Regeling bemanning zeegaande zeilschepen

Geraadpleegd op 17-04-2024.
Geldend van 01-04-2019 t/m heden

Regeling, houdende bepalingen omtrent de bemanning van zeegaande zeilschepen in de commerciële vaart met een lengte van minder dan 40 meter (Regeling bemanning zeegaande zeilschepen)

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet zeevarenden;

b. ervaring:

de diensttijd uitgedrukt in seizoenen, in een bepaalde functie aan boord van in de vaart zijnde zeilschepen;

c. binnenwateren:

de binnenwateren van het communautaire net, behorende tot zone 2, bedoeld in bijlage 1 bij richtlijn nr. 2006/87/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van richtlijn nr. 82/714/EEG van de Raad (PbEU L 389);

d. seizoen:

een, al dan niet aaneengesloten, periode van 180 kalenderdagen;

e. vaargebied I:

het gebied dat zich uitstrekt van de monding van de Eems over de Duitse Wadden, begrensd door de laagwaterlijn op het Noordzeestrand van de Duitse Waddeneilanden tot de oostpunt van Spiekeroog, en vervolgens van de lijn van de oostpunt van Spiekeroog - Harleboei - vuurschip Weser - vuurschip Elbe I en de Elbemonding tot Brunsbüttel, begrensd door de rode boeienlijn, tevens omvattend het Noord-Oostzeekanaal, het Kielerfjord, de westelijke Oostzee, Belten en Sont, begrensd door de lijn Grenaa - Kullen in het Noorden en in het Oosten door de lijn Falster Bo - Cap Arkona, inclusief het bodden- en haffengebied ten zuiden van Rügen;

f. vaargebied II:

een strook kustwater van 25 mijl uit de kust te beginnen dwars van Nieuwpoort tot de monding van de Elbe (Elbe I) en de Eider (Toenning), tevens omvattend het Noord-Oostzeekanaal en de westelijke Oostzee, Belten en Sont en het Kattegat in het Noorden begrensd door de lijn Skagen - Göteborg en in het Oosten door de lijn Simrishamn - oostkust Bornholm -Stettin, met dien verstande dat Bornholm in het Oosten op maximaal 25 mijl gepasseerd mag worden;

g. vaargebied III:

de gehele Oostzee, de Noordzee, in het Noorden begrensd door de lijn van 63 graden 30 minuten Noorderbreedte (tot maximaal 25 mijl uit de Noorse kust) - 61 graden Noorderbreedte, 1 graad Westerlengte - Strathie Head verbonden met de lijn van Barony Point - Mull - oostkust Colonsay -Islay (Ardmore Point) - Inishowen Head (Noord-Ierland) en vervolgens in het Zuidwesten van Old Head of Kinsale (Zuid-Ierland nabij Cork Harbour) naar 48 graden Noorderbreedte, 6 graden Westerlengte (ca. 25 mijl west van Pointe du Raz) tot de zuidoever van de Gironde (45 graden Noorderbreedte, 2 graden 35 minuten Westerlengte); tot vaargebied III behoort tevens de gehele Middellandse Zee vanaf de Straat van Gibraltar;

h. vaargebied IIIA:

de zuidelijke Noordzee, in het noorden begrensd door de parallel van 53 graden Noorderbreedte en in het zuiden begrensd door de lijn Calais-Dover, alsmede de wateren tot 30 mijl uit de Europese kusten binnen het vaargebied III;

i. vaargebied IV:

onbeperkt vaargebied.

Artikel 2

  • 2 Een vaarbevoegdheidsbewijs wordt afgegeven indien de aanvrager aantoont te voldoen aan de bij of krachtens het in het eerste lid bedoelde besluit vereiste kennis en ervaring, mits het bekwaamheidsbewijs voor de zeilvaart ten hoogste 4 jaar voor het indienen van de aanvraag is afgegeven.

  • 3 Een geldig vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien de houder heeft dienstgedaan in een naar het oordeel van Onze Minister relevante functie waarvoor een vaarbevoegdheid is vereist en die door de houder op grond van de aan hem toegekende vaarbevoegdheden mocht worden vervuld of in een andere, bij regeling van Onze Minister vastgestelde, daarmee vergelijkbare functie, gedurende ten minste:

    • a. 1 seizoen in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing; of

    • b. ½ seizoen in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing.

  • 4 Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop waarvan de geldigheid niet langer dan 5 jaar is verstreken wordt op verzoek vernieuwd indien de houder voorafgaand aan de aanvraag:

    • a. een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in de artikelen 8.16 of 8.17 van de Regeling zeevarenden en deze met succes heeft afgesloten;

    • b. gedurende ten minste ½ seizoen in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van Onze Minister relevante functie boven de sterkte heeft dienstgedaan; of

    • c. gedurende ten minste ½ seizoen in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van Onze Minister relevante maar lagere functie heeft dienstgedaan dan waarvoor zijn ongeldig geworden vaarbevoegdheidsbewijs gold.

