Subsidieregeling energiebesparing huishoudens met lage inkomens

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-07-2005 t/m 31-12-2005

Subsidieregeling energiebesparing huishoudens met lage inkomens

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 15.13, eerste tot en met derde lid, 15.14 en 15.15 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. minister:

    Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    b. doelgroep:

    in Nederland wonende zelfstandige huishoudens die een besteedbaar huishoudensinkomen genieten in het eerste of tweede inkomensdeciel, bepaald aan de hand van het Regionaal Inkomensonderzoek 2000 van het Centraal Bureau voor de Statistiek, niet zijnde rechtspersonen.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan onder inkomensdeciel: groep van 10% van het totale aantal Nederlandse inkomens, uitgaande van een rangschikking van deze inkomens van laag naar hoog en verdeling daarvan in tien groepen van 10%.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verstrekken voor door de subsidieaanvrager uit te voeren projecten die beogen om de doelgroep te adviseren over en te ondersteunen bij energiebesparing binnen het huishouden, het treffen van eenvoudige energiebesparende voorzieningen daarbij inbegrepen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij de subsidieverlening worden aanvragen gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van deze regeling. De minister verdeelt het voor een bepaald jaar beschikbaar gestelde subsidiebedrag in de volgorde van geschiktheid van de projecten.

  • 2 De mate waarin een project blijk geeft van geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van deze regeling wordt bepaald aan de hand van de volgende beoordelingsaspecten:

    • a. de slaagkans van het project;

    • b. het belang van het project voor de vermindering van de uitstoot van CO2;

    • c. de mate waarin aannemelijk is dat met het project een zo groot mogelijk deel van de doelgroep wordt bereikt, met dien verstande dat aannemelijk dient te zijn dat ten minste 50% van de doelgroep wordt bereikt;

    • d. de mate waarin binnen het project aandacht wordt besteed aan de thema’s gezondheid en veiligheid van het binnenklimaat;

    • e. de mate waarin en de wijze waarop wordt samengewerkt met andere partijen;

    • f. de mate waarin in het project evenwichtig aandacht wordt besteed aan het verstrekken van adviezen over energiebesparing, het bevorderen van het treffen van eenvoudige energiebesparende voorzieningen en het ondersteunen van de doelgroep bij deelname aan andere regelingen gericht op energiebesparing;

    • g. de kosteneffectiviteit van het project, uitgedrukt in aantal euro's aangevraagde subsidie per ton verwachte vermindering van de uitstoot van CO2;

    • h. de mate waarin de aanvrager of andere betrokken partijen, niet zijnde de doelgroep, zelf de kosten van het project dragen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan het project toe te rekenen en door de subsidieaanvrager in de bij de subsidieverlening vermelde periode gemaakte en betaalde kosten:

    • a. loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de kolommen 3, 4 en 13 van de loonstaat van de betrokken medewerkers, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige betrekking, gedeeld door 1600, met een maximum uurloon van EUR 110,- inclusief BTW;

    • b. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

    • c. kosten van aanschaf van eenvoudige energiebesparende voorzieningen;

    • d. aan derden verschuldigde kosten ter zake van door hen verleende diensten;

    • e. reis- en verblijfkosten, tot een maximum van 10% van de kosten van het project;

    • f. algemene kosten, tot een maximum van 40% van de loonkosten, bedoeld onder a;

    • g. kosten van de in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, bedoelde controle, tot een maximum van acht uren en een maximum uurtarief van € 110,- inclusief omzetbelasting.

  • 2 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, kan de minister daarvoor een redelijk bedrag vaststellen, dat als subsidiabele kosten mede in aanmerking wordt genomen.

  • 3 Kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieaanvrager de omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

  • 4 Kosten van de verkrijging of het gebruik van meubilair, hulpmiddelen of apparatuur voor kantoorinrichting of kantoorinventaris zijn geen subsidiabele kosten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Onverminderd artikel 6 van het Besluit milieusubsidies wordt de hoogte van de subsidie bepaald met inachtneming van:

    • a. het gedeelte van de projectkosten dat door de aanvrager of andere betrokken partijen, niet zijnde de doelgroep, zelf wordt gedragen;

    • b. de mate waarin ter zake van het project andere subsidies kunnen of vermindering van belasting kan worden verkregen en

    • c. de mate waarin de aanvrager een eigen belang bij de uitvoering van het project heeft, te bepalen aan de hand van de door een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gecontroleerde geschatte waarde van profijt ten gevolge van goodwill en omzetstijging

  • 2 De subsidie per project bedraagt ten hoogste € 460.000,–.

  • 3 De subsidie bedraagt niet meer dan de subsidiabele kosten.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2005 bedraagt € 3.100.000,–.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Een project dient aan te vangen na de datum van de beschikking tot subsidieverlening en te zijn afgerond uiterlijk twee jaar na die datum.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening kan met ingang van 1 juli 2005 tot 1 oktober 2005 worden ingediend. De aanvraag kan worden ingediend door natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening of -vaststelling wordt gericht aan de minister en ingediend bij SenterNovem, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Er is een Adviescommissie Tender energiebesparing huishoudens met lage inkomens (Teli), die tot taak heeft de minister te adviseren over aanvragen tot subsidieverlening.

  • 2 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste acht andere leden.

  • 3 De voorzitter en de leden worden benoemd door de minister voor een termijn van ten hoogste vier jaar. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

  • 4 De commissie stelt haar werkwijze vast.

  • 5 Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op een aanvraag.

  • 6 De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 7 De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 8 In het secretariaat van de commissie wordt voorzien door SenterNovem.

  • 9 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij SenterNovem. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeslagen in het archief van SenterNovem.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Personen in dienst van SenterNovem en van het Inspectoraat Generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer die daartoe zijn aangewezen, zijn bevoegd van de subsidieaanvrager inlichtingen te vorderen en zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2006, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidie die voor die datum is verleend.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling energiebesparing huishoudens met lage inkomens.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 december 2001

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes

Naar boven