Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, wijzigingen per 1 januari 2002

[Regeling vervallen per 01-10-2006.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 30-09-2006

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, wijzigingen per 1 januari 2002

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Met ingang van 1 januari 2002 is inwerking getreden artikel IV van de Wet van 14 december 2001 tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002-III Natuur, milieu en vervoer) (Stb. 642). Genoemd artikel strekt tot wijziging van enkele artikelen van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM).

Aanpassing inrichtingseisen bestelauto’s, zijruit

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Artikel 3, derde lid, van de Wet BPM is aangepast. Vanaf 1 januari 2002 is het toegestaan om de laadruimte van kleine en middelgrote bestelauto’s waaronder bestelauto’s met dubbele cabine te voorzien van één zijruit in de rechter zijwand. (Grote bestelauto’s mochten altijd al ruiten hebben in de laadruimte).

Vanuit de praktijk is gevraagd aan welke eisen de rechter zijruit moet voldoen.

Uit de tekst van artikel 3, derde lid van de Wet BPM blijkt dat bij kleine en middelgrote bestelauto’s vanaf 1 januari 2002 aan de rechterzijde van de laadruimte één (1) zijruit mag zijn aangebracht. Voor het overige, zoals aan de plaats en de afmetingen van de zijruit, zijn geen nadere eisen gesteld. Dit betekent dat het een vaste zijruit mag zijn als ook een zijruit die kan worden geopend. Ruiten in het rechter achterzijportier die door een spijltje zijn gescheiden, worden als één ruit aangemerkt. Eén of meerdere ramen die al dan niet kunnen schuiven en die zijn geplaatst in één frame worden eveneens aangemerkt als één ruit.

Continuering BPM-vrijstelling voor elektrische en hybride auto’s

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

De tijdelijke vrijstelling van BPM voor personenauto’s die (mede) worden aangedreven door een elektromotor (artikel 9a Wet BPM) is verlengd tot 1 juli 2004. De definitie voor elektrische en hybride personenauto’s is aangepast. Alleen hybride personenauto’s die als schoon of zuinig kunnen worden aangemerkt, komen in aanmerking voor de vrijstelling. Relatief zware personenauto’s die naast een gewone verbrandingsmotor tevens over een elektromotor beschikken om extra kracht te genereren en niet om de auto’s milieuvriendelijker te maken, vallen niet onder de definitie (hierbij kan worden gedacht aan de grote, zware hybride zogenoemde Sport Utility Vehicles).

Nieuw is dat de vrijstelling ook geldt voor auto’s die rijden op waterstof.

Regeling voor energiezuinige personenauto’s

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Om de aanschaf van nieuwe, energiezuinige personenauto’s te stimuleren wordt vanaf 1 januari 2002 een gedeeltelijke teruggaaf van BPM verleend ter zake van de registratie van nieuwe, energiezuinige personenauto’s (artikel 35a Wet BPM). Deze teruggaaf wordt alleen verleend bij de aanschaf van een personenauto in de energie-efficiëntieklasse A (€ 1.000) of B (€ 500). De gedeeltelijke teruggaaf wordt uitbetaald aan degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld. De teruggaaf wordt rechtstreeks uitbetaald door het Centraal bureau voor motorrijtuigenbelasting (CBM) op basis van gegevens betreffende het voertuig die worden aangeleverd door de RDW, Centrum voor voertuigtechniek en informatie.

De stimuleringsregeling voor energiezuinige auto’s is uitdrukkelijk niet bedoeld als een fiscale subsidie in de vorm van een negatieve belasting. Dit betekent dat de stimuleringsregeling niet van toepassing is op auto’s waarvoor het nihiltarief geldt of waarop een vrijstelling of teruggaaf van BPM van toepassing is.

Ter verduidelijking het volgende. Een personenauto die voldoet aan de normen voor de energie-efficiëntie klasse A wordt op 15 maart 2002 voor het eerst in gebruik genomen. De teruggaaf van € 1.000 wordt verleend op 2 april 2002. De auto wordt gebruikt als taxi en 5 april wordt een verzoek tot teruggaaf BPM ingediend. Met het bedrag dat wordt teruggegeven wordt de reeds verleende teruggaaf van € 1.000 verrekend.

Vrijgestelde BPM accessoires

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling BPM is een lijst opgenomen van zogenoemde vrijgestelde accessoires. Dit artikel is gewijzigd met ingang van 1 januari 2002 (Besluit nr. WV2001/689 M van 19 december 2001, Stcrt. 249). In de nieuwe lijst zijn voornamelijk voorzieningen opgenomen die de veiligheid bevorderen of een positieve uitwerking hebben op het milieu. Voor de meeste voorzieningen is een forfaitair bedrag vastgesteld dat buiten de heffingsgrondslag blijft.

Opgemerkt wordt dat de in artikel 7 vermelde forfaitaire bedragen exclusief BTW zijn. De bedragen worden dus volledig in mindering gebracht op de netto catalogusprijs.

In aansluiting op artikel 7 van de Uitvoeringsregeling BPM was in paragraaf 8.4 van de leidraad BPM goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden de kosten van een ML-behandeling of een soortgelijke anti-corrosiebehandeling niet in de belastinggrondslag behoefde te worden begrepen. Paragraaf 8.4 en daarmee de goedkeuring betreffende de anti-corrossiebehandeling is vervallen met ingang van 1 januari 2002 bij besluit nr. CPP2001/3559M van 19 december 2001, Stcrt. 249.

Naar boven