  • 5 Onze Minister geeft op verzoek een vaarbevoegdheidsbewijs af met een geldigheidsduur van ten hoogste 6 maanden voor de vervulling van een functie als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c.

  • 6 Een vaarbevoegdheidsbewijs waarvan de geldigheid langer dan 5 jaar is verstreken wordt op verzoek vernieuwd indien de houder voorafgaand aan de aanvraag een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in de artikelen 8.16 of 8.17 van de Regeling zeevarenden en deze met succes heeft afgesloten.

  • 7 Indien de aanvrager van een duplicaat vaarbevoegdheidsbewijs aanspraak kan maken op vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs, wordt hem desgevraagd met inachtneming van het derde lid een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven.

Hoofdstuk 2. Bekwaamheidsbewijzen en ervaring

Artikel 3

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden III en IV is

ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

  • d. het certificaat medische zorg aan boord;

  • e. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • f. een diensttijd van 2 seizoenen als wachtstuurman zeilvaart.

Artikel 4

  • 1 Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden I, II en IIIA, is ten minste vereist:

    • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

    • b. het certificaat basisveiligheid;

    • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

    • d. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en

    • e. een diensttijd van 2 seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen, waarbij ten hoogste 1 seizoen op binnenwateren mag zijn behaald.

  • 2 Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden I en II volstaat, in afwijking van het eerste lid, onderdeel e, een diensttijd van 2 seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen op binnenwateren.

Artikel 5

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden III en IV, is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

  • d. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • e. de leeftijd van 18 jaar.

Artikel 6

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden I, II en IIIA is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

  • d. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • e. de leeftijd van 18 jaar.

Artikel 7

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als gezel zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT is ten minste vereist:

  • a. een schriftelijke verklaring van de kapitein van een Nederlands zeilschip dat de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-Code;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. een diensttijd van 1 seizoen als aankomend gezel zeilvaart, die op binnenwateren mag zijn behaald; en

  • d. de leeftijd van 16 jaar.

Hoofdstuk 3. Landelijk Examenbureau voor de Beroepszeilvaart

Artikel 12

  • 1 Een diploma stuurman grote zeilvaart of stuurman kleine zeilvaart, alsmede een certificaat grote zeilvaart of kleine zeilvaart, wordt afgegeven door het Landelijke Examenbureau voor de Beroepszeilvaart.

  • 2 Het Landelijk Examenbureau, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. het heeft rechtspersoonlijkheid;

    • b. aan het Landelijk Examenbureau zijn verbonden een Examencommissie, een College van Gecommitteerden en een College van Toezicht;

    • c. de Examencommissie bestaat uit deskundigen uit het vakgebied en is belast met het opstellen van examens en de uitvoering daarvan;

    • d. het College van Gecommitteerden bestaat tenminste uit een vertegenwoordiger van de bedrijfstak, een vertegenwoordiger van de werknemers in de bedrijfstak, een vertegenwoordiger van de diploma- en certificaathouders en een vertegenwoordiger van het onderwijs voor de beroepszeilvaart.

  • 3 Het College van Gecommitteerden heeft tot taak:

    • a. het opzetten en bewaken van beroepsprofielen;

    • b. het vaststellen van de eindtermen documenten;

    • c. het goedkeuren van het door het bestuur van het Examenbureau opgestelde examenreglement, en

    • d. het bewaken van het kwaliteitsniveau van de schriftelijke en mondelinge examens.

  • 4 Het College van Gecommitteerden kan worden aangevuld met deskundigen uit de Handelsvaart of de Koninklijke Marine.

  • 5 Het College van Toezicht is tenminste samengesteld uit een vertegenwoordiger van de bedrijfstak, een vertegenwoordiger van het onderwijs voor de beroepszeilvaart en een onafhankelijke jurist. Het College kiest uit zijn midden een voorzitter.

  • 6 Teneinde het kwaliteitsniveau te garanderen, wordt het Landelijk Examenbureau voor de Beroepszeilvaart jaarlijks onderworpen aan een interne kwaliteitskontrole die wordt uitgevoerd door het Bureau zelf. Eens in de vijf jaar wordt een kwaliteitskontrole uitgevoerd door onafhankelijke externe deskundigen. Alle kwaliteitsrapporten bevatten tenminste de geconstateerde tekortkomingen en de daaruit voortvloeiende acties voor verbetering.

  • 7 De kwaliteitsrapportages, bedoeld in het zesde lid, worden ter beschikking gesteld van de Minister.

  • 8 De bevoegdheid van het Landelijke Examenbureau tot het afgeven van de diploma's, alsmede het certificaat, bedoeld in het eerste lid, kan worden ingetrokken, indien naar de mening van de Minister van Verkeer en Waterstaat uit de jaarlijkse of vijfjaarlijkse kwaliteitscontroles blijkt dat er ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd, dan wel dat onvoldoende uitvoering wordt gegeven aan het implementeren van acties ter verbetering, waardoor de kwaliteit van de examinering onvoldoende is gewaarborgd.

Deze regeling zal met de toelichting worden geplaatst in de Staatscourant.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

Roelf H. de Boer

Naar boven