje gelezen:

    • -

      bijzondere belastingen moeten zijn ontleend aan 9.2;

  • g. onderdeel 6.3.2, eerste volzin, laatste aandachtspunt, blijft buiten toepassing;

  • h. ten aanzien van de verwijzing in de onderdelen 6.3.3.3 naar NEN 6710, NEN 6720, NEN 6760 en NEN 6770 zijn de artikelen 4.27, 4.28, 4.29 respectievelijk 4.30 van toepassing;

  • i. onderdeel 7.1.2.1 wordt als volgt gelezen:

    7.1.2.1 Het gewicht van bouwwerken moet zijn berekend op grond van de werkelijke afmetingen en het gemiddelde gewicht per volume van het materiaal;

  • j. onderdeel 7.1.3.2 wordt als volgt gelezen:

    7.1.3.2 Niet-dragende binnenwanden moeten in rekening zijn gebracht als lijnlast;

  • k. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 7.3 naar NEN 6720 is artikel 4.28 van toepassing;

  • l. onderdeel 8.2.5.3 van deze norm blijft buiten toepassing;

  • m. onderdeel 8.3.2.1 van deze norm wordt als volgt gelezen:

    8.3.2.1 Voor de bepaling van de belasting door goederen en transportmiddelen moet zijn uitgegaan van de ten tijde van de verlening van bouwvergunning berekende vloerbelasting in relatie tot de oorspronkelijke bestemming van die vloer;

  • n. in onderdeel 8.5.2:

    • 1º. de eerste volzin van de tweede alinea wordt als volgt gelezen:

      Afhankelijk van het beladen gewicht van de voertuigen, waarvan bij de verlening van bouwvergunning is uitgegaan, moet voor deze belastingen zijn aangehouden, en

    • 2º. de eerste volzin van het derde aandachtstreepje wordt als volgt gelezen:

      De belasting moet zijn bepaald op basis van het zwaarst mogelijke voertuig dat van de garage gebruik maakt, en

  • o. in onderdeel 8.8.2 van deze norm wordt de eerste volzin als volgt gelezen:

    De belastingen die optreden als gevolg van temperatuurvariaties moeten zijn gebaseerd op de grootte van de optredende temperatuurvariaties, zij het dat ten minste moet zijn gerekend op temperaturen volgens tabel 12.

Artikel 4.26. NEN 6707

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6707 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2 alsmede bijlage C.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b. in onderdeel 5.2 wordt in de voorlaatste alinea na NEN 6700 gelezen: , rekening houdend met een referentieperiode van 1 jaar,;

  • c. in hoofdstuk 7 vervallen de derde tot en met zevende alinea;

  • d. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.1 alsmede de onderdelen 11.1, 11.2 en bijlage A.4 naar NEN 6702 is artikel 4.25 van toepassing.

Artikel 4.27. NEN 6710

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6710 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2 alsmede onderdeel 5.2.0 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2 alsmede hoofdstuk 12 naar NEN 6770 is artikel 4.30 van toepassing;

  • c. onderdeel 7.1.3.1 blijft buiten toepassing;

  • d. in de onderdelen 7.1.3.2 en 7.1.4 blijft telkens de eerste volzin buiten toepassing;

  • e. onderdeel 7.2 blijft buiten toepassing;

  • f. onderdeel 9.3.2.1 wordt als volgt aangevuld:

    Indien het toegepaste lasproces niet bekend is, moeten de waarden voor TIG van tabel 8 zijn aangehouden.;

  • g. onderdeel 9.3.2.2 wordt als volgt aangevuld:

    Indien het gebruikte toevoegmateriaal niet bekend is, moeten de laagste waarden van tabel 9 zijn aangehouden;

  • h. onderdeel 10.3 wordt als volgt gelezen:

    De toetsing of de uiterste grenstoestanden niet zijn overschreden dient te zijn uitgevoerd volgens de rekenregels gegeven in 10.3.1.;

  • i. onderdeel 10.3.2 blijft buiten toepassing;

  • j. in de onderdelen 13.2.2, 13.2.3.1, 13.2.3.3 en 13.3.1 blijft telkens de eerste volzin buiten toepassing;

  • k. onderdeel 13.2.3.5 blijft buiten toepassing;

  • l. in onderdeel 13.3.2.1 blijft de tweede volzin buiten toepassing;

  • m. in onderdeel 13.3.3.2b blijft de alinea die begint met de zinsnede 'Indien volgens het lasproces, als bedoeld in 7.2.2' en eindigt met de zinsnede 'uit de resultaten van de kwalificatieproeven te bepalen', buiten toepassing, en

  • n. onderdeel 13.4.1 blijft buiten toepassing.

Artikel 4.28. NEN 6720

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6720 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.1.2.0 en 4.1.2.2 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b. onderdeel 4.3 blijft buiten toepassing;

  • c. de onderdelen 5.1.1.2 tot en met 5.1.1.4, 5.1.2 tot en met 5.1.5, alsmede 5.2 blijven buiten toepassing;

  • d. in onderdeel 6.1.1 wordt de definitie van f'ck als volgt gelezen:

    f'ck is de korteduur karakteristieke kubusdruksterkte (kubusribbe 150 mm), waarvoor moet worden aangehouden de ondergrens van het eenzijdige overdekkingsinterval voor een fractie γ = 0,95 en een onbetrouwbaarheidsdrempel α = 0,4, bepaald door middel van onderzoek aan de constructie;

  • e. in onderdeel 6.1.2 wordt de eerste volzin als volgt gelezen:

    Treksterkte

    De rekenwaarde van de treksterkte ƒb moet zijn bepaald uit:

    Bijlage 36569.png

    waarin:

    • a. f brep is de laagste waarde van:

      • de waarde van de karakteristieke korteduur splijttreksterkte (kubusribbe 150 mm), bepaald door middel van onderzoek aan de constructie, of

      • f brep = 1,05 + 0,05 f'ck, in N/mm², en

    • b. γm is 1,4.;

  • f. onderdeel 6.1.3 wordt als volgt gelezen:

    De representatieve waarde en de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus E'b is de laagste waarde van:

    • a. 0,9 van de waarde van de elasticiteitsmodulus in de oorsprong van de spanning-rekrelatie, bepaald door middel van onderzoek aan de constructie, of

    • b. E'b = (22250 + 250 f'ck), in N/mm²;

  • g. onderdeel 6.1.5 de definitie van kd wordt als volgt gelezen:

    kd is de factor, afhankelijk van de ouderdom tc van het beton, op het tijdstip van belasten zoals aangegeven in tabel 5 voor sterkteklasse 32,5 en 32,5R;

  • h. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.4 alsmede 9.16.2 naar NEN 6770 is artikel 4.30 van toepassing;

  • i. in onderdeel 7.3.1 wordt de eerste volzin als volgt gelezen:

    Voor het bepalen van de krachtsverdeling in een constructie moet zijn uitgegaan van de schematisering van de constructie volgens 7.1 en een van de theorieën genoemd in 7.2;

  • j. in onderdeel 8.1.1 wordt de definitie van Md als volgt gelezen:

    M d is de rekenwaarde van het maximale buigend moment;

  • k. de onderdelen 8.1.7 en 8.6 blijven buiten toepassing;

  • l. onderdeel 8.7 wordt als volgt gelezen:

    Duurzaamheid

    Vermindering van de sterkte van de constructie door corrosie van de wapening dient in rekening te zijn gebracht. Deze eis betreft zowel de sterktevermindering die is opgetreden voor het moment van beoordelen als de te verwachten sterktevermindering binnen één jaar, gerekend vanaf het moment van beoordelen.;

  • m. onderdeel 9.1 blijft buiten toepassing;

  • n. in onderdeel 9.2.a wordt de tweede volzin als volgt gelezen:

    De van toepassing zijnde milieuklasse is milieuklasse 1;

  • o. de onderdelen 9.2.e en 9.4 blijven buiten toepassing, en

  • p. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.14.3 naar NEN 6790 is artikel 4.30 van toepassing.

