Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2017

Besluit van 14 maart 2002, houdende regels met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht (Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 6 juni 2001, nr. DGRLD/DLB/01.421019, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;

Gelet op de artikelen 6.51, 6.52, 6.53, 6.55, tweede en derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel 28, vijfde lid, van de Wet Raad voor de Transportveiligheid;

De Raad van State gehoord (advies van 16 juli 2001, nr. W09.01.0264/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 maart 2002, nr. DGL/02.421024, Directoraat-Generaal Luchtvaart, uitgebracht mede namens Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet luchtvaart;

  • b. Annex 18: ingevolge een mededeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu gepubliceerd in de Staatscourant van kracht zijnde versie van de op grond van de artikelen 37, 54 en 90 van het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde Annex 18 (The Safe Transport of Dangerous Goods by Air), zoals ter inzage gelegd op de bij die mededeling aangegeven locatie;

  • c. Technische Voorschriften: ingevolge een mededeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu gepubliceerd in de Staatscourant van kracht zijnde versie van de bij Annex 18 behorende «Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous goods by Air», Doc 9284-AN/905, inclusief het Supplement, zoals ter inzage gelegd op de bij die mededeling aangegeven locatie;

  • d. afzender: natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid,onder 1°;

  • e. expediteur-luchtvrachtagent: natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 2°;

  • f. grondafhandelaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°.

Artikel 2

Als gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 6.51, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • 1°. ontplofbare stoffen en voorwerpen;

  • 2°. samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen;

  • 3°. brandbare vloeistoffen;

  • 4°. brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen en stoffen, die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen;

  • 5°. stoffen die de verbranding bevorderen en organische peroxiden;

  • 6°. giftige of infectueuze stoffen;

  • 7°. radioactieve stoffen;

  • 8°. bijtende stoffen;

  • 9°. andere stoffen of voorwerpen, die bij vervoer door de lucht gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu; zoals vastgelegd en geclassificeerd in de Technische Voorschriften.

Artikel 3

  • 1 Het in artikel 6.51, eerste lid, van de wet bedoelde verbod geldt niet voor de daar bedoelde handelingen ten aanzien van de in artikel 2 aangewezen gevaarlijke stoffen, voorzover daarbij Annex 18 en de Technische Voorschriften in acht worden genomen.

  • 2 Onze Minister van Defensie kan bepaalde gedeelten van Annex 18 en de Technische Voorschriften aanwijzen, welke in afwijking van het eerste lid, niet door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid in acht behoeven te worden genomen. Onze Minister van Defensie kan daarbij bepalen dat in dat geval door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid internationale militaire voorschriften in acht dienen te worden genomen.

Paragraaf 2. Constructie, inrichting en uitrusting van luchtvaartuigen waarmee gevaarlijke stoffen worden vervoerd alsmede van inrichtingen, voertuigen of werktuigen met behulp waarvan gevaarlijke stoffen worden geladen of gelost

Artikel 4

Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk van Onze Minister van Defensie kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de constructie, inrichting en uitrusting van luchtvaartuigen waarmee gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Artikel 5

Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk van Onze Minister van Defensie kunnen in verband met de veiligheid of het milieu regels worden gesteld met betrekking tot de constructie, inrichting en uitrusting van inrichtingen, voertuigen of werktuigen met behulp waarvan gevaarlijke stoffen op een luchthaven worden geladen of gelost.

Artikel 6

Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk van Onze Minister van Defensie kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de keuring van de inrichtingen, voertuigen en werktuigen bedoeld in artikel 5.

Paragraaf 3. Bepalingen met het oog op de veiligheid en het milieu

Artikel 7

Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk van Onze Minister van Defensie kunnen in het belang van de veiligheid of het milieu regels worden gesteld over het opstellen van een risico-inventarisatie met betrekking tot het vervoeren, laden of lossen van daartoe aangewezen gevaarlijke stoffen.

Artikel 8

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk Onze Minister van Defensie kan in het belang van de veiligheid of het milieu luchtroutes aanwijzen waarlangs daartoe aangewezen gevaarlijke stoffen vervoerd dienen te worden.

Paragraaf 4. Erkenningen

Artikel 9

  • 1 Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan de navolgende erkenningen verlenen:

    • 1°. een A-erkenning: een erkenning voor een afzender, zijnde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, welke de bevoegdheid geeft om gevaarlijke stoffen, in eigendom aan hem toebehorend of afkomstig uit eigen onderneming, aan te bieden voor vervoer door de lucht;

    • 2°. een B-erkenning: een erkenning voor een expediteur-luchtvrachtagent, zijnde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, welke de bevoegdheid geeft om gevaarlijke stoffen door de lucht te doen vervoeren;

    • 3°. een C-erkenning: een erkenning voor een grondafhandelaar, zijnde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, welke de bevoegdheid geeft om namens de houder van een luchtvaartuig de acceptatie of het laden en lossen van gevaarlijke stoffen te verrichten;

    • 4°. een D-erkenning: een erkenning voor een luchtvaartmaatschappij, of een houder van een luchtvaartuig, zijnde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, niet in het bezit van een op basis van het Unierecht verstrekte AOC, welke de bevoegdheid geeft om feitelijk gevaarlijke stoffen door de lucht te vervoeren;

    • 5°. een E-erkenning: een erkenning voor een in het vervoer door de lucht gespecialiseerde organisatie met rechtspersoonlijkheid welke de bevoegdheid geeft om in opdracht van derden op te treden als afzender en verpakker van gevaarlijke stoffen.

  • 2 Een erkenning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 3 Om in aanmerking te kunnen komen voor de verlening van een erkenning dient de aanvrager te voldoen aan de bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde eisen die voor de verschillende erkenningen verschillend kunnen worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 maart 2002

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de elfde april 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven