Subsidieregeling Dagindeling ESF-3

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2018

Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Khee Liang Phoa, van 29 oktober 2002, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid, nr. DCE/PD/2002/76794 tot Vaststelling van een subsidieregeling dagindeling ESF-3

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Khee Liang Phoa,

Overwegende dat nadere regels dienen te worden vastgesteld over de besteding van uit het Europees Sociaal Fonds aan Nederland ter beschikking gestelde financiële middelen, voor zover deze worden benut ter financiering van experimentele projecten die ten doel hebben het combineren van arbeid en zorg te vergemakkelijken;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In deze regeling wordt verstaan onder:

de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

begunstigde:

degene aan wie krachtens deze regeling projectsubsidie is verleend;

aanvraagtijdvak:

een door de minister vastgesteld tijdvak, als bedoeld in artikel 3, waarbinnen aanvragen om projectsubsidie kunnen worden ingediend;

projectsubsidie:

de subsidie, als bedoeld in artikel 6;

aanvrager:

de aanvrager van projectsubsidie.

Artikel 2. Inleidende bepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De minister kan aan rechtspersonen subsidies verstrekken voor activiteiten in het kader van experimentele projecten dagindeling die worden uitgevoerd in Nederland, en die ten doel hebben het combineren van arbeid en zorg te vergemakkelijken.

  • 2 Krachtens deze regeling wordt geen subsidie verleend voor projecten die worden uitgevoerd door rechtspersonen die zijn gevestigd in de provincie Flevoland.

Artikel 3. Aanvraagtijdvakken, Beleidskader Dagindeling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om projectsubsidie bestaat slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken, gelegen in de jaren 2001 t/m 2006. Indien deze mogelijkheid wordt geopend, wordt dit tijdig aan belanghebbenden bekendgemaakt. In een gelijktijdig door de minister vastgesteld en aan belanghebbenden bekend gemaakt Beleidskader Dagindeling ESF-3 kunnen bedragen worden vastgesteld die ten hoogste voor de verschillende categorieën aanvragers en projecten ter beschikking zullen worden gesteld, en kunnen nadere eisen worden gesteld waaraan nieuwe aanvragers en projecten zullen moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 4. De aanvraag van projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Een aanvraag heeft steeds betrekking op één experimenteel project, waarvan de looptijd niet langer dan 2 jaren mag zijn.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat daartoe door de minister ter beschikking wordt gesteld, en bevat in ieder geval een projectbeschrijving met bijbehorende begroting en financieringsplan.

  • 3 Op de aanvraag wordt uiterlijk 12 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak beschikt. In afwijking van artikel 5, vierde lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies behoeven de aanvragen hierbij niet te worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

Artikel 5. Weigering van projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Een subsidieaanvraag wordt afgewezen:

  • a. indien de aanvraag of de voor subsidie aangemelde activiteiten niet voldoen aan de bij en krachtens deze regeling gestelde eisen;

  • b. indien onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de aanvrager aan de in artikel 10 gestelde eisen zal voldoen;

  • c. indien onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de uitvoering van het experiment te maken kosten;

  • d. indien de kosten van het experiment niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

  • e. indien door subsidieverlening het in het toepasselijke Beleidskader Dagindeling ESF-3 aangegeven subsidieplafond zou worden overschreden;

  • f. indien het project reeds uit anderen hoofde wordt gefinancierd ten laste van Europese subsidieprogramma's.

Artikel 6. Verlening van projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De beschikking tot verlening van de subsidie betreft de activiteiten, zoals vastgelegd in de bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving.

  • 2 In de beschikking wordt het maximumbedrag bepaald dat aan subsidie tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de uitvoerings- en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn subsidieaanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht kunnen worden voor de uitvoering en evaluatie van het project.

  • 3 Aan de beschikking tot verlening van subsidie kunnen nadere voorwaarden worden verbonden, voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project dan wel het behoud van een goed inzicht in de voortgang en de effecten van het project.

Artikel 7. Subsidiehoogte

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, doch ten hoogste het maximumbedrag dat is vastgesteld in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Uitsluitend de kosten die door de begunstigde daadwerkelijk zijn gemaakt, die ten laste van de begunstigde zijn gebleven en die voor de uitvoering en evaluatie van het project noodzakelijk moeten worden geacht, komen voor subsidiëring in aanmerking. Hierbij wordt verordening (EG)1685/2000 in acht genomen.

  • 2 Als projectkosten blijven buiten beschouwing:

    • a. kosten die voor de datum van subsidieverlening ten behoeve van het project zijn gemaakt;

    • b. de kosten van inkomensvervangende betalingen of uitkeringen aan deelnemers, niet zijnde loonbetalingen;

    • c. de loonkosten van werkervaringsplaatsen en dienstbetrekkingen welke zijn aangegaan of bekostigd in het kader van de Wet werk en bijstand de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- of doorstroombanen;

    • d. kosten van adviseurs, uitvoerders en onderuitvoerders die zijn bepaald als percentage van de totale kosten van het project, of als percentage van de te ontvangen projectsubsidie.

