-
a. bromfietsen die aangedreven worden door een elektromotor waarvoor de elektrische
energie uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
b. personenauto's die zijn uitgerust met een elektromotor waarvoor de elektrische energie
uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
c. personenauto's die zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor en een
verbrandingsmotor, waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische
energie voor een actieradius van ten minste 24 kilometer aaneengesloten stadsverkeer
uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
d. personenauto's die:
-
1º. zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, waarbij
het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van
het maximumvermogen van de verbrandingsmotor bedraagt, en
-
2º. blijkens de vermelding in het kentekenregister behoren tot de energie-efficiëntieklasse
A, bedoeld in bijlage 4 bij het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's;
-
e. personenauto's die:
-
1º. door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzien zijn van de mogelijkheid
om op aardgas te rijden, en
-
2º. op aardgas rijden en voldoen aan de eisen voor het jaar 2005, zoals vastgelegd in
rij B van punt 5.3.1.4 van bijlage I bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die
moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren
met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76);
-
f. personenauto's die door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzien zijn
van de mogelijkheid om op waterstof te rijden;
-
g. bestelauto's die aangedreven worden door een elektromotor waarvoor de elektrische
energie uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
h. bestelauto's die zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor,
waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische energie
voor een actieradius van ten minste 24 kilometer aaneengesloten stadsverkeer uitsluitend
kan worden geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
i. bestelauto's die:
-
1º. zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, waarbij
het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van
het maximumvermogen van de verbrandingsmotor bedraagt, en
-
2º. per kilometer ten minste 20% minder CO2 uitstoten dan bestelauto's met een conventionele aandrijving die dezelfde brandstof
verbruiken en die onderling een sterke gelijkenis vertonen, waarbij de CO2-emissie wordt vergeleken op basis van de lengte maal de breedte van het voertuig,
naar analogie van de methode die wordt gehanteerd bij het vaststellen van het relatieve
verbruik van personenauto's als omschreven in het Besluit etikettering energiegebruik
personenauto's;
-
j. bestelauto's die:
-
1º. door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzien zijn van de mogelijkheid
om op aardgas te rijden, en
-
2º. op aardgas rijden en voldoen aan de eisen voor het jaar 2005, zoals vastgelegd in
rij B van punt 5.3.1.4 van bijlage I bij de in onderdeel e genoemde richtlijn;
-
k. bestelauto's die door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzien zijn
van de mogelijkheid om op waterstof te rijden;
-
l. stads- en streekbussen, die zijn uitgerust met een elektromotor waarvoor de elektrische
energie uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
m. stads- en streekbussen, die:
-
1º. zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor waarvan
bij een voertuig met een lengte van twaalf meter of minder het vermogen van de verbrandingsmotor
niet meer bedraagt dan 100 kW,
-
2º. zijn uitgerust met een dieselmotor die zodanig is ontworpen en wordt gebruikt dat
de emissie vergelijkbaar is met of geringer is dan de emissie van een stads- of streekbus
die is uitgerust met een dieselmotor die voldoet aan de eisen voor het jaar 2000,
zoals vastgelegd in rij A van punt 6.2.1. van bijlage I bij richtlijn nr. 88/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 1987 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen
de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking
en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas
lopende motoren met elektrische ontsteking (PbEG L 36), en
-
3º. ten minste tien kilometer lokaal-emissievrij kunnen rijden;
-
n. stads- en streekbussen, die:
-
1º. zijn uitgerust met een dieselmotor, en
-
2º. voldoen aan de eisen voor het jaar 2005, waarvoor de grenswaarden zijn vastgelegd
in rij B1 van punt 6.2.1. van bijlage 1 bij de in onderdeel m, onder 2°, genoemde
richtlijn;
-
o. stads- en streekbussen, die:
-
1º. zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, en
-
2º. voldoen aan de eisen voor het jaar 2005, waarvoor de grenswaarden zijn vastgelegd