Artikel 4.29. NEN 6760

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6760 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.1 alsmede onderdeel 5.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b. de onderdelen 7.3.1, 7.4.2, 7.5 tot en met 7.7, alsmede onderdeel 7.8.2 blijven buiten toepassing;

  • c. de eerste zinsnede tot de dubbele punt van onderdeel 7.3.2 wordt als volgt gelezen:

    Voor gevingerlast hout geldt dat de rekenmethode volgens 5.2 alleen mag worden toegepast indien aan de volgende voorwaarde is voldaan;

  • d. aan slot van onderdeel 7.4.1 wordt toegevoegd: waarbij de onderdelen die betrekking hebben op het vaststellen van de eigenschappen van een partij buiten toepassing blijven.

  • e. onderdeel 7.8.2 wordt als volgt gelezen:

    Om de bepalingsmethoden te mogen toepassen moeten de houtconstructies zijn vervaardigd van hout dat geen actieve aantasting bevat.

    Voor berekeningen moet de niet-aangetaste doorsnede zijn aangehouden.;

  • f. onderdeel 9.1.4 wordt als volgt gelezen:

    9.1.4 Voor de representatieve waarden van de materiaaleigenschappen van vuren en grenen moet de kwaliteitsklasse worden bepaald volgens NEN 5466.

    Indien het hout kan worden ingedeeld in kwaliteitsklasse A of B moet voor de representatieve waarden worden uitgegaan van sterkteklasse C24. Indien het hout kan worden ingedeeld in kwaliteitsklasse C moet voor de representatieve waarden worden uitgegaan van sterkteklasse C18.

    Voor de representatieve waarden van de materiaaleigenschappen van azobé dient te worden uitgegaan van sterkteklasse D70, waarvoor de volgende waarden gelden:

    f m;0;rep

    = 70 N/mm²

    ρrep

    = 900 kg/m³

    E 0;ser;rep

    = 20.000 N/mm²

    f t;0;rep

    = 42 N/mm²

    f t;90;rep

    = 0,9 N/mm²

    fc;0;rep

    = 45 N/mm²

    f c;90;rep

    = 13,5 N/mm²

    f v;0;rep

    = 7 N/mm²

    E 0;u;rep

    = 16.700 N/mm²

    E 0;ser;rep

    = 1.330 N/mm²

    G ser;rep

    = 1.250 N/mm²;

  • g. in onderdeel 9.1.5 wordt na `van gelamineerd hout' gelezen: , ontleend aan de te beoordelen constructie, ;

  • h. onderdeel 12.2.9 blijft buiten toepassing;

  • i. in onderdeel 12.2.13 blijft de alinea beginnend met de zinsnede 'Afhankelijk van het soort verbindingsmiddel' buiten toepassing;

  • j. onderdeel 12.3.1 blijft buiten toepassing;

  • k. onderdeel 12.3.5 wordt als volgt gelezen:

    Voor de bepaling van de representatieve waarde van de schuifweerstand volgens 12.3.4 dient de volgende waarde voor de stuiksterkte in rekening te zijn gebracht:

    Bijlage 36570.png

    waarbij:

    f emb;rep;i is de getalswaarde van de stuiksterkte van onderdeel i met i = 1, 2 of 3 in N/mm²;

    ρrep is de getalswaarde van de representatieve volumieke massa volgens 9.1.2 in kg/m³; en

    d nom is de getalswaarde voor de nominale middellijn van het verbindingsmiddel in mm.;

  • l. onderdeel 12.4.1 blijft buiten toepassing;

  • m. onderdeel 12.4.5 wordt als volgt gelezen:

    Voor de bepaling van de representatieve waarde van de schuifweerstand volgens 12.3.4 dient de volgende waarde voor de stuiksterkte in rekening te zijn gebracht:

    Bijlage 36571.png

    waarbij:

    f emb;rep; i is de getalswaarde van de stuiksterkte van onderdeel i met i = 1, 2 of 3 in N/mm²;

    ρrep is de getalswaarde van de representatieve volumieke massa volgens 9.1.2 in kg/m³; en

    d nom is de getalswaarde voor de nominale middellijn van het verbindingsmiddel in mm.;

  • n. de onderdelen 12.5.1, 12.6.1 en 12.7.1 blijven buiten toepassing, en

  • o. in onderdeel 12.5.3 blijft de tweede volzin buiten toepassing.

Artikel 4.30. NEN 6770

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6770 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.0 alsmede onderdeel 5.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b. ten aanzien van de verwijzingen vanuit NEN 6771 tot en met NEN 6773, naar welke normbladen vanuit NEN 6770 is verwezen, naar NEN 6770 is telkens dit artikel van toepassing;

  • c. onderdeel 5.2.4 blijft buiten toepassing;

  • d. in onderdeel 7.1.4.1 blijft de eerste volzin buiten toepassing;

  • e. in onderdeel 7.1.4.1 wordt de laatste alinea als volgt gelezen:

    Voor staal bedoeld in 7.1.3 moet op overeenkomstige wijze de beproeving worden uitgevoerd.

  • f. de onderdelen 7.2 tot en met 7.6 blijven buiten toepassing;

  • g. in de onderdelen 9.1.2.1.3 en 13.4.1.1.5 blijft telkens de tweede volzin buiten toepassing;

  • h. in de onderdelen 13.4.1.1.4 en 13.4.1.2.1 blijft telkens de derde alinea buiten toepassing,

  • i. onderdeel 13.4.1.3.1 blijft buiten toepassing.

Artikel 4.31. NEN 6790

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij de toepassing van NEN 6790 geldt het volgende:

  • a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.1 en onderdeel 5.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b. onderdeel 7.1 en onderdeel 7.3 blijven buiten toepassing;

  • c. onderdeel 7.2 wordt als volgt gelezen:

    De rekenregels in deze norm zijn niet van toepassing op metselwerk van cellenbeton dat op enigerlei wijze in contact komt met grondwater;

  • d. de onderdelen 9.1.4 en 9.2.2 blijven buiten toepassing;

  • e. in onderdeel 12.2:

    • 1º. de zin na het eerste aandachtstreepje wordt als volgt gelezen:

      • -

        krachten voortkomend uit een scheefstand van 1/300 van de hoogte of de feitelijke scheefstand, indien deze groter is dan 1/300 van de hoogte, die voor ten minste vier naast elkaar gelegen rijen kolommen of wanden van elke verdieping in dezelfde richting moet worden aangenomen (zie fig. 14); en

    • 2º. de zin na het tweede aandachtstreepje wordt als volgt gelezen:

      • -

        krachten voortkomend uit windbelasting;

  • f. onderdeel 12.3 blijft buiten toepassing, en

  • g. in Bijlage A:

    • in onderdeel A.1 blijft de verwijzing in de tweede alinea naar onderdeel A.2 van bijlage A buiten toepassing;

    • onderdeel A.2 blijft buiten toepassing;

    • in onderdeel A.3 wordt het opschrift als volgt gelezen:

      Proefstukken

    • onderdeel A.3.1 wordt als volgt gelezen:

      Afmetingen

      De proefstukken moeten aan de ter beoordeling staande constructie zijn ontleend en moeten de volgende afmetingen hebben:

      • -

        de dikte dient gelijk te zijn aan de bouwdeeldikte met een maximum van 300 mm;

      • -

        de breedte dient gelijk te zijn aan de dikte; en

      • -

        de hoogte moet gelijk zijn aan 5 maal de dikte.;

    • 5º. onderdeel A.3.2 wordt als volgt gelezen:

      Aantal proefstukken

      Er moeten ten minste 6 proefstukken zijn vervaardigd, en

    • 6º. onderdeel A.3.3 blijft buiten toepassing.

Artikel 4.32. NEN 8087

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 3.89 van het besluit is verwezen naar NEN 8087, is bedoeld onderdeel 4.1 of 4.3 van die norm.

Artikel 4.33. NEN-EN 81-1

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 3.76, derde lid, van het besluit is verwezen naar NEN-EN 81-1, is bedoeld onderdeel 5.2.3 van die norm.

Artikel 4.34. NEN-EN 81-2

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Waar in artikel 3.76, derde lid, van het besluit is verwezen naar NEN-EN 81-2, is bedoeld onderdeel 5.2.3 van die norm.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De Regeling Bouwbesluit nieuwbouw 1998, de Regeling Bouwbesluit bestaande bouw 1998, de Regeling Bouwbesluit materialen 1998, de Regeling Bouwbesluit aansluitvoorwaarden en de Regeling Bouwbesluit CE-markeringen en erkende kwaliteitsverklaringen worden ingetrokken.

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bouwbesluit 2003

's-Gravenhage , 22 november 2002

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

H.G.J. Kamp

Bijlage I. , behorende bij artikel 1.13, tweede lid

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Toetsingscriteria voor certificatie- en inspectie-instellingen en testlaboratoria in het kader van de richtlijn bouwproducten.

De basis voor de toetsing van te notificeren instellingen is de EN 45000 serie, of NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000 (onderdeel 3.3 van het Guidance Paper A, Construct 00/402 Rev 1, `The designation of notified bodies in the field of the construction products directive', d.d. 1 augustus 2002.

Toetsingscriteria (algemeen) voor onderscheidenlijk:

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

  • -

    Certificatie-instellingen:

    • NEN-EN 45011

    • NEN-EN 45012

  • -

    Inspectie-instellingen:

    • NEN-EN 45012 of NEN-EN 45004

  • -

    Testlaboratoria:

    • NEN-EN-ISO/IEC 17025

Niet alle onderdelen van bovengenoemde normen zijn van toepassing voor de toetsing. Hieronder is een nadere specificatie van de relevante onderdelen gegeven.

Toetsingscriteria voor het personeel van de instelling

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder c, wordt voldaan indien voor:

  • -

    type onderzoek van het product voldaan is aan onderdeel 5.2.1 en 5.2.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • -

    initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.2c, 2.1.2f, 2.1.2j en 2.2 van NEN-EN 45012 of onderdeel 8 van NEN-EN 45004;

  • -

    permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.2.c, 4.2.f, 4.2.j en 5 van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen 2.1.2c, 2.1.2f, 2.1.2j en 2.2 van NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria voor voorzieningen in de instelling

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder d, wordt voldaan indien voor:

  • -

    type onderzoek van het product voldaan is aan de onderdelen 5.3 , 5.4, 5.5, 5.6.1, 5.6.2 en 5.6.3.1 van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • -

    initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.2n, 2.1.7 en 2.1.8 van NEN-EN 45012, of de onderdelen 9 en 10 van NEN-EN 45004;

  • -

    permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.2n, 4.8 en 4.9 van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen 2.1.2n, 2.1.7 en 2.1.8 van NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria inzake de onpartijdigheid van de instelling

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder e, wordt voldaan indien voor:

  • -

    type onderzoek van het product voldaan is aan de onderdelen 4.1.4 en 4.1.5 onderdelen (a), (b) en (d) van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • -

    initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.2a, 2.1.2b, 2.1.2e, 2.1.2m, 2.1.2o en 2.1.2p van NEN-EN 45012, of onderdeel 4 van NEN-EN 45004 voor instantie type A;