Artikel 9. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Aan de begunstigde worden, op diens verzoek, voorschotten op de projectsubsidie uitbetaald.

  • 2 Voorschotbetalingen zullen als volgt worden gedaan:

    • a. Een eerste voorschot, ten bedrage van 30% van het maximaal verleende subsidiebedrag, wordt direct uitbetaald bij de beschikking tot subsidieverlening.

    • b. Verdere voorschotten, waarbij het eerste voorschot wordt aangevuld tot ten hoogste 80% van het maximaal verleende subsidiebedrag, kunnen op verzoek worden verstrekt, voor zover door middel van tussentijdse rapportage is aangetoond dat verdere bevoorschotting noodzakelijk is.

  • 3 Alvorens een voorschot, als bedoeld in het tweede lid onder b, te verlenen kan de minister van de begunstigde verlangen dat de tussentijdse rapportage wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijk voorschot wordt niet verleend indien de realisatie van het project achterblijft bij de ramingen, als vervat in de bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving, of wanneer er twijfel is aan een correcte uitvoering van het project.

Artikel 10. Administratievoorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De begunstigde dient een inzichtelijke en controleerbare administratie bij te houden of te doen bijhouden met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het project en de in verband daarmee gedane uitgaven en verworven inkomsten. Deze administratie zal onder meer bestaan uit een financiële administratie, waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de inkomsten en de wijze waarop de inkomsten en uitgaven aan het project worden toegerekend.

  • 3 De administratie dient aldus te zijn opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate tussentijdse en eindrapportages.

  • 4 De administratie dient voldoende mogelijkheden te bieden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden.

  • 5 De begunstigde zal aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen personen desgevraagd inzage in of informatie uit deze administratie geven of doen geven. Tevens zal hij de voornoemde personen desgevraagd informatie verschaffen over de voortgang van het voor subsidie in aanmerking gebrachte project.

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De begunstigde dient desgevraagd een uitvoeringsrapportage in, waarin wordt aangegeven in welke mate de beschikbare middelen, inclusief de ontvangen voorschotten, zijn besteed, welke resultaten zijn gerealiseerd en wat de prognose is voor de resterende periode van het project.

  • 2 De rapportage dient op een door de minister te bepalen tijdstip te worden ingediend, onder gebruikmaking van een daartoe door de minister ter beschikking gesteld formulier.

  • 3 Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden, die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de begunstigde hiervan onverwijld mededeling aan de minister.

Artikel 12. Einddeclaratie en subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De begunstigde dient binnen twee maanden na beëindiging van het project een verzoek in om definitieve vaststelling van het subsidiebedrag waarop aanspraak bestaat.

  • 2 Het verzoek wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister ter beschikking wordt gesteld, en bevat een eindrapportage en een declaratie van de gemaakte kosten, als bedoeld in artikel 8.

  • 3 Indien de einddeclaratie van gemaakte kosten meer dan 50.000 euro bedraagt, dient deze te zijn voorzien van een daarop betrekking hebbende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4 De hoogte van het vastgestelde subsidiebedrag wordt uiterlijk drie maanden na de datum van indiening van het in het eerste lid bedoelde verzoek door de minister schriftelijk medegedeeld aan de begunstigde.

Artikel 13. Publiciteit, evaluatie

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De begunstigde verleent medewerking aan door de minister georganiseerde publicitaire en voorlichtingsactiviteiten gericht op de media, potentiële deelnemers, relevante organisaties en het grote publiek.

  • 2 De begunstigde zal alle medewerking verlenen aan de opstelling van evaluatierapporten m.b.t. deze subsidieregeling, en zal, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, zorgdragen dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent. De begunstigde dient ermee akkoord te gaan dat de uitkomsten van de experimentele projecten aan anderen ter kennis worden gebracht.

  • 3 In eigen publicaties vermeldt de begunstigde dat dit project wordt uitgevoerd met ESF-3 dagindelingssubsidie.

Artikel 14. Intrekking van de beschikking tot verlening

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Een beschikking tot verlening van projectsubsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd:

    • a. indien de begunstigde bij zijn aanvraag onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, en de subsidie bij juiste of volledige informatie niet, dan wel tot een lager bedrag zou zijn verleend,

    • b. in geval het project wordt uitgevoerd in afwijking van de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd,

    • c. indien de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend niet zijn aangevangen binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening,

    • d. indien de doelstellingen van het project ten gevolge van nalatigheid van de begunstigde niet of slechts ten dele worden gerealiseerd, of

    • e. indien de begunstigde een der voorschriften, vervat in de artikelen 10, 11, 12 of 13 niet naleeft.

  • 2 Intrekking en terugvordering krachtens het eerste lid, onder b, vindt niet plaats, indien de afwijking vooraf aan de minister is voorgelegd, en deze daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Deze regeling wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

  • 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking, en werkt terug tot en met 1 december 2001.

  • 3 Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Dagindeling ESF-3.

's-Gravenhage, 29 oktober 2002

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Naar boven