in rij C van punt 6.2.1. van bijlage 1 bij de in onderdeel m, 2°, genoemde richtlijn;
-
p. stads- en streekbussen, die per kilometer ten minste 20% minder CO2 uitstoten dan stads- en streekbussen met een conventionele aandrijving en met een
gelijk vervoerspotentieel, uitgedrukt in het aantal te vervoeren passagiers, en die
dezelfde brandstof verbruiken, waarbij de vergelijking van de CO2-emissie zonodig geschiedt op basis van een gelijk vervoerspotentieel;
-
q. vrachtauto's, touringcars en speciale voertuigen, die zijn uitgerust met een elektromotor
waarvoor de elektrische energie uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een
brandstofcel;
-
r. vrachtauto's, touringcars en speciale voertuigen, die:
-
1º. zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, waarvan
het vermogen van de verbrandingsmotor niet meer bedraagt dan 100 kW, en
-
2º. zijn uitgerust met een dieselmotor die zodanig is ontworpen en wordt gebruikt dat
de emissie vergelijkbaar is met of geringer is dan de emissie van een stads- of streekbus
met een dieselmotor die voldoet aan de eisen voor het jaar 2000, zoals vastgelegd
in rij A van punt 6.2.1. van bijlage I bij de in onderdeel m, 2°, genoemde richtlijn;
-
s. vrachtauto's, touringcars en speciale voertuigen, die:
-
1º. zijn uitgerust met een dieselmotor, en
-
2º. voldoen aan de eisen voor het jaar 2005, waarvoor de grenswaarden zijn vastgelegd
in rij B1 van punt 6.2.1. van bijlage 1 bij de in onderdeel m, 2°, genoemde richtlijn;
-
t. vrachtauto's, touringcars en speciale voertuigen, die:
-
1º. zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, en
-
2º. voldoen aan de eisen voor het jaar 2005, waarvoor de grenswaarden zijn vastgelegd
in rij C van punt 6.2.1. van bijlage 1 bij de in onderdeel m, 2°, genoemde richtlijn;
-
u. vrachtauto's, touringcars en speciale voertuigen, die per kilometer ten minste 20%
minder CO2 uitstoten dan vrachtwagens, touringcars en speciale voertuigen met een conventionele
aandrijving die ontworpen zijn voor dezelfde toepassing en die dezelfde brandstof
verbruiken, waarbij de vergelijking van de CO2-emissie zonodig geschiedt op basis van een gelijk vervoerspotentieel;
-
v. in afwijking van het vierde lid, onderdeel a, voor zover het een toepassingsproject
betreft, ten minste 25 vrachtauto's die:
-
1º. in gebruik zijn genomen op enig tijdstip, gelegen in het tijdvak vanaf 2 januari
1991 tot en met 31 december 2000, en
-
2º. zijn uitgerust met een installatie waarmee de uitstoot van deeltjes wordt beperkt
tot minder dan 0,02 g/kWh, gemeten volgens de methode die beschreven is in de in onderdeel
m, 2°, genoemde richtlijn;
-
w. bijzondere voertuigen die zijn uitgerust met een elektromotor waarvoor de elektrische
energie uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
x. bijzondere voertuigen die zijn uitgerust met een combinatie van een elektromotor
en een verbrandingsmotor, waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat
de elektrische energie voor een actieradius van ten minste zestien kilometer aaneengesloten
stadsverkeer uitsluitend wordt geleverd door een batterij of een brandstofcel;
-
y. bijzondere voertuigen die:
-
1º. door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzien zijn van de mogelijkheid
om op aardgas of lpg te rijden, of
-
2º. op aardgas of lpg rijden en voldoen aan eisen die vergelijkbaar zijn met de eisen
voor het jaar 2005, zoals vastgelegd in rij B van punt 5.3.1.4 van bijlage I bij de
in onderdeel e genoemde richtlijn;
-
z. vaartuigen die zijn uitgerust met een of meer dieselmotoren met een gezamenlijk asvermogen
van 500 kW tot 3000 kW, die bestemd zijn voor de voortstuwing van het vaartuig en
die zijn uitgerust met een systeem ter beperking van de uitstoot van stikstofoxiden,
waardoor het gehalte stikstofoxiden in de uitlaatgassen, gecorrigeerd voor het zuurstofgehalte,
onder praktijkomstandigheden met ten minste 75% wordt verminderd in vergelijking met
eenzelfde motor zonder dat systeem onder dezelfde omstandigheden;
-
aa. vaartuigen die zijn uitgerust met een of meer dieselmotoren met een gezamenlijk asvermogen
van 500 kW tot 3000 kW die bestemd zijn voor de voortstuwing van het vaartuig en die
zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat zij 20% minder CO2 uitstoten dan vergelijkbare vaartuigen onder dezelfde omstandigheden die op traditionele
wijze zijn ontworpen en gebouwd;
-
ab. vaartuigen die zijn uitgerust met een of meer aardgasmotoren die bestemd zijn voor
de voortstuwing van het vaartuig, met een gezamenlijk asvermogen van 100 kW tot 3000
kW, of
-
ac. vaartuigen die zijn uitgerust met een of meer dieselelektrische aandrijvingen met
een gezamenlijk asvermogen van 500 kW tot 3000 kW die bestemd zijn voor de voortstuwing
van het vaartuig.