  • -

    permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.1.1, 4.1.2, 4.2a, 4.2b, 4.2e, 4.2m, 4.2o en 4.2p van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.2a, 2.1.2b, 2.1.2e, 2.1.2m, 2.1.2o en 2.1.2p van NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria voor een kwaliteitssysteem van de instelling

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder f, wordt voldaan indien voor:

  • -

    type onderzoek van het product voldaan is aan de onderdelen 4.1.5, 4.2, 4.3.2.2, 4.4.3, 4.5, 4.8, 4.9.1, 4.10.1, 4.12, 4.13.1, 4.13.2, 4.14, en 5.2.1, 5.2.2, 5.3, 5.4.1, 5.4.2, 5.4.4, 5.4.6.1, 5.4.7.1, 5.5, 5.6.1, 5.6.2, 5.6.3.1, 5.7.3, 5.8, 5.10.1 t.m. 5.10.3, 5.10.4.1 (b), 5.10.5, 5.10.8 en 5.10.9 van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • -

    initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.1.3, 2.1.1.4, 2.1.2k, 2.1.2l, 2.1.4, 2.1.6, 2.3 en 2.4 van NEN-EN 45012 of de onderdelen 3.3, 6, 7, 10, 11, 12, 13 en 15 van NEN-EN 45004;

  • -

    permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.1.3, 4.1.4, 4.2k, 4.2.l, 4.3, 4.5, 4.7, 6 en 7 van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen van 2.1.1.3, 2.1.1.4, 2.1.2k, 2.1.2l, 2.1.4, 2.1.6, 2.3 en 2.4 NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria inzake de zorgvuldigheid van de instelling

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder g, wordt voldaan indien voor:

  • -

    type onderzoek van het product voldaan is aan onderdelen.4.1.4 en 4.1.5 onderdelen (a), (b) en (d)van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • -

    initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.2d, 2.1.2g, 2.1.2h, 2.1.5, 2.1.9 en 3.6 van NEN-EN 45012 of onderdeel 4 van NEN-EN 45004 voor instelling type A;

  • -

    permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.2d, 4.2g, 4.2h, 4.6, 4.10 en 13 van NEN-EN 45011 en de onderdelen 2.1.2d, 2.1.2g, 2.1.2h, 2.1.5, 2.1.9 en 3.6 van NEN-EN 45012.

Bijlage II. , behorende bij artikel 1.13, derde lid

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Voorwaarden met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden in het kader van artikel 16 of 18 van de richtlijn bouwproducten.

  • 1. Uit te besteden werkzaamheden dienen beperkt te zijn tot gedetailleerd beschreven technische taken als testen, onderzoeken en kwaliteitssysteem audits.

  • 2. Verdere uitbesteding van reeds uitbesteed werk is niet toegestaan.

  • 3. Taken op het gebied van beoordeling en evaluatie worden niet uitbesteed.

  • 4. De instelling verstrekt per product/productgroep en per taak een overzicht.

  • 5. De instelling die werkzaamheden uitbesteedt, blijft voor alle werkzaamheden waarvoor de instelling genotificeerd is verantwoordelijk.

  1. Voor tussenliggende waarden moet lineair zijn geïnterpoleerd. ^ [1]
  2. Indien een bouwconstructie ten dienste staat van twee of meer gebruiksfuncties, zoals bijvoorbeeld een funderingsconstructie van een combinatiegebouw, moet die combinatie van veiligheidsklasse en referentieperiode worden beschouwd die leidt tot bouwkundig zwaarste oplossing. ^ [2]
  3. Bij de toepassing van de tabel blijven niet-gemeenschappelijke ruimten van een gebruiksfunctie, gelegen binnen de omhullende van een andere gebruiksfunctie, die bijdraagt aan het functioneren van de beschouwde gebruiksfunctie, buiten beschouwing. ^ [3]
  4. Indien de permanente belasting één oorzaak heeft, mag in combinatie met gunstig werkende belasting de waarde van 1,35 zijn gereduceerd tot 1,2 ^ [4]
Naar boven